HR, 06-10-2017, nr. 17/03390
ECLI:NL:HR:2017:2558
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
06-10-2017
- Zaaknummer
17/03390
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:2558, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06‑10‑2017; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:1018, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:1018, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑09‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:2558, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 06‑10‑2017
Inhoudsindicatie
Cassatieprocesrecht. Art. 426a lid 1 Rv. Niet-ontvankelijkheid. Verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad.
Partij(en)
6 oktober 2017
Eerste Kamer
17/03390
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoekster] ,handelende onder de naam [A] ,wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKSTER tot cassatie,
t e g e n
[verweerster],gevestigd te [plaats], België,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/17/152680/HA RK 16-87 van de rechtbank Noord-Nederland van 13 april 2017.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft geen verweerschrift ingediend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoekster] in haar cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het op 12 juli 2017 ingekomen verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad.Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoekster] in haar beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar cassatieberoep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op 6 oktober 2017.
Conclusie 01‑09‑2017
Inhoudsindicatie
Cassatieprocesrecht. Art. 426a lid 1 Rv. Niet-ontvankelijkheid. Verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad.
Zaaknr: 17/03390
mr. E.M. Wesseling-van Gent
Zitting: 1 september 2017
Conclusie art. 80a RO inzake:
[verzoekster]
tegen
[verweerster]
1. Bij beschikking van 13 april 2017 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, het namens verzoekster tot cassatie (hierna: verzoekster) ingediende verzet tegen de beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland van 23 juni 2016 ongegrond verklaard. In genoemde beschikking van de voorzieningenrechter is verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland verleend van de beslissing van 27 juni 2014 gewezen door de 5e kamer van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde te Dendermonde (België) met referentienummer AR 13/1132/A.
2. Bij brief van 12 juli 2017 met bijlagen (hierna: het verzoekschrift), ingekomen ter griffie van de Hoge Raad op 12 juli 2017, heeft de advocaat van verzoekster namens verzoekster beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 13 april 2017 met zaaknummer/rekestnummer C/17/152680/HA RK 16-87.
3. Het verzoekschrift is ondertekend door de advocaat van verzoekster. Deze advocaat is evenwel geen advocaat bij de Hoge Raad.
4. Een medewerker dossierbehandeling van de Hoge Raad heeft de advocaat van verzoekster bij brief van 18 juli 2017 bericht dat het ingediende verzoekschrift niet op de juiste wijze was ingediend omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad en voorts dat dit verzuim binnen twee weken na ontvangst van het verzoekschrift op de griffie kan worden hersteld door indiening van hetzelfde verzoekschrift met bijlagen ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad.
5. Bij brief van 26 juli 2017, ingekomen ter griffie van de Hoge Raad op 26 juli 2017, heeft de advocaat van verzoekster de Hoge Raad verzocht een extra termijn van twee weken te verlenen om het verzuim te herstellen in verband met de moeilijkheid om in deze vakantieperiode een cassatieadvocaat te vinden.
6. De gerechtssecretaris van de Hoge Raad heeft de advocaat van verzoekster bij brief van26 juli 2017 namens de rolraadsheer van de Hoge Raad bericht dat geen verder uitstel wordt verleend voor herstel van het verzuim, nu de termijn van twee weken voor herstel van het verzuim een advocaat bij de Hoge Raad te stellen op vaste rechtspraak berust en de termijn niet wordt verlengd op de grond dat een procespartij niet is geslaagd in het tijdige herstel van het verzuim.
7. Van de geboden mogelijkheid tot herstel van het gebrek is binnen de gegeven termijn geen gebruik gemaakt. Het niet herstellen van het gebrek in het verzoekschrift brengt mee dat niet is voldaan aan het vereiste in art. 426a lid 1 Rv (vgl. HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:833, RvdW 2014/559) en dat verzoekster niet-ontvankelijk is.
De in de brief van de advocaat van verzoekster van 26 juli 2017 genoemde omstandigheid doet daaraan niet af.
8. De conclusie strekt derhalve tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoekster in haar cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G