Rb. Zutphen, 09-03-2011, nr. 114490 / HA ZA 10-1508
ECLI:NL:RBZUT:2011:BR0269
- Instantie
Rechtbank Zutphen
- Datum
09-03-2011
- Zaaknummer
114490 / HA ZA 10-1508
- LJN
BR0269
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZUT:2011:BR0269, Uitspraak, Rechtbank Zutphen, 09‑03‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 09‑03‑2011
Inhoudsindicatie
Onredelijk bezwarend beding? De voorwaarden van NCOI komen er op neer dat bij tussentijdse opzegging van de overeenkomst (voor drie jaar aangegaan) het gehele cursusgeld verschuldigd is. NCOI past zelf een minder vergaande bepaling uit latere voorwaarden toe. Toch kennelijk onredelijk? Afhankelijk van de vraag of hetgeen in rekening is gebracht in verhouding staat tot geleden verlies en gederfde winst. Tussenvonnis, zodat NCOI bij akte een en ander kan toelichten
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 114490 / HA ZA 10-1508
Vonnis van 9 maart 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NCOI OPLEIDINGSGROEP B.V.,
gevestigd te Hilversum,
eiseres,
advocaat mr. C.C. Minnen te ‘s-Gravenhage
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.H. van den Sigtenhorst te Zutphen.
Partijen zullen hierna NCOI en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 27 oktober 2010
- -
het proces-verbaal van comparitie van 26 januari 2011.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[gedaagde] heeft zich in 2008 ingeschreven bij NCOI voor een studie HBO Bachelor Bedrijfskunde. Deze studie duurt drie jaar. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van NCOI van toepassing.
2.2.
In de algemene voorwaarden van NCOI, in werking getreden op 1 augustus 2007, (productie 2 van de zijde van NCOI) is onder meer opgenomen:
“Artikel 4.
Tussentijdse beëindiging of doorschuiven
- 1.
Restitutie van een gedeelte van het cursusgeld vindt alleen plaats wanneer een tussentijdse beëindiging van de studie het gevolg is van ernstige ziekte of calamiteit. (…)
- 2.
In uitzonderlijke gevallen kan NCOI op verzoek een open opleiding of training doorschuiven. De beslissing over het al dan niet doorschuiven van een open opleiding of training ligt bij NCOI. NCOI zal voor deze verwerking € 125,- in rekening brengen. De factuur kan niet later worden voldaan.
- 3.
(…)
Artikel 5.
Betalingsvoorwaarden.
- 1.
Betaling dient te geschieden vóór of op de vervaldatum die op de factuur wordt vermeldt.
- 2.
Indien niet tijdig wordt betaald is de betalingsplichtige van de vervaldatum af een rente verschuldigd van 1% per maand. (…)”.
2.3.
Bij e-mail van 29 december 2008 (productie 1 van de zijde van [gedaagde]) heeft [gedaagde] aan NCOI geschreven: “(…) Graag wil ik een half jaar me uitschrijven en dan weer mijn studie oppakken. Is dit mogelijk? (…)”.
Hierop is door NCOI op dezelfde dag per mail geantwoord: “(…) Het is inderdaad mogelijk uw opleiding een half jaar door te schuiven. Dit kunt u doen door het wijzigingsformulier welke u in de bijlage aantreft, volledig ingevuld en voorzien van handtekening naar ons te retourneren. Aan deze wijziging zit eenmalig € 125,- kosten verbonden (…)”.
2.4.
Bij ongedateerde brief, door NCOI ontvangen op 20 april 2009, heeft [gedaagde] aan NCOI geschreven (productie 3 van de zijde van NCOI): “(…) Hierbij wil ik aangeven dat ik per direct stop met de opleiding die ik momenteel volg aan het NCOI, te weten bedrijfskunde. Graag verzoek ik teveel betaalde lesgeld terug te storten op rekeningnummer (…)”.
NCOI heeft op 23 april 2009 aan [gedaagde] een brief gezonden (productie 4 van de zijde van NCOI), waarin te lezen is: “(…) In uw brief van 20 april 2009 geeft u aan uw opleiding HBO Bachelor Bedrijfskunde te willen stopzetten. Hierbij bevestigen wij u de beëindiging van uw opleiding. Wij verwijzen u naar onze algemene inschrijvings- en betalingsvoorwaarden. Hierin staat dat het niet mogelijk is om tussentijds een opleiding te annuleren. Bij het stopzetten van uw opleiding blijft uw betalingsplicht bestaan. Aangezien u staat ingeschreven voor een meerjarige opleiding, hanteert NCOI voor u de volgende regeling. NCOI brengt het bedrag van de gevolgde jaren in rekening met daarbij een opslag van 40% vanwege tussentijdse beëindiging. (…) In uw situatie houdt dit in dat NCOI u 2 jaar berekent met een opslag van 40%. U ontvangt de eindafrekening van financiële administratie NCOI Opleidingsgroep. (…)”.
2.5.
In juni en augustus 2009 is tussen [gedaagde] en NCOI per e-mail gecorrespondeerd (producties 5 en 6 van de zijde van NCOI en deels productie 1 van de zijde van [gedaagde]) onder meer als volgt:
- -
e-mail van 24 juni 2009 van [gedaagde] aan NCOI: “(…) Ik heb mij afgemeld voor mijn opleiding. (…) Moet ik er nog zaken voor regelen of is zo alles afgehandeld?. (…)”
- -
e-mail van 25 juni 2009 van NCOI aan [gedaagde]: “(…) Op 23 april 2009 is een bevestiging van uw stopzettingsbrief verstuurd naar het door u aangegeven adres (…) Wanneer de laatste factuur betaald is, is alles afgehandeld. (…)”.
- -
e-mail van 25 juni 2009 van [gedaagde] aan NCOI: “(…) Nu is mijn vraag is de laatste factuur betaald? (…) Dus ik wil graag stopzetten omdat ik geen werk heb. (…)”.
- -
e-mail van 25 juni 2009 van NCOI aan [gedaagde]: “(…) Zoals ik heb aangegeven in mijn vorige emial is naar aanleiding van uw stopzettingsbrief de opleiding reeds stopgezet. In de brief die op
- 23.
april 2009 naar het door u aangegeven adres is verstuurd worden ook de voorwaarden uitgelegd. De eindafrekening met factuurnumer 228065 is omstreeks 27 april naar u verzonden, deze is tot op heden nog niet voldaan. (…)”.
- -
e-mail van 25 juni 2009 van [gedaagde] aan NCOI: “(…) deze eindafrekening heeft mij nooit bereikt. Graag nogmaals toezenden. Als ik geen werk heb kan ik de opleiding dan als nog volgen? Dat heeft mijn voorkeur. (…)”
- -
e-mail van NCOI aan [gedaagde] (datum ontbreekt): “(…) U bent gestopt met uw opleiding HBO Bachelor Bedrijfskunde. U heeft aangegeven per direct te willen stoppen. Vanaf september gaat NCOI opleidingsgroep starten met deeltijd opleidingen. (…)”.
- -
e-mail van [gedaagde] aan NCOI van 17 augustus 2009: “(…) Zoals telefonisch besproken wil ik graag mijn opleiding voortzetten in de directe omgeving van [plaats]. (…)”
- -
e-mail van NCOI aan [gedaagde] van 18 augustus 2009: “(…) Ik heb de door u gestuurde brief dd 20 april 2009 nagekeken. Hierin geeft u aan de opleiding direct volledig te willen stopzetten. Dit is ook gebeurd en bevestigd aan u op 23 april 2009. Indien u de opleiding wilt volgen hebben wij een nieuwe inschrijving van u nodig. Na ontvangst van uw inschrijvingsformulier kunnen we kijken wat de mogelijkheden zijn met betrekking tot de facturen. (…)”.
- -
e-mail van [gedaagde] aan NCOI van 18 augustus 2009: “(…) Dit was volgens u of uw collega ook de enige mogelijkheid tot het tijdelijk stopzetten van de opleiding. U mag mij weer inschrijven en een voorstel doen wat betreft de facturen. Dan kan ik dat voorleggen en overleggen alvorens mij definitief te her inschrijven. (…)”
- -
e-mail van NCOI aan [gedaagde] van 18 augustus 2009: “(…) Er staat op dit moment een eindafrekening open van de door u stopgezette opleiding. Deze factuur ligt inmiddels bij het incassobureau. Na voldoen van de openstaande betaling gaan we voor u kijken wat de mogelijkheden zijn om de opleiding opnieuw te gaan starten. (…)”.
- -
e-mail van [gedaagde] aan NCOI van 18 augustus 2009: “(…) Ik heb nooit een factuur daarvan op mijn adres ontvangen in lochem. Wel een brief dat de opleiding is stop gezet maar niet de factuur of eind afrekening. Tevens heb ik mail verkeer met een collega dat dit de manier is om de opleiding tijdelijk stop te zetten de manier is zoals ik die heb aangepakt. Gaarne zie ik een oplossing om mijn opleiding voort te zetten en niet om te eindafrekening te betalen want ik wil graag de opleiding volgen. (…)”
- -
e-mail van NCOI aan [gedaagde] (datum ontbreekt): “(…) U heeft op 29 december 2008 een wijzigingsformulier ontvangen waarop u kon aangeven de opleiding door te willen schuiven naar een later moment (…) U heeft dit echter niet ingevuld en aan ons retour gezonden. Op 31 maart 2009 hebt u een mail naar ons gestuurd waarin u aangeeft gestopt te zijn met de opleiding en u ons verzoekt uw gegevens uit ons bestand te verwijderen. Daar heeft u een reactie op gekregen dat u dit schriftelijk aan ons moest bevestigen. De schriftelijke bevestiging van u dateert van 20 april 2009. In uw brief had u aangegeven het postadres in [plaats]. Mijn collega heeft de bevestiging van de stopzetting naar [plaats] gestuurd. De factuur is echter naar uw vorige adres gestuurd in [plaats]. Ik heb zojuist contact gehad met de betreffende afdeling. Ze gaan de factuur terughalen bij het incassobureau. Graag ontvangen we van u betaling van de eindafrekening. Na uw betaling gaan we kijken wat voor u de mogelijkheden zijn om de opleiding opnieuw te starten. U kunt de factuur binnen enkele dagen verwachten op uw adres in [plaats]. (…)”.
2.6.
NCOI heeft op 24 augustus 2009 een factuur gezonden aan [gedaagde] voor een bedrag van € 6.760,08 (productie 7 aan de zijde van NCOI), bestaande uit de volgende posten:
Inschrijfgeld € 150,00
Cursusgeld 7.045,92
Examenkosten 877,34
Project-, scriptie- en stagebegeleiding 1.703,33
Literatuurkosten 900,00
Avondarrangement 333,00
Reprorechten/Handouts 12,50
Reeds voldaan op factuur 173592 - 4.336,74
Totaal exclusief btw 6.685,35
Btw laag 74,73
Totaal inclusief btw 6.760,08
3. Het geschil
3.1.
NCOI vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van:
- 1.
de hoofdsom van € 6.760,08, vermeerderd met de contractuele rente van 1%, zijnde
€ 48,15 berekend tot 25 mei 2010,
- 2.
de contractuele rente van 1% over de hoofdsom vanaf 25 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening,
- 3.
de buitengerechtelijke incassokosten van € 768,-- vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6;119 BW vanaf 6 juli 2010 tot aan de dag der algehele voldoening,
4.
de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
- 3.2.
NCOI legt hier aan ten grondslag dat [gedaagde] de opleiding tussentijds heeft beëindigd en gehouden is de daarvoor verschuldigde som te betalen. Volgens de op de overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden was [gedaagde] gehouden de hele opleidingssom te betalen. In de nieuwe versie van de algemene voorwaarden, die per
1 augustus 2009 in werking is getreden, is voor een tussentijdse beëindiging de regeling opgenomen die ook al voor [gedaagde] is toegepast, namelijk het bedrag voor de gevolgde jaren met een opslag van 40%. [gedaagde] heeft het hele 1e jaar gevolgd en een deel van het 2e, zodat hem twee jaar en 40% in rekening is gebracht, onder aftrek van de al betaalde factuur voor het eerste studiejaar. Doordat aanvankelijk de factuur naar het oude adres van [gedaagde] is verzonden, heeft hij de factuur pas in augustus 2009 ontvangen. De vervaldatum was
7 september 2009. Volgens de toepasselijke voorwaarden is [gedaagde] vanaf die datum de overeengekomen rente van 1% per maand verschuldigd.
- 3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van NCOI, dan wel afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van NCOI in de proceskosten. Hij voert daartoe aan dat het standpunt van NCOI rigide is en strijdt met de redelijkheid en billijkheid. [gedaagde] heeft zijn studie willen opschorten, maar is verkeerd ingelicht of heeft de gegeven informatie onjuist begrepen, waardoor de studie is gestopt. Op redelijke voorstellen van [gedaagde] om een minnelijke oplossing te bereiken wordt niet ingegaan. NCOI heeft dan ook onnodig incassokosten gemaakt. De algemene voorwaarden waarop NCOI zich beroept zijn onredelijk bezwarend en daarom vernietigbaar. [gedaagde] roept de buitengerechtelijke vernietiging daarvan in. Ook is de schade van NCOI onduidelijk. Zij vordert nu een groot bedrag waar geen enkele tegenprestatie tegenover staat, terwijl er ook geen schade geleden is. Het lijkt er op dat het hele 2e en 3e studiejaar zijn gefactureerd.
4. De beoordeling
4.1.
Ter discussie is de vraag of NCOI terecht aan [gedaagde] een factuur gezonden heeft en, zo ja, of dit het juiste bedrag betreft. NCOI baseert zich op haar voorwaarden, waarbij een cursist ook in geval van opzegging gehouden is het overeengekomen cursusgeld te betalen. [gedaagde] betwist niet dat hij de opleiding heeft gestopt. Weliswaar geeft hij aan dat hij eigenlijk een opschorting had gewild, maar hij onderkent dat dit voor NCOI niet duidelijk is geweest, omdat hij in april 2008 aan NCOI geschreven heeft te willen stoppen. Dit volgt ook uit de weergegeven correspondentie, waarin meermalen, ook op
- 24.
en 25 juni, door [gedaagde] wordt gesproken over stoppen of afmelden. Dit valt niet anders te begrijpen dan als een definitieve beëindiging.
4.2.
Vast staat ook dat op de overeenkomst van partijen de algemene voorwaarden van NCOI van toepassing zijn. Ter comparitie is namens NCOI aangegeven dat het gaat om de versie van januari 2007, omdat de versie van januari 2009 in werking trad per 1 augustus 2009 en dus nog niet in werking was getreden toen [gedaagde] zijn studie stopte. Wel heeft NCOI gehandeld conform de regeling voor tussentijdse beëindiging van een meerjarige opleiding die in de versie van 2009 wel voor komt, maar in de eerdere visie niet.
Uitgangspunt voor de beoordeling zijn de voorwaarden uit januari 2007. De voorwaarden zien op een overeenkomst van drie jaar, die via internet is aangegaan en waarbij [gedaagde], als particulier, de algemene voorwaarden heeft aanvaard door het zetten van een ‘vinkje’ in een daarvoor bestemd hokje op de internetpagina. [gedaagde] stelt dat sprake is van een onredelijk bezwarend beding. [gedaagde] doelt hiermee kennelijk op artikel 4 van de voorwaarden uit 2007.
4.3.
In artikel 6:233 BW is bepaald dat een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar is, indien het “gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij”. In de artikelen 6:236 en 6:237 BW worden voorwaarden genoemd die, bij een overeenkomst met een consument, onredelijk bezwarend zijn of worden vermoed onredelijk bezwarend te zijn. In dit verband is van belang het bepaalde in artikel 6:237 aanhef en
onder i BW, waar staat: “Bij een overeenkomst tussen een gebruiker en een wederpartij, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn een in de algemene voorwaarden voorkomend beding (…)
- i.
dat voor het geval de overeenkomst wordt beëindigd anders dan op grond van het feit dat de wederpartij in de nakoming van haar verbintenis is tekort geschoten, de wederpartij verplicht een geldsom te betalen, behoudens voor zover het betreft een redelijke vergoeding voor door de gebruiker geleden verlies of gederfde winst; (…)”.
4.4.
Zoals uit de aangehaalde wetstekst volgt, wordt de door NCOI in de versie van 2007 gehanteerde voorwaarde vermoed onredelijk bezwarend te zijn, nu [gedaagde] gehouden wordt (in beginsel) het hele overeengekomen cursusbedrag te betalen bij een tussentijdse beëindiging. NCOI stelt dat zij bij tussentijdse beëindiging schade lijdt, doordat zij al wel kosten heeft moeten maken voor bijvoorbeeld reservering van zalen en onderwijsmiddelen en winstderving. [gedaagde] betwist dit op zich niet niet, maar stelt dat hetgeen daarvoor in rekening is gebracht een redelijke vergoeding te boven gaat.
Uit de door NCOI in het geding gebrachte stukken kan niet worden opgemaakt in welke verhouding de factuur staat tot het geleden verlies en gederfde winst. NCOI zal in de gelegenheid worden gesteld dit bij akte nader toe te lichten.
4.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5.
De beslissing
De rechtbank
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 23 maart 2011 voor het nemen van een akte door NCOI over hetgeen is vermeld onder 4.4, waarna de wederpartij op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen,
- 5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2011.