Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad
Artikel 5 Algemene voorschriften inzake toegang tot de wateren
Geldend
Geldend vanaf 27-12-2022
- Bronpublicatie:
14-12-2022, PbEU 2022, L 325 (uitgifte: 20-12-2022, regelingnummer: 2022/2495)
- Inwerkingtreding
27-12-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2022, PbEU 2022, L 325 (uitgifte: 20-12-2022, regelingnummer: 2022/2495)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Bijzondere onderwerpen
Natuurbeschermingsrecht / Gebiedsbescherming
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
1.
Behoudens de in het kader van deel III vastgestelde maatregelen hebben Unievissersvaartuigen gelijke toegang tot de wateren en visbestanden in alle andere Uniewateren dan die welke in de leden 2 en 3 worden bedoeld.
2.
In de wateren tot 12 zeemijl vanaf de basislijnen die onder hun soevereiniteit of jurisdictie vallen, mogen de lidstaten tot en met 31 december 2032 de visserij beperken tot de vissersvaartuigen die van oudsher in die wateren vissen vanuit havens aan de aangrenzende kust, onverminderd de regelingen die in het kader van bestaande nabuurschapsbetrekkingen tussen lidstaten gelden voor Unievissersvaartuigen die de vlag van een andere lidstaat voeren, en onverminderd de regelingen die zijn opgenomen in bijlage I, waarin voor elke lidstaat de geografische zones van de kustwateren van de andere lidstaten zijn vastgesteld waar visserijactiviteiten mogen plaatsvinden, evenals de soorten waarop deze activiteiten betrekking mogen hebben. De lidstaten delen de beperkingen die zij uit hoofde van dit lid hebben ingevoerd, mee aan de Commissie.
3.
In de wateren tot 100 zeemijl vanaf de basislijnen van de ultraperifere gebieden van de Unie, bedoeld in artikel 349, eerste alinea, van het Verdrag, mogen de betrokken lidstaten tot en met 31 december 2032 de visserij beperken tot de vissersvaartuigen die in de havens van deze gebieden zijn geregistreerd. Zodanige beperkingen zijn niet van toepassing op Unievaartuigen die van oudsher in die wateren vissen, op voorwaarde dat die vaartuigen de van oudsher uitgeoefende visserijinspanning niet overschrijden. De lidstaten delen de beperkingen die zij uit hoofde van dit lid hebben ingevoerd, mee aan de Commissie.
4.
De maatregelen die van toepassing zullen zijn na afloop van de in de leden 2 en 3 bedoelde regelingen, worden vastgesteld vóór 31 december 2032.
5.
De Commissie brengt uiterlijk op 30 juni 2031 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van dit artikel.