Regeling ingevolge de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2012
- Bronpublicatie:
07-03-2012, Stcrt. 2012, 5137 (uitgifte: 16-03-2012, regelingnummer: CZW/2012-0000145108)
- Inwerkingtreding
01-04-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-03-2012, Stcrt. 2012, 5137 (uitgifte: 16-03-2012, regelingnummer: CZW/2012-0000145108)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
De instelling die, of het onderdeel daarvan dat ophoudt te bestaan of ophoudt als zodanig te bestaan, is aan de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel voor de dekking van de financiële lasten die vanaf dan ontstaan wegens beëindiging van de gebondenheid aan de vut-overeenkomst, een vergoeding verschuldigd.
2.
Het bedrag van de vergoeding wordt door het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel vastgesteld op het saldo van de contante waarde van de door die stichting gemiste premie-inkomsten voor personen die behoren of behoorden tot het personeel van de instelling, verminderd met de contante waarde van de vervallen verplichtingen van de stichting jegens die personen.
3.
In afwijking van het tweede lid wordt indien sprake is van een afwikkeling van de aansluiting het bedrag van de vergoeding door het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel vastgesteld op de contante waarde van de te missen premie-inkomsten ten opzichte van een reguliere aansluiting.
4.
Het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidpersoneel stelt nadere regels omtrent de betaling van de vergoeding.