Vgl. HR 18 november 1986, NJ 1987, 491
HR, 28-09-2010, nr. 08/04182
ECLI:NL:HR:2010:BN1702
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28-09-2010
- Zaaknummer
08/04182
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BN1702
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BN1702, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑09‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN1702
ECLI:NL:PHR:2010:BN1702, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑06‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BN1702
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑09‑2010
Inhoudsindicatie
Art. 197 Sr. Een tegen de beschikking waarbij een persoon ongewenst is verklaard gemaakt bezwaar heeft geen schorsende werking, vgl. ABRvS LJN AE1108.
28 september 2010
Strafkamer
nr. 08/04182
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 18 september 2008, nummer 21/000590-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.L.E.M. Krauth, advocaat te Zwolle, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.
2.2. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 7 januari 2008 in de gemeente Apeldoorn als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard."
2.3. Met betrekking tot de bewezenverklaring heeft het Hof het volgende overwogen:
"Bij beschikking van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van 12 juli 2007 is verdachte tot ongewenst vreemdeling verklaard.
Op 26 juli 2007 is voornoemde beschikking aan verdachte in persoon uitgereikt. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat deze beschikking aan hem is uitgereikt en dat de politie tegen hem heeft gezegd dat hij niet in Nederland mag zijn. Bij een politiecontrole in Apeldoorn op 7 januari 2008 geeft verdachte aan politieagenten zijn personalia op. Bij de verbalisanten is ambtshalve bekend dat verdachte tot ongewenst vreemdeling is verklaard. Verdachte wordt hierop aangehouden.
Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde omdat er op 7 januari 2008 nog niet onherroepelijk was beslist op het bezwaarschrift tegen de beschikking tot ongewenstverklaring. Tegen de beschikking tot ongewenstverklaring is door de raadsman van verdachte hoger beroep ingesteld.
Nu artikel 3.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 inhoudt dat het indienen van een bezwaarschrift tegen ongewenstverklaring de werking van de beschikking niet opschort en de beschikking dus onmiddellijke werking heeft, vindt de stelling van de raadsman geen steun in het recht.
Ter terechtzitting van het hof heeft de raadsman bovendien medegedeeld dat dit beroep is verworpen.
Het hof is van oordeel dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen het tenlastegelegde feit bewezen kan worden verklaard."
2.4. Het middel berust op de opvatting dat een tegen de beschikking houdende ongewenstverklaring gemaakt bezwaar schorsende werking heeft. Die opvatting is onjuist (vgl. ABRvS 25 januari 2002, LJN AE1108, JV 2002/129).
2.5. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 28 september 2010.
Conclusie 29‑06‑2010
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te Arnhem veroordeeld bij arrest van 18 september 2008.
2.
Namens verdachte heeft mr. P.L.E.M. Krauth, advocaat te Zwolle, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel komt op tegen het oordeel, dat, nu artikel 3.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 inhoudt dat het indienen van een bezwaarschrift tegen ongewenstverklaring de werking van de beschikking niet opschort en de beschikking dus onmiddellijke werking heeft, de stelling van de raadsman dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde omdat er op 7 januari 2008 nog niet onherroepelijk was beslist op het bezwaarschrift tegen de beschikking tot ongewenstverklaring, geen steun vindt in het recht.
4.
Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.1. Genoemde bepaling stemt overeen met de hoofdregel vervat in art. 6:16 Awb terwijl bij de Vreemdelingenwet niet anders is bepaald.
5.
Het middel faalt. Dat geldt temeer nu — zoals verdachtes raadsman heeft verklaard — het beroep tegen bedoelde beschikking is verworpen.
6.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑06‑2010