Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/133/EG betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 15-12-2009
- Bronpublicatie:
19-10-2009, PbEU 2009, L 310 (uitgifte: 25-11-2009, regelingnummer: 2009/133/EG)
- Inwerkingtreding
15-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-10-2009, PbEU 2009, L 310 (uitgifte: 25-11-2009, regelingnummer: 2009/133/EG)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Fusie en splitsing
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Vennootschapsbelasting (V)
Europees belastingrecht (V)
(gecodificeerde versie)
Richtlijn van de Raad van 19 oktober 2009 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 94,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijn 90/434/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.
- (2)
Fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil, betrekking hebbende op vennootschappen uit verschillende lidstaten kunnen noodzakelijk zijn teneinde in de Gemeenschap soortgelijke voorwaarden te scheppen als op een binnenlandse markt en daardoor de goede werking van de interne markt te verzekeren. Deze transacties moeten niet worden belemmerd door uit de fiscale voorschriften der lidstaten voortvloeiende bijzondere beperkingen, nadelen of distorsies. Er moet bijgevolg voor deze transacties worden voorzien in concurrentieneutrale belastingvoorschriften om de ondernemingen in staat te stellen zich aan te passen aan de eisen van de gemeenschappelijke markt, hun productiviteit te vergroten en hun concurrentiepositie op de internationale markt te versterken.
- (3)
Bepalingen van fiscale aard benadelen deze transacties thans ten opzichte van transacties met betrekking tot vennootschappen van een zelfde lidstaat. Deze benadeling moet worden opgeheven.
- (4)
Dit doel kan niet worden bereikt door de in de lidstaten geldende nationale regelingen uit te breiden tot de gehele Gemeenschap, omdat de verschillen tussen deze regelingen distorsies kunnen veroorzaken. Daarom kan uitsluitend een gemeenschappelijke fiscale regeling een bevredigende oplossing bieden.
- (5)
De gemeenschappelijke fiscale regeling moet voorkomen dat wegens fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa of aandelenruil belasting wordt geheven, met dien verstande dat de financiële belangen van de lidstaat van de inbrengende of verworven vennootschap moeten worden veiliggesteld.
- (6)
Wat fusies, splitsingen en inbreng van activa betreft, hebben deze transacties normaliter tot resultaat dat de inbrengende vennootschap wordt omgezet in een vaste inrichting van de ontvangende vennootschap of dat de activa gaan behoren tot een vaste inrichting van laatstgenoemde vennootschap.
- (7)
Toepassing van het systeem van uitstel van belastingheffing over de meerwaarde der ingebrachte goederen welke tot die vaste inrichting blijven behoren tot het tijdstip dat deze metterdaad wordt gerealiseerd, biedt de mogelijkheid belastingheffing ter zake van de betreffende boekwinsten te voorkomen, terwijl de latere heffing door de lidstaat van de inbrengende vennootschap op het moment van realisatie van deze winsten gewaarborgd blijft.
- (8)
Hoewel de in bijlage I, deel A, genoemde vennootschappen belastingplichtige vennootschappen in hun woonstaat zijn, kunnen sommige ervan door andere lidstaten als fiscaal transparant worden aangemerkt. Om de doeltreffendheid van deze richtlijn te behouden, moeten de lidstaten die niet-ingezeten belastingplichtige vennootschappen als fiscaal transparant aanmerken, ook aan deze vennootschappen de voordelen van deze richtlijn toekennen. Evenwel moet de lidstaten de keuze worden gelaten de desbetreffende bepalingen van deze richtlijn niet toe te passen wanneer zij belasting heffen op directe of indirecte deelgerechtigden van die belastingplichtige vennootschappen.
- (9)
Er moet tevens een regeling worden getroffen voor de fiscale behandeling van bepaalde reserves of verliezen van de inbrengende vennootschap en er moet een oplossing worden gevonden voor de fiscale problemen die aan de orde komen wanneer een van de vennootschappen een deelneming bezit in het kapitaal van de andere.
- (10)
Toekenning van aandelen van de ontvangende of verwervende vennootschap aan de deelgerechtigden van de inbrengende vennootschap mag op zichzelf niet leiden tot enigerlei belastingheffing bij die deelgerechtigden.
- (11)
Het besluit van een SE of een SCE om het bedrijf te reorganiseren door de statutaire zetel te verplaatsen, mag niet worden belemmerd door discriminerende belastingregels of beperkingen, nadelen of verstoringen als gevolg van nationale belastingwetgeving die in strijd is met het Gemeenschapsrecht. Het verplaatsen of een gebeurtenis die met die verplaatsing verband houdt, kan in de lidstaat van waaruit de statutaire zetel verplaatst wordt, aanleiding geven tot een belastingheffing. Wanneer de activa van de SE of de SCE daadwerkelijk verbonden blijven met een tot de SE of de SCE behorende vaste inrichting die gelegen is in de lidstaat van waaruit de statutaire zetel wordt verplaatst, moet die vaste inrichting soortgelijke voordelen genieten als die waarin de artikelen 4, 5 en 6 voorzien. Bovendien moet belastingheffing van de deelgerechtigden bij de verplaatsing van de statutaire zetel worden uitgesloten.
- (12)
In deze richtlijn zijn geen bepalingen opgenomen betreffende de verliezen van een vaste inrichting in een andere lidstaat die in de woonstaat van een SE of SCE in de balans zijn opgenomen. Met name wanneer de statutaire zetel van een SE of SCE naar een andere lidstaat wordt verplaatst, doet dit geenszins afbreuk aan het recht van de vroegere lidstaat van vestiging om te gelegener tijd de verliezen bij de belastbare winsten op te tellen.
- (13)
De lidstaten moeten het voordeel dat voortvloeit uit de toepassing van de bepalingen van de richtlijn kunnen weigeren indien de fusie, splitsing, gedeeltelijke splitsing, inbreng van activa, aandelenruil of de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE, belastingfraude of -ontwijking tot doel heeft of tot gevolg heeft dat een al dan niet aan de transactie deelnemende vennootschap niet meer voldoet aan de voorwaarden die vereist zijn voor de werknemersvertegenwoordiging in de vennootschapsorganen.
- (14)
Een van de doelstellingen van deze richtlijn is obstakels weg te nemen die de werking van de interne markt kunnen belemmeren, zoals dubbele belastingheffing. Voor zover dit met deze richtlijn niet ten volle is gerealiseerd, moeten de lidstaten de nodige maatregelen nemen om dit doel alsnog te bereiken.
- (15)
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies van 13 januari 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad)
PB C 100 van 30.4.2009, blz. 153.
PB L 225 van 20.8.1990, blz. 1.
Zie bijlage II, deel A.