Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme
Artikel 18 Uitleveren of vervolgen
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2007
- Bronpublicatie:
16-05-2005, Trb. 2006, 34 (uitgifte: 10-02-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-06-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-09-2010, Trb. 2010, 244 (uitgifte: 27-09-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Terrorismebestrijding
1.
De Partij op het grondgebied waarvan de vermoedelijke dader zich bevindt, is, wanneer zij rechtsmacht heeft in overeenstemming met artikel 14, indien zij deze persoon niet uitlevert, zonder enige uitzondering en ongeacht of het strafbare feit op haar grondgebied is gepleegd of niet, verplicht de zaak zonder onnodige vertraging over te dragen aan haar bevoegde autoriteiten voor vervolging door middel van een procedure overeenkomstig het recht van die Partij. Deze autoriteiten nemen hun beslissing op dezelfde wijze als in geval van elk ander misdrijf krachtens de wetgeving van die Partij.
2.
Wanneer het een Partij op grond van haar nationale wetgeving alleen is toegestaan een onderdaan uit te leveren of op andere wijze over te leveren op voorwaarde dat deze wordt teruggezonden naar die Partij om de straf te ondergaan die is opgelegd als gevolg van het proces of de procedure waarvoor de uitlevering of overgave van de persoon werd verzocht, en deze Partij en de Partij die verzoekt om uitlevering van de persoon instemmen met deze mogelijkheid en andere voorwaarden die zij gepast achten, is een dergelijke voorwaardelijke uitlevering of overgave voldoende voor ontheffing van de in het eerste lid omschreven verplichting.