Rb. Noord-Nederland, 20-04-2020, nr. C/18/198243 / FA RK 20-902
ECLI:NL:RBNNE:2020:1766
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
20-04-2020
- Zaaknummer
C/18/198243 / FA RK 20-902
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2020:1766, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 20‑04‑2020; (Beschikking)
Uitspraak 20‑04‑2020
Inhoudsindicatie
Herstellende van vierde, ernstige, manisch-psychotische episode / Moeite met onderhoudsmedicatie / Uitgangspunt ambulant, opname in accommodatie is ultimum remedium / Wil niet zeggen dat een machtiging wordt verleend die lijkt op een voorwaardelijke machtiging onder Wet Bopz / Toewijzen verzoek.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
Zaak-/rekestnr.: C/18/198243 / FA RK 20-902
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 20 april 2020 naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 1989,
wonende aan [adres] te Groningen,
hierna te noemen: betrokkene,
advocate: mr. J.F.H. Terpstra, kantoorhoudende te Groningen.
1. Het procesverloop
1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen bij de griffie op 8 april 2020.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 1 april 2020;
- de zorgkaart d.d. 31 maart 2020;
- het zorg-/behandelplan d.d. 26 maart 2020;
- de bevindingen en een voorstel van de geneesheer-directeur d.d. 1 april 2020;
- gegevens over een eerder voor betrokkene afgegeven rechterlijke machtiging op grond van Wet Bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz);
- een verklaring van niet voorkomen in het curatele- en bewindregister.
1.3.
In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de rechtbank besloten om de betrokkenen conform het landelijk geldende protocol telefonisch te horen.
1.3.1.
Het telefonisch horen heeft plaatsgevonden op 20 april 2020. De rechtbank heeft door middel van een conference call de volgende personen telefonisch gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocate;
- mevrouw [naam 1] , psychiater/zorgverantwoordelijke, en
- de heer [naam 2] , de vader van betrokkene.
1.4.
De officier van justitie heeft op voorhand aangegeven niet op de mondelinge behandeling te zullen verschijnen en is door de rechtbank niet telefonisch gehoord.
1.5.
Op 26 februari 2020 heeft de officier van justitie in kader van artikel 5:4, eerste lid, onder d, Wvggz de persoonsgegevens van betrokkene aan de rechter verstrekt ten behoeve van de afgifte van een last tot toevoeging. De rechtbank heeft op
26 februari 2020 een beschikking last tot toevoeging gegeven aan mr. J.F.H. Terpstra, advocate, onder nummer C18/197399 FA RK 20-471.
2. Het verzoek
2.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen, voor de duur van 26 weken, voor de onderstaande voorgestelde vormen van verplichte zorg:
- het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
3. De standpunten van partijen
Het standpunt van betrokkene
3.1.
Betrokkene geeft aan dat het goed met hem gaat. Sinds hij met ontslag is gegaan, functioneert hij al enige tijd stabiel. Hij is weer begonnen met zijn werk en verwacht binnen een maand weer fulltime te kunnen werken. Betrokkene vindt het belangrijk dat zijn behandeling in samenspraak met hem gaat. Betrokkene hoopt dat een volgende manische episode op deze manier kan worden voorkomen.
Het standpunt van de advocaat van betrokkene
3.2.
De advocate van betrokkene voert aan dat met de verzochte zorgmachtiging feitelijk wordt beoogd een situatie in het leven te roepen die vergelijkbaar is met de voorwaardelijke machtiging zoals wij die kenden onder de Wet Bopz. De van toepassing zijnde Wvggz kent een dergelijke machtiging niet. Ter onderbouwing verwijst de advocate naar een uitspraak van 25 maart 2020 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2020:1528) waarin een verzoek om een zorgmachtiging op soortgelijke gronden is afgewezen. De advocate stelt dat de situatie van betrokkene vergelijkbaar is met de situatie in voornoemde uitspraak.
Het gaat goed met betrokkene en er is sprake van zorg op basis van vrijwilligheid in een ambulante setting. Derhalve pleit de advocate primair voor afwijzing van het verzoek. Subsidiair verzoekt de advocate om goed naar de proportionaliteit van de verzochte vormen van verplichte zorg te kijken en daarin mee te wegen dat het zorgplan beter overeenstemt met wat betrokkene nodig heeft dan het verzoekschrift.
Het standpunt van de zorgverantwoordelijke
3.3.
De zorgverantwoordelijke bevestigt dat het goed gaat met betrokkene. Dat het betrokkene lukt om zijn werkzaamheden uit te breiden is een zeer positieve ontwikkeling. De zorgverantwoordelijke benadrukt dat zij hem wil begeleiden vanuit de thuissituatie en dat begeleiding in overleg met betrokkene plaats blijft vinden. Alleen in een uiterst geval, wanneer weer sprake is van een (forse) manische ontregeling, kan opname in een accommodatie noodzakelijk zijn.
Het standpunt van de vader
3.4.
De vader geeft aan dat het goed gaat met zijn zoon. De integratie verloopt goed en hij, en zijn vrouw, hebben vrijwel dagelijks contact met hun zoon. Omdat de vader weet dat zijn zoon 'allergisch' is voor verplichtingen, acht hij een zorgmachtiging - als stok achter de deur - verstandig.
4. De beoordeling
4.1.
De rechter kan op verzoek van de officier van justitie een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Wanneer het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, mits er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het verlenen van verplichte zorg evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door een psychische stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
4.2.
Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een thans in remissie zijnde manische episode in het kader van een bipolaire I stoornis.
4.3.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige immateriële schade;
- ernstige financiële schade;
- ernstige verwaarlozing
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept, en
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
4.3.1.
Betrokkene is een 31-jarige man die sinds 2011 bekend is in de psychiatrie. Hij is herstellende van de vierde, ernstige, manisch-psychotische episode. Op het moment dat er sprake is van een manisch-psychotische ontregeling is sprake van ontremming, verminderd coherentie, grensoverschrijdend gedrag en verbaal agressief gedrag. Zo heeft betrokkene in een voorgaande episode de huisartsenpost op stelten gezet door onder meer stekkers uit een computer te trekken, raakte hij zijn huissleutel kwijt, is hij weggestuurd op zijn werk en kocht hij veel alcohol.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat er op dit moment geen mogelijkheden voor passende zorg op basis van vrijwilligheid zijn. Bekend is dat betrokkene moeite heeft met het gebruik van de onderhoudsmedicatie. Naarmate hij zich beter gaat voelen bestaat het risico dat hij (weer) wil minderen of stoppen met de onderhoudsmedicatie wat uitlokkend is voor een nieuwe episode.
4.5.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van de psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor, herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene, heeft betrokkene zorg nodig.
4.6.
De rechtbank constateert dat sprake is van discrepantie tussen het zorgplan en het
verzoekschrift. Gelet op de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht door zowel betrokkene, zijn advocate, de zorgverantwoordelijke en de vader van betrokkene, is de rechtbank van oordeel dat de zorg, en eveneens de daarbij genoemde duur, zoals benoemd in het zorg-/behandelplan noodzakelijk is en voldoet aan het proportionaliteitsbeginsel en het doelmatigheidsbeginsel.
4.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.8.
De in het dictum opgenomen vormen van verplichte zorg zijn evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.9.
Hetgeen namens de advocate als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af. De Wvggz is een zorgwet en alleen al daaruit vloeit voort dat een modaliteit als een voorwaardelijke machtiging niet behoort tot het instrumentarium dat deze wet biedt voor het verlenen van verplichte zorg. De rechter verleent machtiging tot het toepassen van bepaalde vormen van verplichte zorg waarbij het uitgangspunt conform de wet is zoveel mogelijk ambulant. Het opnemen in een accommodatie is daarbij een soort van ultimum remedium en het niet in de machtiging opnemen van deze modaliteit wil niet zeggen dat daarmee een machtiging wordt verleend die lijkt op de onder de Wet Bopz bestaande voorwaardelijke machtiging en daarom niet mogelijk zou zijn. Dat zou fundamenteel indruisen tegen de uitgangspunten van de Wvggz. Dat verweer dient derhalve te worden verworpen.
4.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene] , geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 1989;
5.2.
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, voor de duur van zes maanden;
- in geval van een klinische opname beperken van de bewegingsvrijheid voor de duur van drie maanden;
- in geval van een klinische opname insluiten voor de duur van zes weken;
- in geval van een klinische opname uitoefenen van toezicht op betrokkene voor de duur van zes weken;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen voor de duur van zes maanden;
- opnemen in een accommodatie voor de duur van drie maanden.
5.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 20 oktober 2020;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 20 april 2020 mondeling gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door M. Rozendal, de griffier, en op
28 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.