ABRvS, 31-01-2018, nr. 201603957/3/R6
ECLI:NL:RVS:2018:340
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
31-01-2018
- Zaaknummer
201603957/3/R6
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2018:340, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 31‑01‑2018; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 31‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Bij tussenuitspraak van 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1146, (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 10 mei 2016, waarbij het bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring (NRE-terrein)" is vastgesteld, te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.
201603957/3/R6.
Datum uitspraak: 31 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Eindhoven (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2. [appellant sub 2], wonend te Eindhoven,
3. [appellant sub 3] en anderen, allen wonend te Eindhoven,
appellanten,
en
de raad van Eindhoven,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1146, (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 10 mei 2016, waarbij het bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring (NRE-terrein)" is vastgesteld, te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 9 juni 2017 heeft de raad medegedeeld dat hij op 6 juni 2017 het bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring (NRE-terrein)" opnieuw en gewijzigd heeft vastgesteld.
[appellant sub 3] en anderen hebben hun zienswijze over het besluit van 6 juni 2017 naar voren gebracht.
De raad heeft bij brief van 3 oktober 2017 nadere stukken ingediend.
[appellant sub 3] en anderen hebben op de nadere stukken gereageerd.
De raad heeft bij brief van 14 november 2017 nadere stukken ingediend.
[appellant sub 3] en anderen en Avenue NRE B.V. hebben op de nadere stukken gereageerd.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen tegen het besluit van 10 mei 2016
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 5.2, 6.1, 6.3, 7.4, 7.5, 8.3, 9.3, 12.3 en 17.2, kort samengevat en zakelijk weergegeven, overwogen dat:
- het gebruik van de gronden voor maatschappelijke voorzieningen en voor cultuur en ontspanning, anders dan de raad voor ogen stond, in de planregels niet in oppervlakte is beperkt;
- de verwijzing in artikel 3, lid 3.4.1, van de planregels naar categorie 3.1 van bedrijvenlijst categorieën 1 en 2 had moeten zijn;
- de oppervlakte van de bedrijven die met artikel 3, lid 3.4.1, van de planregels kunnen worden toegelaten niet is begrensd;
- de door de raad voorgestelde minimumafstand van 10 m tussen de toegelaten bedrijven in categorie 2 en bestaande woningen niet in acht is genomen en akoestisch onderzoek waaruit volgt dat bij deze afstand aan de geluidwaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt voldaan ontbreekt;
- het aantal terrassen voor horeca in de categorieën 1, 5 en 6, anders dan de raad heeft beoogd, in de planregels niet is begrensd tot zes;
- de door de raad noodzakelijk geachte minimale afstand van 25 m tussen een terras en de woningen en de noodzakelijk geachte minimale afstand van 10 m tussen de terrassen onderling niet zijn opgenomen in de planregels;
- de in het akoestisch onderzoek betrokken twee bestaande terrassen bij gebouw 5 en de oppervlakte daarvan niet zijn vastgelegd in de planregels;
- de onderzoeken naar de gevolgen voor verkeer en parkeren gebaseerd zijn op beperkingen in het gebruik die niet in de planregels zijn opgenomen;
- de toets aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro gebaseerd is op beperkingen in het gebruik die niet in de planregels zijn opgenomen;
- evenementen in de planregels, anders dan de raad heeft beoogd, niet zijn uitgesloten en onduidelijk is hoe de definitie van evenementen in de planregels zich verhoudt tot de bestemming voor cultuur en ontspanning;
- de cumulatieve geluidbelasting van alle functies in het plangebied niet is onderzocht.
De Afdeling komt in de tussenuitspraak tot de conclusie dat het bestreden besluit in zoverre in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en onzorgvuldig is vastgesteld.
2. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 20 de raad vervolgens opgedragen:
a. in artikel 3, lid 3.3.3, onder c, van de planregels en de bijbehorende tabel het gebruik van de gronden en gebouwen voor maatschappelijke voorzieningen en voor cultuur en ontspanning in oppervlakte te begrenzen;
b. in artikel 3, lid 3.3.3, onder c, van de planregels en de bijbehorende tabel voor de toegelaten bedrijven in de categorie 2 een minimale afstand ten opzichte van bestaande woningen en andere gevoelige functies op te nemen en met akoestisch onderzoek te onderbouwen dat bij deze afstand aan de geluidwaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt voldaan;
c. in artikel 3, lid 3.3.3, onder c, van de planregels en de bijbehorende tabel - het aantal terrassen voor horeca in de categorieën 1, 5 en 6, te beperken tot zes en daarbij de voorwaarde op te nemen dat de minimale afstand tussen een terras en de bestaande woningen en gevoelige functies 25 m moet bedragen en de minimale afstand tussen de terrassen onderling 10 m;
- het aantal terrassen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-1' te beperken tot twee en de oppervlakte daarvan te maximeren;
d. artikel 3, lid 3.4.1, van de planregels zodanig te wijzigen dat:
- de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheid kan worden toegepast voor bedrijven, die niet voorkomen in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" of op grond van deze lijst niet zijn toegestaan maar die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" onder de categorieën 1 en 2;
- het maximale bruto vloeroppervlak (hierna: bvo) per vestiging 500 m2 bedraagt;
- het maximale bvo van 9000 m2 voor bedrijfsgebouwen genoemd in artikel 3, lid 3.3.3, onder c, van de planregels en de bijbehorende tabel ook geldt voor de bedrijven die met de afwijkingsbevoegdheid kunnen worden toegestaan;
e. in de planregels een gebruiksverbod voor evenementen op te nemen en artikel 1.42 te verwijderen dan wel zodanig aan te passen dat duidelijk wordt hoe deze bepaling zich verhoudt tot het gebruik van de gronden voor cultuur en ontspanning als bedoeld in artikel 3, lid 3.1, gelezen in samenhang met artikel 1.34, van de planregels;
f. de cumulatieve geluidbelasting van alle functies in het plangebied te onderzoeken en de aanvaardbaarheid daarvan af te wegen.
3. Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen is het besluit van 10 mei 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring (NRE-terrein)" in strijd met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen zijn gegrond zodat het besluit van 10 mei 2016 dient te worden vernietigd.
Het besluit van 6 juni 2017
4. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 6 juni 2017 het bestemmingsplan gewijzigd. Daarbij zijn de planregels aangepast en is akoestisch onderzoek verricht naar bedrijven, het terrasgeluid van gebouw 5, het terrasgeluid van de zes overige toegelaten terrassen en de cumulatie van geluid van alle functies in het plangebied. Volgens de raad liggen de gecumuleerde geluidniveaus van bedrijven, horeca, terrassen en wegverkeer voor ongeveer tien nabij gelegen woningen tussen de 50 en 55 dB(A). Dat resulteert volgens de raad in een redelijk woon- en leefklimaat. Een dergelijk klimaat is voor het betreffende stedelijk gebied, zeker in de nabijheid van het centrum, aanvaardbaar, aldus de raad.
Aan het besluit van 6 juni 2017 ligt ten grondslag het rapport "Geluid Bestemmingsplan NRE-terrein, bedrijven en cumulatie" van de gemeente Eindhoven, Ruimtelijke Expertise, Verkeer en Milieu van mei 2017 en het rapport "Terrasgeluid in bestemmingsplan NRE-terrein", gemeente Eindhoven, Ruimtelijke Expertise, Verkeer en Milieu, van mei 2017 (hierna gezamenlijk: het rapport van mei 2017).
5. Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt:
"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben." De Afdeling zal gelet op deze bepaling het besluit van 6 juni 2017 in haar beoordeling betrekken.
De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen het besluit van 6 juni 2017
6. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben naar aanleiding van het besluit van 6 juni 2017 geen zienswijze naar voren gebracht. Dit betekent dat zij geen beroepsgronden over dit besluit hebben aangevoerd. De van rechtswege ontstane beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen het besluit van 6 juni 2017 zijn daarom ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 3] en anderen tegen het besluit van 6 juni 2017
7. [appellant sub 3] en anderen stellen in hun zienswijze dat met het besluit van 6 juni 2017 aan de in de tussenuitspraak onder 20 genoemde punten a tot en met e van de opdracht is voldaan. Aan de opdracht in punt f van voormelde rechtsoverweging 20 om de cumulatieve geluidbelasting van alle functies in het plangebied te onderzoeken en de aanvaardbaarheid daarvan af te wegen is volgens hen met het besluit van 6 juni 2017 niet voldaan. Zij stellen dat het ter uitvoering van deze opdracht opgestelde rapport van mei 2017 onduidelijkheden en tekortkomingen bevat. Het naar aanleiding van hun zienswijze door de raad overgelegde rapport "Geluid bestemmingsplan NRE-terrein, bedrijven en cumulatie" en het rapport "Terrasgeluid in bestemmingsplan NRE-terrein", gemeente Eindhoven, Ruimtelijke Expertise, Verkeer en Milieu, van oktober 2017 (hierna: het rapport van oktober 2017) bevat volgens [appellant sub 3] en anderen eveneens tekortkomingen. Over de rapporten van mei 2017 en oktober 2017 voeren zij het volgende aan.
Invoergegevens en rekenresultaten
8. In het rapport van mei 2017 ontbreken volgens [appellant sub 3] en anderen de invoergegevens en rekenresultaten van de rekenmodellen. Daardoor is het onderzoek niet verifieerbaar en kan niet worden uitgegaan van de juistheid daarvan.
8.1. Bij brief van 3 oktober 2017 heeft de raad de relevante invoergegevens overgelegd die behoren bij het aangepaste rapport van oktober 2017 en verklaard desgewenst het rekenmodel en alle invoergegevens digitaal ter beschikking te stellen. Naar het oordeel van de Afdeling is in zoverre aan de zienswijze tegemoet gekomen en waren [appellant sub 3] en anderen in staat de juistheid van het onderzoek naar de cumulatieve geluidbelasting te verifiëren.
Geluid horeca-inrichtingen in de categorieën 1, 5 en 6
9. Horeca-inrichtingen in de categorieën 1, 5 en 6 zijn volgens [appellant sub 3] en anderen in het rapport van mei 2017 niet als afzonderlijke geluidbron in de cumulatieve geluidberekeningen meegenomen. Voor zover de geluiduitstraling van horeca volgens dit rapport zou zijn verdisconteerd in de geluidruimte van bedrijven is het onderzoek volgens [appellant sub 3] en anderen onvolledig. Daartoe voeren zij aan dat op de verbeelding van het gewijzigde plan op het noordelijk deel de aanduiding "bedrijf uitgesloten" is opgenomen. Ter plaatse mogen geen bedrijven worden gevestigd, behoudens enkele specifiek als "bedrijf" aangeduide locaties. Het onderzoek is tot die als zodanig aangeduide bedrijfslocaties beperkt, terwijl horeca binnen deze aanduiding overal is toegestaan. Daar is in het rapport van mei 2017 geen rekening mee gehouden. Dit klemt temeer nu veelal gebruik wordt gemaakt van oude gebouwen en een substantiële hoeveelheid geluid kan worden veroorzaakt door apparaten voor koeling en ventilatie, aldus [appellant sub 3] en anderen.
9.1. Nu in het rapport van mei 2017 geen rekening is gehouden met de toegelaten horeca-inrichtingen op gronden met de aanduiding "bedrijf uitgesloten", is het besluit in zoverre onzorgvuldig voorbereid. Het betoog slaagt.
9.2. In het rapport van oktober 2017 zijn alsnog bronnen voor horeca-inrichtingen in de toegelaten categorieën 1, 5 en 6 opgenomen. Volgens het rapport van oktober 2017 zal met een representatieve maximale invulling van het NRE-terrein met bedrijven die op grond van het bestemmingsplan zijn toegestaan, de voor de geluidbelasting in de omgeving te hanteren richtwaarde van 50 dB(A) niet worden overschreden. De gecumuleerde geluidniveaus van bedrijven, horeca, terrassen en wegverkeer bedragen ten hoogste 53 dB(A). In totaal zijn er 14 woningen, waarbij de gecumuleerde geluidniveaus hoger zijn dan 50 dB(A). Gezien de normaal gesproken aanwezige geluidwering van de gevels van de woningen, de (geringe) kans dat alle geluidniveaus gelijktijdig voor zullen komen en de relatief lage niveaus, wordt deze situatie toelaatbaar geacht, aldus het rapport van oktober 2017.
Gelet op het voorgaande is in het akoestisch onderzoek naar cumulatieve geluidbelasting alsnog rekening gehouden met horeca binnen de aanduiding "bedrijf uitgesloten" en is de aanvaardbaarheid daarvan afgewogen.
Aantal woningen met een hogere geluidbelasting dan 50 dB(A)
10. Volgens [appellant sub 3] en anderen is onduidelijk of alle relevante woningen in het onderzoek naar de cumulatieve geluidbelasting zijn betrokken. Volgens de conclusie van het rapport van mei 2017 ondervinden ongeveer tien woningen een gecumuleerde geluidbelasting van meer dan 50 dB(A). In een tabel in het rapport en de bijlage wordt slechts de cumulatieve geluidbelasting van zeven woningen vermeld, waarvan voor drie woningen de geluidbelasting meer is dan 50 dB(A). Welke zeven andere woningen een cumulatieve geluidbelasting hebben van meer dan 50 dB(A) en hoe hoog die bedraagt is niet inzichtelijk gemaakt. Bovendien moet het exacte aantal woningen met een cumulatieve geluidbelasting van meer dan 50 dB(A) bekend zijn, aldus [appellant sub 3] en anderen.
10.1. Volgens de reactie van de raad van 3 oktober 2017 is in het rapport van mei 2017 vooral aandacht besteed aan de woningen van appellanten. In het onderzoek zijn volgens de raad alle maatgevende woningen meegenomen. In een bijlage bij de reactie van de raad zijn die maatgevende woningen ook opgenomen. Uit die bijlage blijkt dat er in totaal 14 woningen zijn, waarbij de gecumuleerde geluidniveaus (afgerond) hoger zijn dan 50 dB(A) en is per woning beschreven hoe hoog de overschrijding is. Gelet op deze toelichting bestaat geen grond voor het oordeel dat de conclusie van het rapport van mei 2017 is gebaseerd op een onvolledige inventarisatie van de maatgevende woningen en daarom onjuist zou zijn. Het betoog faalt.
Geluid verkeer
11. In het rapport van mei 2017 is volgens [appellant sub 3] en anderen alleen het geluid van het wegverkeer vanwege de op de verbeelding aangeduide ontsluitingsweg meegenomen, terwijl de bestemming "Gemengd" overal in het plangebied voorziet in bijbehorende wegen.
11.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontsluitingsweg, die een verbinding vormt tussen de Nachtegaallaan en de Verlengde Treurenburgstraat, de enige weg van betekenis is, omdat voor het overige sprake is van bestemmingsverkeer in een gebied met een maximum snelheid van 30 km per uur. Gelet op de beperkte omvang van het plangebied met bestaande gebouwen is sprake van zeer korte rijafstanden en zullen de auto’s een zeer lage snelheid hebben. De verkeersintensiteiten buiten de ontsluitingsweg zijn volgens de plantoelichting laag, aldus de raad.
11.2. Bij de beoordeling van de geluidbelasting dient te worden uitgegaan van een representatieve invulling van hetgeen ingevolge het plan maximaal mogelijk is. Zie de uitspraak van 24 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY1055, overweging 23. Gelet op de toelichting van de raad mag ervan worden uitgegaan dat alleen van de ontsluitingsweg, die op de verbeelding is aangeduid, een relevante bijdrage aan de cumulatieve geluidbelasting te verwachten is. De ligging van eventuele andere wegen in het plangebied is ook niet bekend. Bovendien is het plangebied voor een groot deel reeds ingericht met op de verbeelding aangeduide cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en zijn verspreid over het hele plangebied aanduidingen opgenomen voor terrassen, horeca-inrichtingen en bedrijven. De raad heeft onder deze omstandigheden het onderzoek naar de geluidbelasting vanwege het wegverkeer in redelijkheid kunnen beperken tot een invulling van het plangebied met de ontsluitingsweg. Het betoog faalt.
Actualiteit onderzoek gebouw 5
12. [appellant sub 3] en anderen stellen dat het onderzoek naar het terrasgeluid bij gebouw 5 is gebaseerd op verouderde gegevens. Volgens het rapport van mei 2017 is de bijdrage van gebouw 5 aan het cumulatieve geluidniveau afkomstig van het akoestisch onderzoek "Ruimtelijke onderbouwing en toets Activiteitenbesluit Fifth/NRE" van 3 juli 2015. Dat is volgens [appellant sub 3] en anderen niet het meest actuele onderzoek, omdat bij het besluit van 6 juni 2017 een aangepaste versie van het akoestisch onderzoek voor gebouw 5 is bijgevoegd, gedateerd 15 mei 2017, waarbij is uitgegaan van een groter terras.
12.1. Volgens de reactie van de raad van 3 oktober 2017 heeft het onderzoek naar de cumulatieve geluidbelasting wat gebouw 5 betreft plaatsgevonden met inachtneming van het maximum aantal van twee terrassen met een begrensde oppervlakte overeenkomstig de opdracht in de tussenuitspraak. In het akoestisch onderzoek uit 2015 waren verschillende situatietekeningen opgenomen met verschillende oppervlaktes voor terrassen. Er is voor gekozen om één situatie van de terrassen vast te leggen. Het akoestisch onderzoek van 15 mei 2017 sluit hierbij aan. In het rapport van mei 2017 had dan ook moeten staan dat de bijdrage van gebouw 5 aan het cumulatieve geluidniveau afkomstig is van het akoestisch onderzoek "Ruimtelijke onderbouwing en toets Activiteitenbesluit Fifth/NRE" van 3 juli 2015, aangepast op 15 mei 2017. Dat onderzoek zit ook als bijlage 13 bij de plantoelichting, behorend bij het besluit van 6 juni 2017, aldus de raad.
12.2. De Afdeling stelt vast dat in 4.3 van het rapport van mei 2017 staat dat de bijdrage van de terrassen beschreven is in het akoestisch onderzoek "Terrasgeluid in bestemmingsplan NRE-terrein" van mei 2017. De geluidbelastingen in bijlage 4 van het rapport van mei 2017 en hoofdstuk 3 van voornoemd akoestisch onderzoek naar het terrasgeluid van mei 2017 komen met elkaar overeen. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat in het rapport van mei 2017 wat de terrassen betreft is uitgegaan van verouderde gegevens uit 2015. De verwijzing in 4.3 van het rapport van mei 2017 naar een onderzoek uit 2015 is gezien de toelichting van de raad en de bij het besluit van 6 juni 2017 gevoegde onderzoeken van mei 2017, zoals hiervoor besproken, onjuist en is inmiddels aangepast. Het betoog faalt.
Terrasgeluid
13. Voor het terrasgeluid is volgens [appellant sub 3] en anderen in het rapport van mei 2017 nieuw akoestisch onderzoek verricht, waarbij ten opzichte van een akoestisch onderzoek uit november 2016, dat door de raad als reactie op het deskundigenbericht is overgelegd en dat in de tussenuitspraak is betrokken, lijkt te zijn uitgegaan van enigszins grotere terrassen bij gebouw 11 en gebouw 5. Vanwege deze vergroting is onverklaarbaar dat de geluidbelasting op de gevels van de woningen aan de Patrijsstraat volgens het rapport van mei 2017 lager is dan de geluidbelasting op die gevels volgens het onderzoek uit 2016. Bovendien is de hoogste geluidbelasting volgens het rapport van mei 2017 berekend bij woningen aan de Dommelhoefstraat, de Treurenburgstraat en de Nachtegaallaan, die in het onderzoek uit 2016 niet waren vermeld. Nu ook in het onderzoek van mei 2017 alleen rekenresultaten voor een beperkt aantal woningen zijn vermeld is onduidelijk of alle relevante geluidbelastingen in het onderzoek zijn meegenomen.
Verder is in het onderzoek van mei 2017 uitgegaan van twee bestaande terrassen bij de horecagelegenheid de Velosoof van elk 50 m2 groot die op minder dan 10 m van elkaar liggen. Omdat volgens het gewijzigde bestemmingsplan terrassen een maximale oppervlakte mogen hebben van 100 m2 en minstens 10 m van elkaar moeten liggen is in het onderzoek niet uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden, aldus [appellant sub 3] en anderen.
Voorts wordt in het onderzoek van mei 2017 volgens hen ten onrechte nog steeds een richtingindex van spreekstemmen van 3 dB toegepast.
13.1. Het rapport van mei 2017 is wat betreft de omvang van de terrassen bij gebouw 5 gebaseerd op de aanduidingen voor die terrassen op de naar aanleiding van de tussenuitspraak aangepaste verbeelding. Weliswaar wijkt deze omvang enigszins af van de omvang van de betreffende terrassen in het onderzoek van november 2016, omdat deze terrassen in 2016 nog niet waren begrensd op de verbeelding, maar daarmee zijn de terrassen niet dichter bij de bestaande woningen komen te liggen. Bovendien is in beide onderzoeken uitgegaan van dezelfde bezetting van 80 personen per terras. Daarnaast zorgt de ingevolge de planregels aan te houden afstand tussen de terrassen onderling ervoor dat de cumulatieve geluidbelasting op de woninggevels aan de Patrijsstraat afneemt, aldus de raad.
De Afdeling kan dit standpunt volgen. De Afdeling stelt verder vast dat terras 4 bij gebouw 11, zoals beschreven in bijlage 1 van het rapport van mei 2017, ten opzichte van het onderzoek uit november 2016 niet is vergroot maar is verkleind. Voorts wordt in zowel het onderzoek uit 2016 als in het rapport van mei 2017 uitgegaan van dezelfde bezetting per terras. Dat de geluidbelasting op de gevels van de woningen aan de Patrijsstraat lager is, is naar het oordeel van de Afdeling dan ook verklaarbaar.
De raad heeft bij zijn reactie van 3 oktober 2017 de invoergegevens en rekenresultaten van de maatgevende woningen opgenomen. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat niet alle relevante geluidbelastingen zijn meegenomen in het rapport van mei 2017.
Wat de richtingindex betreft stelt de raad in zijn reactie van 3 oktober 2017 dat het zeker mogelijk is om een richtingindex van 3 dB te gebruiken. Daarbij baseert de raad zich op de akoestische onderzoeken van mei en oktober 2017, die door een deskundige zijn opgesteld. [appellant sub 3] en anderen hebben hun stelling dat ten onrechte een richtingindex van spreekstemmen is toegepast niet gebaseerd op een deskundigenoordeel. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 3] en anderen hebben aangevoerd geen reden om wat het gebruik van de richtingindex betreft aan de juistheid van de akoestische onderzoeken te twijfelen. Daarbij neemt zij in aanmerking dat volgens het deskundigenbericht de gehanteerde bronniveaus, die ook in de eerdere onderzoeken naar het terrasgeluid met 3 dB zijn gecorrigeerd vanwege de richtingindex, aannemelijk zijn.
In het rapport van mei 2017 is, wat de twee terrassen bij de Velosoof, betreft uitgegaan van kleinere terrassen dan planologisch maximaal mogelijk is. Het besluit is reeds hierom onzorgvuldig voorbereid.
Het betoog slaagt.
13.2. In het rapport van oktober 2017 is voor de twee terrassen bij de Velosoof, wat de gehanteerde oppervlakte betreft, alsnog uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden. Daarbij is de oppervlakte vergroot tot de in de planregels opgenomen maximale oppervlakte van 100 m2 per terras. In het rapport van oktober 2017 is gerekend met de kleinste afstand tussen deze twee terrassen, die daarin haaks op elkaar liggen overeenkomstig de bestaande situatie, van minder dan 10 meter. Niet aannemelijk is dat een situering van de twee terrassen op minimaal 10 m afstand van elkaar overeenkomstig de planregels zal leiden tot een hogere cumulatieve geluidbelasting van deze terrassen. Het aangepaste onderzoek van oktober 2017 leidt wat betreft het terrasgeluid ten opzichte van het rapport van mei 2017 niet tot relevante andere uitkomsten.
Onderzoeksopzet bedrijven
14. Volgens [appellant sub 3] en anderen kan niet van de resultaten van het aangepaste onderzoek van oktober 2017 worden uitgegaan omdat de onderzoeksopzet ten opzichte van het rapport van mei 2017, wat betreft de geluidbelasting van de in het plan toegelaten bedrijven, is gewijzigd en onjuist is. Bij de gehanteerde bronvermogens van bedrijven en correcties daarop is ten onrechte uitgegaan van een invulling met categorie 1 en categorie 2 bedrijven volgens de bij het plan behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten. De planregels staan er echter niet aan in de weg dat in het plangebied uitsluitend categorie 2 bedrijven uit deze lijst kunnen worden gevestigd. Ook gaat het rapport van oktober 2017 er ten onrechte van uit dat van elke gebruiksfunctie in het plangebied slechts 70% wordt benut tot een maximum bvo van 6.292 m2. De planregels sluiten echter niet uit dat het daarin toegelaten bvo voor categorie 2 bedrijven van 9000 m2 maximaal wordt benut.
14.1. Naar aanleiding van deze zienswijze heeft de raad het rapport "Geluid Bestemmingsplan NRE-terrein, bedrijven en cumulatie - Worst Case" van de gemeente Eindhoven, Ruimtelijke Expertise, Verkeer en Milieu van november 2017 en het rapport "Terrasgeluid in bestemmingsplan NRE-terrein", gemeente Eindhoven, Ruimtelijke Expertise, Verkeer en Milieu, van november 2017 (hierna gezamenlijk: het rapport van november 2017) overgelegd. In het rapport van november 2017 is uitgegaan van een invulling met uitsluitend categorie 2 bedrijven met een gezamenlijk bvo van 9000 m2 op gronden in het plangebied die, met inachtneming van de zone "bedrijven uitgesloten", het dichtst bij de bestaande woningen zijn gelegen. Volgens de conclusie is bij 16 van de beschouwde 37 woningen sprake van een gecumuleerde geluidbelasting van meer dan 50 dB(A). In de beschouwde worst case situatie kunnen de gecumuleerde niveaus tot 53 dB bedragen. Het akoestisch klimaat blijft daarmee als redelijk te kwalificeren, aldus het rapport van november 2017.
In dat rapport zijn ook alle onderzochte woningen opgenomen en is per woning beschreven hoe hoog de overschrijding is. Ook zijn alle invoergegevens en berekeningsresultaten bijgevoegd en is de omvang van het terras aan de oostzijde van gebouw 5 in overeenstemming gebracht met de aanduiding op de verbeelding. De oppervlakte van de twee terrassen bij de Velosoof in bijlage 1 van dit rapport is ten opzichte van het onderzoek van oktober 2017 ongewijzigd gebleven en daarmee, evenals de overige vier opgenomen terrassen met elk een oppervlakte van 100 m2, overeenkomstig de maximale planologische situatie.
15. [appellant sub 3] en anderen stellen dat het rapport van november 2017 alleen kan dienen ter onderbouwing van het besluit van 6 juni 2017 en niet kan dienen ter onderbouwing van het oorspronkelijke besluit van 10 mei 2016. Bovendien is dit rapport buiten de hersteltermijn uitgebracht.
15.1. De opdracht in de tussenuitspraak hield niet in het oorspronkelijke besluit van 10 mei 2016 te onderbouwen maar hield in de aanpassing van dat besluit. Met het herstelbesluit van 6 juni 2017 heeft de raad beoogd de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken in het besluit van 10 mei 2016 te herstellen. Het rapport van november 2017 diende als nadere onderbouwing van dat herstelbesluit. De vraag of dit rapport ook kan dienen ter onderbouwing van het oorspronkelijke besluit van 10 mei 2016 is gelet op de tussenuitspraak dan ook niet aan de orde.
Het rapport van november 2017 is uitgebracht binnen de daarvoor door de Afdeling gestelde reactietermijn naar aanleiding van de zienswijze van [appellant sub 3] en anderen over het rapport van oktober 2017. Dat het rapport van november 2017 is uitgebracht nadat de in de tussenuitspraak gegeven hersteltermijn was verstreken, betekent niet dat aan dit rapport geen betekenis meer kan worden toegekend voor de beoordeling van de mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het herstelbesluit van 6 juni 2017 in stand te gelaten.
Het betoog faalt.
16. Volgens [appellant sub 3] en anderen gaat ook het rapport van november 2017 niet uit van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. Daartoe voeren zij het volgende aan.
17. In het rapport van november 2017 is er volgens [appellant sub 3] en anderen van uitgegaan dat het plangebied met 17.360 m2 aan gebruiksfuncties wordt ingevuld, terwijl ingevolge de planregels de totale oppervlakte aan gebruiksfuncties 20.630 m2 bedraagt, waarvan 9.800 m2 in de categorie 2 en 10.830 m2 in de categorie 1. Daarmee gaat het rapport niet uit van een maximale planologische invulling, aldus [appellant sub 3] en anderen.
17.1. De Afdeling kan dit betoog niet volgen. In artikel 3, lid 3.3.3, van de planregels wordt per gebruiksfunctie een maximum oppervlakte genoemd. De som van al deze oppervlakten, inclusief die voor de woonfunctie, overstijgt de in de planregels eveneens opgenomen maximum oppervlakte van 22.000 m2 voor het totaal aan gebruiksfuncties. Bij de invulling van het plangebied zal dan ook met in achtneming van dit maximum een keuze moeten worden gemaakt van functies en bijbehorende oppervlakten. Het rapport van november 2017 gaat uit van een invulling in het noordoostelijk deel van het plangebied met bedrijven en functies in de categorie 2 op de daarvoor aangewezen locaties en met oppervlakten die volgens de planregels maximaal mogelijk zijn, aangevuld met de, uit een oogpunt van geluidproductie lichtere, categorie 1-functies in het resterende deel. Het zuidwestelijk deel van het plangebied is in het rapport van november 2017 ingevuld met de maximaal toegestane oppervlakte voor functies in categorie 2 op zo kort mogelijke afstand van de bestaande woningen. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat een dergelijke invulling van het plangebied, waarbij de toegestane oppervlakte van de functies in de zwaardere milieucategorie maximaal wordt benut en deze functies het dichtst bij de bestaande woningen zijn gesitueerd, en waarbij de tussenliggende ruimte wordt ingevuld met categorie 1-functies, als de maximale planologische invulling kan worden beschouwd.
18. Volgens [appellant sub 3] en anderen is in het rapport van november 2017 voor enkele bedrijven die met een aanduiding op de verbeelding in het noordoostelijk deel van het plangebied zijn toegestaan, uitgegaan van een geringer bvo dan de 500 m2 bvo die ingevolge de planregels per bedrijf zijn toegestaan. In een worst case benadering had volgens hen met laatstgenoemd bvo rekening moeten worden gehouden.
18.1. De aanduidingen op de verbeelding voor de door [appellant sub 3] en anderen genoemde bedrijven hebben een oppervlakte die kleiner is dan 500 m2. In bijlage 1e van het rapport van november 2017 is dan ook terecht van de oppervlakte overeenkomstig de aanduiding op de verbeelding, die niet het bvo is, uitgegaan. Volgens het rapport is gewerkt met kengetallen, gebaseerd op de afstandstabellen uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van 2009 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en uitgedrukt in toelaatbare dB(A) per m2 kaveloppervlak. De Afdeling ziet geen reden om aan de juistheid van dit uitgangspunt en de gehanteerde oppervlakte voor de bedrijven te twijfelen. Het betoog faalt.
Geluid verkeer
19. Volgens [appellant sub 3] en anderen zijn in het rapport van november 2017 wegen die niet leiden tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde in de Wet geluidhinder, omdat voor het plangebied een 30 km/uur-regime geldt, ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Het rapport gaat er aan voorbij dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden met de geluidbelasting van 30 km-wegen.
19.1. Zoals in 11.2. is overwogen, mag ervan worden uitgegaan dat alleen van de ontsluitingsweg, die op de verbeelding is aangeduid, een relevante bijdrage aan de cumulatieve geluidbelasting te verwachten is. Anders dan [appellant sub 3] en anderen stellen is in het rapport van november 2017 de geluidbelasting van andere mogelijke wegen in het plangebied dan de ontsluitingsweg overigens wel betrokken. Volgens paragraaf 4.2 van dat rapport zal naast het verkeer op de ontsluitingsweg sprake zijn van bestemmingsverkeer op andere wegen en bedrijfsterreinen binnen het plangebied. Het geluid dat afkomstig is van bewegingen op de bedrijfsterreinen is reeds verdisconteerd in de bronvermogens van de bedrijfscategorieën. Gezien de resultaten van het onderzoek naar de geluidbelasting van de ontsluitingsweg, met niveaus van ten hoogste 35 dB, de korte rijafstanden en lage snelheden over het terrein en de daarbij behorende korte bedrijfsduur van de voertuigen, zijn de bijdragen van de voertuigbewegingen op het NRE-terrein, buiten de ontsluitingsweg, ten opzichte van de andere geluidniveaus te verwaarlozen, aldus het rapport van november 2017. Het betoog faalt.
Geluid horeca-inrichtingen in de categorieën 1, 5 en 6
20. [appellant sub 3] en anderen stellen dat onduidelijk is of in het rapport van november 2017 de in artikel 3, lid 3.3.3, van de planregels toegelaten zes horecavestigingen zijn meegenomen. Volgens het rapport zou de geluiduitstraling van deze lichte horeca verdisconteerd zijn in de geluidruimte voor de bedrijven. In het noordoostelijk deel van het plangebied zijn echter, behoudens drie aangeduide locaties, geen bedrijven toegestaan.
20.1. Volgens paragraaf 3.3.2 van het rapport van november 2017 is op het resterende noordoostelijk deel van het plangebied de vestiging van gebruiksfuncties mogelijk, waaronder lichte horeca, waarvan de geluiduitstraling te vergelijken is met die van categorie 1-bedrijven. Het gehele resterende noordoostelijk gelegen terrein is hiermee opgevuld. In bijlage 1e van het rapport is het betreffende deel voorzien van een oppervlaktebron voor categorie 1. Gelet hierop zijn de in de planregels toegelaten zes horecavestigingen in het rapport van november 2017 meegenomen. Het betoog faalt.
Geluidbelasting op woningen in het plangebied
21. [appellant sub 3] en anderen stellen dat in het rapport van november 2017 uitsluitend de cumulatieve geluidbelasting op bestaande woningen rondom het plangebied is beoordeeld. Ten onrechte zijn in dat rapport niet ook de woningen in het plangebied zelf betrokken waarvoor op 25 mei 2016 een omgevingsvergunning was verleend.
21.1. Met hun stelling dat het woon- en leefklimaat van de in het plangebied vergunde woningen ten onrechte niet is onderzocht, hebben [appellant sub 3] en anderen hun beroepsgronden uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan in het licht van de goede procesorde niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [appellant sub 3] en anderen in dit opzicht aanvoeren, buiten inhoudelijke bespreking blijft.
Richtingindex terrasgeluid
22. [appellant sub 3] en anderen hebben hun bezwaar herhaald dat in het onderzoek naar het terrasgeluid in het rapport van november 2017 wederom ten onrechte een richtingindex is toegepast. Zoals hiervoor in 13.1. is overwogen is er geen reden om wat betreft het gebruik van de richtingindex aan de juistheid van de akoestische onderzoeken te twijfelen. In de enkele stelling van [appellant sub 3] en anderen dat het geenszins vast staat dat personen op een terras rond een tafel zitten ziet de Afdeling geen aanleiding voor een ander oordeel.
Conclusie
23. In hetgeen [appellant sub 3] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling, gelet op 9.1. en 13.1., aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 6 juni 2017 is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep van [appellant sub 3] en anderen is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
In stand laten rechtsgevolgen
24. De Afdeling ziet evenwel, gelet op hetgeen in 9.2, 13.2., en 14.1. tot en met 22 is overwogen, aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit van 6 juni 2017 met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb in stand te laten.
Proceskosten
25. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van [appellant sub 1] is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1A], [appellant sub 1B], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Eindhoven van 10 mei 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring (NRE-terrein)" gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Eindhoven van 10 mei 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring (NRE-terrein)";
III. verklaart de beroepen van [appellant sub 1A], [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] tegen het besluit van de raad van de gemeente Eindhoven van 6 juni 2017 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring (NRE-terrein)" ongegrond;
IV. verklaart het beroep van [appellant sub 3] en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Eindhoven van 6 juni 2017 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring (NRE-terrein)" gegrond;
V. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Eindhoven van 6 juni 2017 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring (NRE-terrein)";
VI. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 6 juni 2017 geheel in stand blijven;
VII. veroordeelt de raad van de gemeente Eindhoven tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 175,79 (zegge: honderdvijfenzeventig euro en negenenzeventig cent);
veroordeelt de raad van de gemeente Eindhoven tot vergoeding van bij [appellant sub 3] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.049,71 (zegge: tweeduizend negenenveertig euro en eenenzeventig cent), waarvan € 2.004,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
VIII. gelast dat de raad van de gemeente Eindhoven aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 2] en € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 3] en anderen vergoedt, met dien verstande dat ten aanzien van de beroepen van [appellant sub 1A], [appellant sub 1B] en [appellant sub 3] en anderen bij betaling van genoemde bedragen aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.
w.g. Michiels w.g. Boermans
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2018
429.