Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten
Artikel 21
Geldend
Geldend vanaf 14-10-1966
- Bronpublicatie:
18-03-1965, Trb. 1966, 152 (uitgifte: 25-05-1966, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-10-1966
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-10-1966, Trb. 1966, 225 (uitgifte: 01-01-1966, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Conflictenrecht
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
De Voorzitter, de leden van de Raad van Bestuur, zij die optreden als bemiddelaars, arbiters of als leden van een Comité ingesteld ingevolge artikel 52, lid 3, alsmede de ambtenaren en het overige personeel van het secretariaat:
- a)
genieten immuniteit van rechtsmacht met betrekking tot handelingen die zij bij het vervullen van hun taak hebben verricht, tenzij het Centrum afstand doet van deze immuniteit;
- b)
genieten, indien zij geen onderdaan zijn van de Staat waar zij hun werkzaamheden verrichten, dezelfde immuniteiten terzake van immigratiebeperkingen, voorschriften voor vreemdelingenregistratie en dienstplicht, alsmede dezelfde faciliteiten terzake van deviezenbeperkingen en dezelfde behandeling, voorzover het betreft het maken van reizen als die welke de Verdragsluitende Staten verlenen aan de vertegenwoordigers, ambtenaren en het overige personeel van overeenkomstige rang van andere Verdragsluitende Staten.