NJB 2022/812
Recht op berechting binnen redelijke termijn, art. 6 EVRM: uiteenzetting beoordelingskader. In casu volstaat het hof met de constatering dat de termijn is overschreden. Niet zonder meer begrijpelijk is echter dat schending geen aanleiding geeft tot strafvermindering, nu een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep met bijna elf maanden niet als een ‘beperkte overschrijding’ geldt, en de totale duur van de berechting in feitelijke aanleg niet is afgerond binnen het totaal van de voor elk van de procesfasen geldende termijnen.
HR 22-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:409
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 maart 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, C. Caminada
- Zaaknummer
21/00595
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:409, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑03‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:86, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑02‑2022
- Wetingang
(art. 6 EVRM)
Essentie
Recht op berechting binnen redelijke termijn, art. 6 EVRM: uiteenzetting beoordelingskader. In casu volstaat het hof met de constatering dat de termijn is overschreden. Niet zonder meer begrijpelijk is echter dat schending geen aanleiding geeft tot strafvermindering, nu een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep met bijna elf maanden niet als een ‘beperkte overschrijding’ geldt, en de totale duur van de berechting in feitelijke aanleg niet is afgerond binnen het totaal van de voor elk van de procesfasen geldende termijnen.
Uitspraak
Inleiding
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat volstaan kan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.