Rb. 's-Hertogenbosch, 12-04-2012, nr. 792584
ECLI:NL:RBSHE:2012:BW2443
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
12-04-2012
- Zaaknummer
792584
- LJN
BW2443
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSHE:2012:BW2443, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 12‑04‑2012; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 12‑04‑2012
Inhoudsindicatie
Groepsaansprakelijkheid bij onrechtmatig handelen. Buiten de meter om aftappen van elektriciteit. Gedaagden zijn strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld voor het deelnemen aan een criminele organisatie en het medeplegen van hennepteelt. De organisatie heeft daartoe gebruik gemaakt van een pand waarin het elektriciteitsnet zodanig was ingericht dat het stroomverbruik niet via de meter werd geregistreerd. Onduidelijk is welke rol de gedaagden precies binnen de organisatie hebben vervuld. Evenzeer is onduidelijk wie de huurder van het pand is geweest. De leden van de criminele organisatie die de hennepkwekerij heeft ingericht en onderhouden zijn elk hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door de onrechtmatige gedragingen van de leden van de organisatie is ontstaan, waaronder de schade van Enexis als gevolg van de diefstal/verduistering van stroom. De vraag wat ieders individuele betrokkenheid bij de inrichting van de kwekerij is geweest is speelt een rol bij de beoordeling van eventuele regresvorderingen tussen de leden van de criminele organisatie onderling maar is, gelet op het hoofdelijk karakter van de aansprakelijkheid tegenover Enexis, voor de beoordeling in deze zaak verder niet van belang. (Art. 140 Sr.; art. 161 Rv.; art. 6:166 BW)
Partij(en)
Kantonrechter te 's-Hertogenbosch
Zaaknummer : 792584
Rolnummer : 10574/11
Uitspraak : 12 april 2012
In de zaak van:
de besloten vennootschap Enexis B.V.,
gevestigd te Rosmalen,
eiseres,
gemachtigde: mr. G.E.M.C. Reinartz,
Postbus 4046, 5604 EA Eindhoven,
t e g e n :
1. A,
wonende te (…),
procederend in persoon,
2. B.,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet verschenen,
3. C.,
wonende te (…),
procederend met rechtsbijstand ingevolge toevoeging van de
Raad voor de Rechtsbijstand d.d. (…), nr. (…),
gemachtigde: mr. M.C.L. Gimbrère,
Postbus 44, 5201 AA 's-Hertogenbosch,
4. D.,
wonende te (…),
niet verschenen,
gedaagden.
1. De procedure.
Eiseres heeft bij dagvaarding gesteld en gevorderd als na te melden. Gedaagden sub 1 en sub 3 zijn in rechte verschenen en hebben schriftelijk verweer gevoerd dan wel een conclusie van antwoord genomen. Vervolgens heeft eiseres gerepliceerd en hebben gedaagden sub 1 en sub 3 andermaal schriftelijk gereageerd c.q. gedupliceerd. Daarna is vonnis bepaald. Onder de genoemde processtukken bevonden zich tevens de in die stukken nader aangeduide producties.
Partijen zullen verder worden aangeduid als “Enexis”, “A.” en “C.” (voor gedaagde sub 3).
2. Het geschil.
- 1.
Enexis vordert wegens buiten de daarvoor bestemde meter om afgenomen stroom (€ 6.991,86), wegens administratiekosten (€ 260,=), wegens afsluitkosten (€ 43,80) en wegens kosten fraude-inspecteur (€ 455,=) betaling van in totaal € 7.750,66, te vermeerderen met rente en kosten als vermeld in de dagvaarding en alles uitvoerbaar bij voorraad.
Enexis legt hieraan ten grondslag dat op het adres Lange Beijerd 1 te Cuijk buiten de daartoe bestemde meter om elektriciteit is afgenomen ten bate van de teelt van hennep. De elektriciteitsaansluiting stond op naam van X.. Deze naam is valselijk opgegeven door A. ter verkrijging van de aansluiting. Gedaagde sub 2 en C. waren de personen die de kwekerij feitelijk exploiteerden. Uit de verklaring van A. tegenover de politie leidt Enexis af dat A. het pand aan de Lange Beijerd 1 te Cuijk huurde in opdracht van gedaagde sub 4. Tussen gedaagden en Enexis is een overeenkomst tot levering van stroom tot stand gekomen. Mocht de kantonrechter anders oordelen, dan kan in elk geval worden aangenomen dat gedaagden jegens Enexis onrechtmatig hebben gehandeld door stroom te verbruiken buiten de meter om. Enexis heeft daardoor schade geleden als gevorderd.
Voor de verder feitelijke onderbouwing van haar vordering zij verwezen naar de inhoud van de dagvaarding.
- 2.
A. heeft hiertegen tot verweer aangevoerd dat hij niet verantwoordelijk is voor de tenaamstelling van de elektriciteitsaansluiting op het adres Lange Beijerd 1 te Cuijk. Gedaagde sub 4 en de heer Y. hebben het bedrijf van A. (Pandbeheer B.V.) benaderd om een huurcontract op te stellen betreffende dit pand met Y. als verhuurder en D. als huurder. Omdat vervolgens contact met de heer D. niet meer mogelijk bleek, heeft A. op verzoek van de makelaar, die een naam moest hebben voor de huurder op het huurcontract, de naam van X. opgegeven.
3. C. heeft tegen de vordering tot verweer aangevoerd dat in het geheel geen overeenkomst bestaat tussen hem en Enexis. Evenmin heeft C. onrechtmatig gehandeld jegens Enexis. C. maakt voorts bezwaar tegen de wijze waarop Enexis haar dagvaarding heeft ingericht. Enexis maakt nauwelijks onderscheid tussen de vier gedaagden en hun rol in het geheel. C. wordt daardoor in de mogelijkheid om zich te verweren belemmerd. C. is op geen enkele wijze betrokken geweest bij de huur van het pand. Evenmin was hij op de hoogte van het feit dat daarin illegaal stroom werd afgetapt. Hij is daar ook niet strafrechtelijk voor veroordeeld. Uit de overgelegde stukken, meer in het bijzonder het proces-verbaal van politie, blijkt ook niet van betrokkenheid van C. bij het illegaal aftappen van stroom.
Ten slotte betwist C. het bestaan en de omvang van de door Enexis gestelde schade, de verschuldigdheid van de gevorderde rente en de gevorderde kosten en bepleit hij een veroordeling van Enexis in de kosten van het geding.
4.1. In reactie op het verweer van C. heeft Enexis bij repliek aangevoerd dat uit de strafrechtelijke veroordeling van C. voor – zakelijk weergegeven – deelname aan een criminele organisatie en het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, aanhef en onder B van de Opiumwet in de periode van april 2008 tot en met 21 april 2009 voldoende blijkt van zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij in het pand in kwestie. De kennis, handelingen en aansprakelijkheden van de leden van een criminele organisatie kunnen en moeten aan alle leden van die organisatie worden toegerekend. Op grond van zijn betrokkenheid bij deze organisatie wist hij van het illegaal aftappen, althans had hij daarvan kunnen of moeten weten.
Enexis is niet rauwelijks tot dagvaarding overgegaan, want in het exploot van dagvaarding was een sommatie opgenomen om te betalen. Had C. aan die sommatie voldaan, dan had hij zich de proceskosten kunnen besparen. Overigens blijkt al uit de proceshouding van C. dat een incassotraject voorafgaand aan deze procedure zinloos zou zijn geweest. Voor het overige heeft Enexis in haar vordering en de onderbouwing daarvan volhard.
- 4.2.
In reactie op het verweer van A. heeft Enexis nog opgemerkt dat ook hij strafrechtelijk is veroordeeld voor de hiervoor al genoemde feiten. Ook zijn vonnis is in kracht van gewijsde gegaan. Op grond van het bepaalde in artikel 161 Rv. heeft ook dat vonnis dwingende bewijskracht. Hetgeen omtrent kennis en aansprakelijkheden is opgemerkt in reactie op het verweer van C. voert Enexis ook aan als reactie op het verweer van A.. Feitelijk was A. de huurder van het pand. Hij had in elk geval de beschikkingsmacht over het pand.
- 5.
A. heeft daarop volhard in zijn verweer. Hij heeft de relevantie van de strafrechtelijke veroordeling voor deze zaak betwist en nog eens opgemerkt dat noch zijn naam, noch de naam van zijn besloten vennootschap Pandbeheer B.V. voorkomt op enig contract met of van Enexis. A. legt de verantwoordelijkheid bij de eigenaar van het pand, volgens hem Kroft.
- 6.
Ook C. heeft bij dupliek volhard in zijn verweer. Om persoonlijke redenen heeft hij afgezien van het instellen van hoger beroep tegen het veroordelend strafvonnis. Het strafvonnis zegt niets over de wijze of de mate van betrokkenheid van C. bij de kwekerij in het desbetreffende pand.
- 3.
De beoordeling.
- 7.
Ten aanzien van de gedaagden sub 2 en sub 4 (B. en D.) geldt dat zij tegen de vordering geen enkel verweer hebben gevoerd. Voor wat hen betreft komt de vordering de kantonrechter – behoudens hetgeen hierna wordt overwogen ten aanzien van de gevorderde administratiekosten - niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat het gevorderde met inachtneming van de beslissing over die administratiekosten in elk geval tegenover hen toewijsbaar is.
- 8.
Voor wat betreft A. en C. stelt de kantonrechter vast dat geen meningsverschil bestaat over de navolgende feiten. Op 9 november 2008 heeft een doorzoeking plaatsgevonden van het pand aan de Lange Beijerd 1 te Cuijk. Dit pand behoorde in eigendom toe aan Y. dan wel een B.V. van deze persoon. In het pand is bij die gelegenheid een hennepkwekerij aangetroffen. Voorts is geconstateerd dat in het pand stroom werd verbruikt buiten de daar geplaatste meter om.
Enexis is de beheerder van het transportnetwerk waarlangs in dit pand stroom wordt geleverd. De netwerkbeheerder is aansprakelijk voor het verschil tussen de door de stroomproducenten aangeleverde hoeveelheid stroom en de via meterregistratie opgenomen hoeveelheid verbruikte stroom (het zogenaamde “netwerkverlies”).
- 9.
Het standpunt van Enexis dat tussen haar en A. of C. een overeenkomst tot stand is gekomen wordt verworpen. Een overeenkomst komt tot stand door aanvaarding van een daartoe strekkend aanbod. Voor zover al kan worden geoordeeld dat het plaatsen van een meter in een pand een stilzwijgend aanbod is tot het aangaan van een transportovereenkomst met Enexis, moet worden geoordeeld dat in elk geval als onderdeel (en voorwaarde) van dat aanbod heeft te gelden dat de aanvaarder daarvan de stroom afneemt via de meter en voor het geregistreerde verbruik een transportvergoeding betaalt aan Enexis. Door het leidingwerk zodanig aan te passen dat de stroom in het pand buiten de meter om wordt verbruikt geeft de (eind)verbruiker nu juist te kennen dat hij die in het aanbod inbegrepen voorwaarden voor het aangaan van de overeenkomst (registratie van het verbruik en betaling van de transportkosten voor het geregistreerde verbruik) nu juist niet wil aanvaarden. Daarin zit hem nu net de crux van het illegaal aftappen van stroom. Van enige (stilzwijgende) aanvaarding van een (evenzeer stilzwijgend) aanbod kan dus geen sprake zijn.
- 10.
Ook van een expliciete aanvaarding door A. of C. van een aanbod van Enexis is niet gebleken. Dat A. of C. aan Enexis opdracht heeft gegeven om de aansluiting op het pand Langer Beijerd 1 te Cuijk op naam van één van te stellen is niet gesteld en ook niet gebleken. Evenmin heeft Enexis gesteld of aannemelijk gemaakt dat A. of C. ook een overeenkomst tot levering van stroom zijn aangegaan met een stroomleverancier, waaruit – zoals uit haar redenering en de jurisprudentie volgt – mede een overeenkomst ontstaat met de netwerkbeheerder. De slotsom kan dan geen andere zijn dan dat niet afdoende is gebleken dat tussen Enexis en A. of tussen Enexis en C. enige verbintenis uit overeenkomst is ontstaan. Zeven pagina’s aan citaten uit jurisprudentie maken dit niet anders.
- 11.
Het voorgaande sluit echter niet uit dat er een andersoortige verbintenis is ontstaan tussen Enexis en A. en/of tussen Enexis en C., meer in het bijzonder een verbintenis tot vergoeding van schade wegens onrechtmatig handelen, zoals subsidiair door Enexis aan haar vordering ten grondslag gelegd. Het illegaal aftappen van stroom is bij uitstek onrechtmatig tegenover de netwerkbeheerder, omdat deze gehouden is tegenover de stroomproducenten het netwerkverlies te vergoeden. Het verbruik van stroom zonder registratie via de daarvoor bestemde meter leidt tot een toename van het netwerkverlies en daarmee tot (een toename van de) schade uit dien hoofde voor de netwerkbeheerder.
- 12.
Ingevolge het bepaalde in artikel 6:166, lid 1 BW bestaat een hoofdelijke aansprakelijkheid voor deelnemers aan een groep wanneer door één van hen onrechtmatig schade wordt toegebracht en de kans op het toebrengen van die schade de (overige) deelnemers aan die groep had behoren te weerhouden van hun gedraging in groepsverband. Daaraan is als voorwaarde verbonden dat de gedragingen de leden van de groep moeten kunnen worden toegerekend.
- 13.
De kantonrechter stelt vast dat onweersproken is dat zowel A. als C. strafrechtelijk zijn veroordeeld voor het deelnemen aan een criminele organisatie in de periode van april 2008 tot 21 april 2009. Zowel A. als C. zijn voorts veroordeeld voor hun betrokkenheid bij de teelt van hennep. Afschriften van de desbetreffende uitspraken van 2 juli 2010 zijn als producties 21 (betreffende C.) en 23 (betreffende A.) bij repliek in het geding gebracht. Niet weersproken is voorts dat de organisatie in kwestie betrokken is geweest bij de kwekerij in het pand Lange Beijerd 1 te Cuijk. C. betwist weliswaar bij dupliek wel zijn persoonlijke betrokkenheid bij die kwekerij, maar niet de betrokkenheid van de organisatie daarbij, noch zijn betrokkenheid bij de desbetreffende organisatie. Dat geldt evenzeer voor de reactie (dupliek) van A..
- 14.
Gelet op de dwingende bewijskracht van het strafrechtelijk vonnis en gelet op de omstandigheid dat A. en C. de juistheid van dat oordeel niet gemotiveerd betwisten, staat de betrokkenheid van A. en C. als lid van de groepering die (onder meer) in het pand aan de Lange Beijerd 1 te Cuijk een hennepkwekerij heeft ingericht en geëxploiteerd afdoende vast. Bij gebrek aan deugdelijk gemotiveerde betwisting van de juistheid van die veroordeling bestaat geen grond om A. of C. op dit punt nog tot tegenbewijs toe te laten, nog afgezien van de omstandigheid dat zij dat bewijs ook niet hebben aangeboden.
- 15.
De kantonrechter is van oordeel dat de schadeveroorzakende handeling (het illegaal aftappen van stroom) ook aan A. en C. toegerekend kan worden, omdat het een feit van algemene bekendheid is (en zeker bekend is in kringen van criminele organisaties die zich bezig houden met de georganiseerde productie van hennep) dat het inrichten en exploiteren van kwekerijen gepaard gaat met het illegaal aftappen van stroom, al was het maar om te voorkomen dat uit het stroomverbruik van een pand kan worden afgeleid dat zich daarin een hennepkwekerij bevindt. De deelnemers aan de organisatie, waaronder naar strafrechtelijk is vastgesteld A. en C., moeten daarom op de hoogte zijn geweest van het feit, althans van het bestaan van de aanmerkelijke kans, dat tot de gedragingen van de organisatie ook het illegaal aftappen van stroom behoorde, waarvan hiervoor al is overwogen dat het onrechtmatig handelen jegens Enexis oplevert waardoor Enexis schade leidt. De wetenschap hiervan had A. en C. moeten weerhouden van hun gedragingen in het groepsverband van de betreffende organisatie.
- 16.
De mate waarin de gedraging (illegaal stroom aftappen) in relatie tot de overige deelnemers aan de criminele organisatie individueel kan worden toegerekend aan A. en C. zelf is verder in de rechtsverhouding tot Enexis niet van belang, omdat zij tegenover Enexis hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de volledig geleden schade. De mate van concrete betrokkenheid van A. en C. bij de onrechtmatige handeling zelf is van belang bij de vaststelling van hun aandeel in de schade, wanneer zij gebruik maken van de mogelijkheid om regres te nemen op de overige deelnemers aan de organisatie, maar die kwestie maakt geen onderwerp uit van deze zaak.
- 17.
Het voorgaande voert de kantonrechter dan tot het oordeel dat het verweer van A. en C., voor zover gericht tegen de stellingname dat zij op grond van onrechtmatig handelen aansprakelijk zijn voor de door Enexis als gevolg van het illegaal aftappen van stroom in het pand aan de Lange Beijerd 1 te Cuijk, niet kan slagen. Dat Enexis als gevolg van dit handelen schade heeft geleden is hiervoor ook al vastgesteld.
- 18.
Meest subsidiair is door C. nog de omvang van de gevorderde schade ter discussie gesteld. Uit de aard van het onrechtmatig handelen volgt dat de juiste hoeveelheid buiten de meter om gebruikte stroom niet exact valt vast te stellen. Dat brengt met zich mee dat met betrekking tot de omvang van de schade van een partij als Enexis niet meer verlangd kan worden dan een beredeneerde onderbouwing, op grond van de feiten zoals die ten tijde van het vinden van de kwekerij zijn vastgesteld, in combinatie met ervaringen die eerder in dit soort gevallen zijn opgedaan. In het geval waarin een partij als C. de juistheid van het gevorderde schadebedrag betwist, is het dan aan Reuvers om feiten en/of omstandigheden te stellen op grond waarvan in relevante mate kan worden getwijfeld aan de juistheid van de door Enexis gemaakte berekening.
- 19.
Enexis heeft haar vordering onderbouwd met de feiten en ervaringen zoals weergegeven in punt 8 van de dagvaarding en een gespecificeerde berekening, opgenomen onder punt 9 van de dagvaarding. C. heeft bij antwoord (onder 30) aangevoerd dat de hoogte van de vor-dering niet zou zijn onderbouwd. Dat standpunt is echter, gelet op het hiervoor overwogene, niet juist. C. betwist bij gebrek aan wetenschap dat Enexis enig bedrag aan stroomleveranciers heeft moeten voldoen. Dat gebrek aan wetenschap wordt echter ondervangen door de mede-delingen dienaangaande zijdens Enexis, zowel in de dagvaarding als in de conclusie van repliek. Vervolgens heeft C. op dit punt niet meer inhoudelijk gereageerd in de conclusie van dupliek. Voor zover daar al niet uit kan worden afgeleid dat C. zijn verweer tegen de omvang van de schade niet langer handhaaft, heeft in elk geval te gelden dat het wel gevoerde verweer geen inhoudelijke betwisting van de door Enexis aangevoerde feiten (ten aanzien van aangetroffen materialen en de omvang van de kweekperiode) behelst, noch een gemotiveerde betwisting van de juistheid van de ervaringsgegevens waarop Enexis haar berekening van de schade heeft gebaseerd. Ook de juistheid van de berekening zelf is door C. niet aan-gevochten. In dat geval kan het verweer van C. tegen de omvang van de schade ook niet slagen. Bewijs dienaangaande hoeft aan Enexis niet te worden opgedragen, want dat komt pas aan de orde bij een voldoende deugdelijke betwisting van de door haar aan haar vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden. Die ontbreekt in dit geval. De slotsom is dan dat de omvang van de berekende schade als gevolg van het verbruiken van stroom buiten de meter om, een bedrag van € 6.991,86, afdoende is aangetoond.
- 20.
Voor zover Enexis daarnaast nog administratiekosten vordert ter vergoeding van de kosten van interne medewerkers merkt de kantonrechter op dat de aanstelling van personeel een kwestie is waarin elk bedrijf zijn of haar eigen keuzes maakt. Het behoort tot de normale bedrijfskosten voor een bedrijf als dat van Enexis om een incasso-afdeling te bemensen. Daartoe te maken kosten betreffen (normale) bedrijfskosten waarvan mag worden aangenomen dat zij zijn verdisconteerd in de door Enexis gehanteerde tarieven. Redenen om die kosten dan door te berekenen aan partijen als gedaagden acht de kantonrechter, hoe sympathiek op het eerste oog de gedachte ook is, niet aanwe-zig, behoudens waar het gaat om redelijkerwijs te maken kosten ter vaststelling van aansprakelijk-heid, één en ander als bedoeld in artikel 6:96 BW. Om die reden acht de kantonrechter geen termen aanwezig om de gevorderde vergoedingen ad € 260,= wegens administratiekosten toe te wijzen.
- 21.
De noodzaak tot het oprichten en in stand houden van een afdeling fraudebestrijding hangt echter wel samen met activiteiten van groeperingen als die waar A. en C. onderdeel van hebben uitgemaakt. Om te kunnen komen tot een begroting van de schade is de inschakeling van een inspecteur niet onredelijk. De kosten die samenhangen met een onderzoek van een dergelijke medewerker kunnen worden beschouwd als redelijke kosten tot vaststelling van aansprakelijkheid en de omvang van de geleden schade. Die kosten, door Enexis onweersproken berekend op € 455,=, komen in dat geval wel voor toewijzing in aanmerking.
- 22.
De verschuldigdheid van de wettelijke rente vloeit voort uit het bepaalde in artikel 6:119 BW. Omdat de verbintenis voortvloeit uit een onrechtmatig handelen, was een ingebrekestelling niet nodig om in verzuim te geraken. De rente is in beginsel verschuldigd vanaf de dag waarop het schadeveroorzakend feit heeft plaatsgevonden. Enexis vordert de rente vanaf de dag waarop dat is geconstateerd, 10 november 2008. Nu het onrechtmatig handelen daarvóór al moet hebben plaats-gevonden, is de wettelijke rente in elk geval vanaf die datum verschuldigd geworden.
- 23.
Tegen de meegevorderde post afsluitkosten (€ 43,80) is geen afzonderlijk verweer gevoerd. Ook die post zal daarom worden toegewezen. Het voorgaande leidt dan tot de navolgende beslissing, waarbij gedaagden, als de in het ongelijk gestelde partijen, zullen worden verwezen in de kosten van het geding, waaronder die van publicatie van de oproep van gedaagden in Het Parool. Die kosten berekent de kantonrechter op € 688,50 door vermenigvuldiging van het gemeten aantal millimeters (225 mm) maal het millimetertarief als weergegeven op de overgelegde pagina “familieberichten” uit die krant van 11 augustus 2011 (€ 3,06 exclusief BTW per millimeter).
4. De beslissing.
De kantonrechter:
Veroordeelt gedaagden, hoofdelijk, des dat de één betaald hebbende de ander(en) zal/zullen zijn bevrijd, om ter zake voormeld tegen kwijting aan de besloten vennootschap Enexis B.V. te betalen de somma van € 7.490,66 (zegge: zevenduizend vierhonderdnegentig euro, zesenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 6.991,86 vanaf 10 november 2008 en over een bedrag van € 498,80 vanaf de dag waarop deze kosten zijn gemaakt, doch ten minste vanaf de dag der dagvaarding, in alle gevallen tot aan de dag der voldoening;
Veroordeelt gedaagden, hoofdelijk, des dat de één betaald hebbende de ander(en) zal/zullen zijn bevrijd, in de kosten van het geding, aan de zijde van de besloten vennootschap Enexis B.V. tot aan deze uitspraak begroot op € 1.933,74, waarvan € 1.007,74 wegens dagvaardingskosten, € 426,= wegens betaald griffierecht en € 500,= als tegemoetkoming in het salaris van de gemachtigde (niet met B.T.W. belast);
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen te 's-Hertogenbosch door mr. R.J.M. Cremers, kantonrechter, en aldaar uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.
Typ: RC/Coll.: