Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2008/7/EG betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 12-03-2008
- Bronpublicatie:
12-02-2008, PbEU 2008, L 46 (uitgifte: 21-02-2008, regelingnummer: 2008/7/EG)
- Inwerkingtreding
12-03-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-02-2008, PbEU 2008, L 46 (uitgifte: 21-02-2008, regelingnummer: 2008/7/EG)
- Vakgebied(en)
Belastingen van rechtsverkeer (V)
Europees belastingrecht (V)
Richtlijn van de Raad van 12 februari 2008 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 93 en 94,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijn 69/335/EEG van de Raad van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal (3) werd reeds verschillende malen ingrijpend gewijzigd (4). Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.
- (2)
De indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal, te weten het recht op de inbreng van kapitaal in vennootschappen, hierna ‘het kapitaalrecht’ genoemd, het zegelrecht op effecten en het recht op herstructureringen, ongeacht of deze al dan niet een kapitaalsvermeerdering inhouden, leiden tot discriminaties, dubbele belastingheffing en ongelijkheden, die het vrije kapitaalverkeer hinderen. Hetzelfde geldt voor andere indirecte belastingen die dezelfde kenmerken hebben als het kapitaalrecht en het zegelrecht op effecten.
- (3)
Het is derhalve in het belang van de interne markt de wetgeving betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal te harmoniseren, teneinde factoren die de mededingingsvoorwaarden kunnen verstoren of het vrije kapitaalverkeer hinderen, zoveel mogelijk weg te nemen.
- (4)
Het kapitaalrecht heeft een ongunstige economische weerslag op de hergroepering en ontwikkeling van ondernemingen. Dit is in het bijzonder het geval in de huidige conjunctuurfase, waarin het beslist noodzakelijk is prioriteit te geven aan een heropleving van de investeringen.
- (5)
Die doeleinden worden het best gediend met de afschaffing van het kapitaalrecht.
- (6)
Het verlies aan ontvangsten als gevolg van de onmiddellijke toepassing van een dergelijke maatregel blijkt evenwel onaanvaardbaar te zijn voor lidstaten die momenteel het kapitaalrecht toepassen. Die lidstaten moeten derhalve de mogelijkheid krijgen om alle of een gedeelte van de desbetreffende verrichtingen aan het kapitaalrecht te blijven onderwerpen, met dien verstande dat in eenzelfde lidstaat één enkel belastingtarief moet gelden. Wanneer een lidstaat heeft afgezien van de heffing van het kapitaalrecht op alle of een gedeelte van de onder deze richtlijn vallende verrichtingen, mag hij niet meer de mogelijkheid hebben dit recht opnieuw in te voeren.
- (7)
De idee van een interne markt gaat uit van de veronderstelling dat op het in het kader van een vennootschap bijeengebrachte kapitaal binnen de interne markt niet meer dan eenmaal een recht op het bijeenbrengen van kapitaal kan worden toegepast. Dienovereenkomstig mag, wanneer de lidstaat waaraan de heffingsbevoegdheid is toegekend, bepaalde of alle onder deze richtlijn vallende verrichtingen niet aan het kapitaalrecht onderwerpt, geen enkele andere lidstaat heffingsbevoegdheid uitoefenen ter zake van deze verrichtingen.
- (8)
De gevallen waarin de lidstaten het kapitaalrecht blijven heffen, dienen aan strikte voorwaarden te worden onderworpen, met name wat vrijstellingen en verlagingen betreft.
- (9)
Behalve het kapitaalrecht mogen er geen indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal worden geheven. Er mag met name geen zegelrecht op effecten worden geheven, zowel met betrekking tot effecten die eigen kapitaal van vennootschappen als die welke leenkapitaal vertegenwoordigen, en ongeacht hun herkomst.
- (10)
De in Richtlijn 69/335/EEG opgenomen lijst van kapitaalvennootschappen is onvolledig en dient derhalve te worden aangepast.
- (11)
Daar de doelstellingen van deze richtlijn om bovengenoemde redenen niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (12)
De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijnen materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijnen.
- (13)
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten.
- (14)
Gezien de nadelige gevolgen van het kapitaalrecht, moet de Commissie om de drie jaar verslag uitbrengen over de werking van deze richtlijn met het oog op de afschaffing van dit recht,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies van het Europees Parlement van 12 december 2007 (nog niet in het PB bekendgemaakt).
PB C 126 van 7.6.2007, blz. 6.
PB L 249 van 3.10.1969, blz. 25. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/98/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 129).
Zie bijlage II, deel A.