Rb. Noord-Nederland, 28-01-2014, nr. KL-367369 - CV EXPL 11-10064 E
ECLI:NL:RBNNE:2014:386
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
28-01-2014
- Zaaknummer
KL-367369 - CV EXPL 11-10064 E
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2014:386, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 28‑01‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Op tegenspraak)
Uitspraak 28‑01‑2014
Inhoudsindicatie
bewijswaardering, partij niet als getuige verschenen ondanks behoorlijke oproeping
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 367369 \ CV EXPL 11-10064
vonnis van de kantonrechter d.d. 28 januari 2014
inzake
[A],
wonende te [woonplaats 1],
eiseres,
gemachtigde: MediCas B.V.,
tegen
[B],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde,
gemachtigde: mr. T. Bijlsma.
Partijen zullen hierna[A] en [B] worden genoemd.
Procesverloop
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 augustus 2012
- de akte overlegging producties van[A]
- het proces-verbaal van niet-gehouden getuigenverhoor van 9 november 2012
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 5 december 2012
- het proces-verbaal van niet-gehouden getuigenverhoor van 2 oktober 2013
- de conclusie na enquête van[A]
- de antwoordconclusie na enquête van [B].
1.2. Ten slotte is wederom vonnis bepaald.
1.3. Het bestuur van deze rechtbank heeft besloten per 1 juli 2013 de behandeling van de zaken van de locatie Heerenveen te verplaatsen naar de locatie Leeuwarden, Zaailand 102, 8911 BN te Leeuwarden. Heerenveen blijft onderdeel van de Rechtbank Noord-Nederland, totdat de minister van Veiligheid en Justitie het besluit heeft genomen de locatie Heerenveen formeel te sluiten. De uitspraak in deze zaak vindt daarom te Leeuwarden plaats.
1.4. In de antwoordconclusie na enquête van [B] maakt [B] bezwaar tegen de conclusie na enquête van[A], nu die conclusie niet tijdig zou zijn ingediend. Het is juist dat[A] haar conclusie na enquête twee dagen na de roldatum heeft ingediend. De kantonrechter acht deze gang van zaken evenwel niet in strijd met de eisen van een goede procesorde, omdat [B] hierdoor niet op onredelijke wijze in zijn verdediging is bemoeilijkt. Blijkens de inhoud van de antwoordconclusie na enquête is [B] immers in staat geweest om inhoudelijk op de stellingen van[A] te reageren. De conclusie na enquête van[A] wordt daarom niet geweigerd en behoort tot de processtukken.
Motivering
De verdere beoordeling2.
2.1. De rechtbank heeft bij voornoemd tussenvonnis[A] opgedragen te bewijzen:
a. dat[A] de in dat vonnis onder 2.6 genoemde bedragen, met uitzondering van de bedragen waarover in rechtsoverweging 2.11 van dat vonnis reeds is beslist, aan of ten behoeve van [B] heeft betaald; en
b. dat partijen afgesproken hebben dat [B] deze bedragen aan[A] zal terugbetalen.
2.2.[A] heeft ter uitvoering van deze bewijsopdracht bij akte stukken overgelegd en haar dochter [C] als getuige voorgebracht. Van dat verhoor is op 5 december 2012 proces-verbaal opgemaakt, waarvan de inhoud als in dit vonnis ingelast moet worden beschouwd. Tevens heeft[A] [B] als getuige opgeroepen, die vervolgens niet is verschenen. [B] heeft afgezien van tegenverhoor.
2.3. De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis. De kantonrechter zal thans beoordelen of[A] in het leveren van het haar opgedragen bewijs is geslaagd. In dit verband overweegt de kantonrechter dat[A] niet als getuige een verklaring heeft afgelegd, terwijl de door haar ter comparitie afgelegde verklaring omtrent de door haar te bewijzen feiten geen bewijs in haar voordeel kan opleveren (artikel 88 lid 4 Rv).
2.4. Met betrekking tot bewijsonderdeel a. overweegt de kantonrechter als volgt:
- voorgeschoten contanten ad € 5.000,00
2.4.1.[A] heeft ten bewijze van deze post afschriften van ABN Amro overgelegd, waaruit blijkt dat zij op 17 februari 2010 € 3.000 en op 20 februari 2010 € 1.000 van haar bankrekening heeft opgenomen. Nergens blijkt echter uit dat[A] deze bedragen aan [B] heeft overhandigd. Kwitanties ontbreken en getuige [C] heeft hieromtrent niets waargenomen. Het bewijs is op dit punt niet geleverd.
- Health City Beheer ad € 81,25
2.4.2.[A] heeft ten bewijze van deze post een bankafschrift van ABN Amro overgelegd. Hieruit blijkt weliswaar dat er op 26 maart 2010 twee bedragen door Health City Beheer zijn geïncasseerd, maar de afschrijvingen hebben betrekking op verschillende maanden (april en maart) terwijl er geen namen vermeld zijn. Hiermee is dus niet bewezen dat[A] de gevorderde bedragen ten behoeve van [B] heeft voldaan.
- Vodafone Libertel ad € 72,54 en Telfort ad € 329,14
2.4.3.[A] heeft ten bewijze van deze posten twee kassabonnen en enkele facturen van Vodafone en Telfort overgelegd. Ter comparitie heeft[A] verklaard dat het gaat om door haarzelf afgesloten abonnementen, maar dat voornamelijk [B] hiermee heeft gebeld. Dat deze bedragen ten behoeve van [B] zijn betaald blijkt voorts, aldus[A], uit het feit dat beide telefoons/abonnementen in Leeuwarden zijn gekocht terwijl[A] in [woonplaats 1] ([provincie]) woonde. [B] heeft, mede gelet op de door[A] overgelegde stukken, naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende weersproken dat hij de telefoons van[A] gebruikt heeft. Uit de kassabonnen blijkt bovendien dat de abonnementen van Telfort en Vodafone kort achtereen (op 3 en op 12 maart 2010) afgesloten zijn bij Belcompany in Leeuwarden. Daarmee acht de kantonrechter bewezen dat[A] telefoonkosten ten behoeve van [B] heeft voldaan. Maar omdat uit de overgelegde facturen van Vodafone en Telfort niet kan worden afgeleid hoeveel [B] met de telefoons gebeld heeft, en hoeveel[A], gaat de kantonrechter ervan uit dat beiden een gelijk aandeel in de telefoonkosten hebben gehad. De gevorderde bedragen zullen daarom hooguit tot de helft kunnen worden toegewezen.
- Beschikkingen kenteken [kenteken 1] ad € 88,00
2.4.4.[A] heeft ten bewijze van deze post onder meer de betreffende verkeersbeschikkingen overgelegd. Het betreft snelheidsovertredingen die zijn begaan op 26 en 27 juni 2010 in [woonplaats 2]. Ook heeft[A] een vooraankondiging naheffingsaanslag/boetebeschikking overgelegd, waaruit blijkt dat de geldigheid van het kentekenbewijs was geschorst vanaf 25 februari 2010. In de toelichting op de overgelegde stukken heeft[A] gesteld zelf geen rijbewijs te hebben en dat [B] had toegezegd deze auto naar de sloop te brengen. Dit heeft [B] vervolgens niet weersproken. Mede gelet op de plaats waar de overtredingen zijn begaan, [woonplaats 2], acht de kantonrechter daarom bewezen dat[A] de gevorderde bedragen ten behoeve van [B] heeft voldaan.
2.5. Met betrekking tot bewijsonderdeel b. overweegt de kantonrechter als volgt:
2.5.1. Uit de door[A] overgelegde aanvullende producties blijkt dat [B] in een sms van 1 mei 2010 aan[A] heeft geschreven: "terug krijgt en de rest ook krijg je ook (…) ik ga volgende week voor goed naar duitsland en voor die tijd heb jij je spullen (…) jij krijgt alles terug". In een e-mail van 6 juli 2010 heeft [B] voorts aan[A] geschreven: "ik betaal het zo ook als het andre betaald heb".
2.5.2. [C] heeft verklaard dat [B] in een telefoongesprek op 30 april 2010 tegen haar heeft gezegd dat het geld er snel aan zou komen. [B] heeft deze getuigenverklaring in de antwoordconclusie na enquête weersproken. Hij stelt daarin dat het telefoongesprek met [C] een andere inhoud had. De kantonrechter gaat op de voet van het bepaalde in artikel 164 lid 3 Rv aan de verklaring van [B] in de antwoordconclusie voorbij, omdat [B] niet - na behoorlijk opgeroepen te zijn - als getuige is verschenen en hij zijn eigen verklaring niet ten overstaan van de rechter heeft afgelegd. Aan zijn verklaring kent de kantonrechter daarom minder waarde toe dan aan de verklaring van [C].
2.5.3. Naar het oordeel van de kantonrechter is[A] door middel van de getuigenverklaring van [C], mede bezien in samenhang met de genoemde stukken en de daaruit blijkende gegevens, geslaagd te bewijzen dat partijen afgesproken hebben dat [B] de bedragen die[A] ten behoeve van hem heeft betaald aan haar zal terugbetalen.
Resumé
2.6. Uit het voorgaande volgt dat[A] grotendeels in het door haar te leveren bewijs is geslaagd. Met inachtneming van hetgeen de kantonrechter in 2.11 van het tussenvonnis reeds heeft beslist, zal [B] worden veroordeeld om de volgende bedragen aan[A] te betalen:
- Vodafone Libertel 50% van € 72,54 € 36,27
- Telfort 50% van € 329,14 € 164,57
- Beschikkingen kenteken [kenteken 1] € 88,00
- Wegenbelasting, parkeerbeschikkingen
en boetes kenteken [kenteken 2] € 608,10
Totaal € 896,94.
2.7. De gevorderde contractuele rente wordt afgewezen, nu nergens uit blijkt dat de door[A] overgelegde algemene voorwaarden van toepassing zijn op de rechtsverhouding tussen partijen.[A] heeft ter comparitie desgevraagd verklaard dat er van medische dienstverlening geen sprake is geweest.
2.8. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport BGK-integraal - worden afgewezen.[A] heeft nagelaten een omschrijving te geven van de voor haar rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. De kosten waarvan[A] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
2.9. [B] zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten voor het niet-gehouden getuigenverhoor van 9 november 2012 blijven voor rekening van[A], nu het niet verschijnen van getuige [C] redelijkerwijs niet aan [B] toegerekend kan worden. De proceskosten aan de zijde van[A] worden vastgesteld op:
- explootkosten € 90,81
- overige kosten € 7,50
- griffierecht € 202,00
- salaris gemachtigde € 500,00 (5 punten x tarief € 100,00)
Totaal € 800,31.
Beslissing
De kantonrechter:3.
3.1. veroordeelt [B] tot betaling aan[A] van een bedrag groot € 896,94;
3.2. veroordeelt [B] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van[A] vastgesteld op € 800,31;
3.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. M. Sanna, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 292
mlz 133