Procestaal: Engels.
HvJ EU, 09-12-2010, nr. C-163/09
ECLI:EU:C:2010:752
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
09-12-2010
- Magistraten
K. Lenaerts, D. Šváby, R. Silva de Lapuerta, E. Juhász, J. Malenovský
- Zaaknummer
C-163/09
- LJN
BO7848
- Vakgebied(en)
Accijns en verbruiksbelastingen (V)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2010:752, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 09‑12‑2010
Uitspraak 09‑12‑2010
K. Lenaerts, D. Šváby, R. Silva de Lapuerta, E. Juhász, J. Malenovský
Partij(en)
In zaak C-163/09,*
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het First-tier Tribunal (Tax Chamber) (Verenigd Koninkrijk) bij beslissing van 24 april 2009, ingekomen bij het Hof op 8 mei 2009, in de procedure
Repertoire Culinaire Ltd
tegen
The Commissioners for Her Majesty's Revenue and Customs,
wijst
HET HOF (Derde kamer),
samengesteld als volgt: K. Lenaerts, kamerpresident, D. Šváby, R. Silva de Lapuerta (rapporteur), E. Juhász en J. Malenovský, rechters,
advocaat-generaal: J. Kokott,
griffier: N. Nanchev, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 10 juni 2010,
gelet op de opmerkingen van:
- —
Repertoire Culinaire Ltd, vertegenwoordigd door P. Dewast, avocat, en H. Mercer, barrister,
- —
de Franse regering, vertegenwoordigd door B. Cabouat als gemachtigde,
- —
de Poolse regering, vertegenwoordigd door M. Dowgielewicz als gemachtigde,
- —
de Portugese regering, vertegenwoordigd door L. Inez Fernandes als gemachtigde,
- —
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door R. Lyal en A. Sauka als gemachtigden,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 15 juli 2010,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de artikelen 20, eerste streepje, en 27, lid 1, sub e en f, van richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB L 316, blz. 21).
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Repertoire Culinaire Ltd (hierna: ‘Repertoire Culinaire’) en de Commissioners for Her Majesty's Revenue and Customs (hierna: ‘Commissioners’) betreffende de fiscale behandeling van de alcohol in kookwijn, kookport en kookcognac.
Rechtskader
Unierecht
3
De derde, de vierde, de achttiende, de negentiende, de twintigste, de tweeëntwintigste en de drieëntwintigste overweging van de considerans van richtlijn 92/83 luiden respectievelijk als volgt:
‘Overwegende dat het voor de goede werking van de interne markt van belang is dat voor alle betrokken producten gemeenschappelijke definities worden vastgesteld;
Overwegende dat het nuttig is deze definities te baseren op die van de gecombineerde nomenclatuur die van kracht is op de datum waarop deze richtlijn wordt vastgesteld;
[…]
Overwegende dat het de lidstaten dient te worden toegestaan de accijns op alcoholhoudende dranken die ongeschikt zijn geworden voor consumptie, terug te geven;
Overwegende dat het noodzakelijk is op communautair niveau de vrijstellingen vast te stellen die van toepassing zijn op goederen die tussen de lidstaten worden vervoerd;
Overwegende evenwel dat het mogelijk is de lidstaten toe te staan vrijstellingen te verlenen die verband houden met het eindgebruik op hun nationale grondgebied;
[…]
Overwegende dat de lidstaten over de middelen dienen te beschikken om eventuele fraude, ontduiking of misbruik die zich op het gebied van de vrijstellingen kunnen voordoen, te bestrijden;
Overwegende dat het de lidstaten moet worden toegestaan de in deze richtlijn bepaalde vrijstellingen te effectueren via teruggaaf van de accijns’.
4
Artikel 19, lid 1, van die richtlijn bepaalt:
‘De lidstaten heffen accijns op ethylalcohol overeenkomstig deze richtlijn.’
5
Artikel 20 van dezelfde richtlijn luidt:
‘In deze richtlijn wordt onder ‘ethylalcohol’ verstaan:
- —
alle producten van de GN-codes 2207 en 2208 met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol, ook wanneer deze producten bestanddeel zijn van een product uit een ander hoofdstuk van de gecombineerde nomenclatuur;
[…]’
6
Artikel 27, lid 1, sub e en f, van die richtlijn bepaalt:
‘De lidstaten verlenen voor de onder deze richtlijn vallende producten vrijstelling van de geharmoniseerde accijns op de voorwaarden die zij vaststellen voor de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen en ter voorkoming van fraude, ontwijking of misbruik:
[…]
- e)
wanneer zij gebruikt worden voor de productie van aroma's voor de bereiding van levensmiddelen en niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol;
- f)
wanneer zij rechtstreeks of als bestanddeel van een halffabrikaat worden aangewend voor de productie van levensmiddelen, gevuld of anderszins, waarvan het alcoholgehalte niet meer bedraagt dan 8,5 liter absolute alcohol per 100 kilogram product voor chocola, en 5 liter absolute alcohol per 100 kilogram product voor andere producten.’
7
Artikel 27, lid 6, van richtlijn 92/83 luidt:
‘Het staat de lidstaten vrij bovengenoemde vrijstellingen te effectueren via teruggaaf van de betaalde accijns.’
Nationaal recht
8
Section 4 van de Finance Act 1995 (belastingwet 1995) voorziet in een mechanisme voor de teruggaaf van accijns op belastbare alcoholhoudende drank die is gebruikt bij de productie van levensmiddelen met een alcoholgehalte van ten hoogste 5 liter alcohol per 100 kilogram van het levensmiddel.
9
De teruggaaf gebeurt op verzoek van bepaalde categorieën van personen, voor zover het bedrag van de teruggaaf minstens 250 GBP bedraagt.
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
10
Repertoire Culinaire is een groothandelaar in levensmiddelen.
11
Op 10 juli 2002 controleerden ambtenaren van de Commissioners in de douanecontrolezone te Coquelles (Frankrijk) een vrachtwagen met oplegger.
12
Uit een door de vrachtwagenbestuurder overgelegd document bleek dat de lading bestond uit elf pallets kookwijn en dat Repertoire Culinaire de consignataris van deze lading was.
13
De ambtenaar die deze lading onderzocht, stelde vast dat deze bestond uit 2800 liter witte wijn met een alcoholgehalte van 11 % vol, 2800 liter rode wijn met een alcoholgehalte van 11 % vol, 160 liter portwijn met een alcoholgehalte van 19 % vol en 80 liter cognac met een alcoholgehalte van 40 % vol.
14
Aangezien niet vaststond dat de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk en Noord-Ierland op deze goederen accijns hadden geïnd, werden de goederen vastgehouden.
15
Uit het door het National Discreditation Team (nationaal team voor bewijsvergaring) gevoerde onderzoek bleek dat de vastgehouden alcoholhoudende dranken ‘ingrediënten’ bevatten.
16
Naar aanleiding van dit onderzoek werden die goederen op 16 juli 2002 met het oog op verbeurdverklaring in beslag genomen.
17
Op diezelfde dag werd Repertoire Culinaire bij brief op de hoogte gebracht van die inbeslagneming. Op 2 augustus 2002 heeft zij om teruggave van de goederen verzocht.
18
Bij brief van 28 augustus 2002 hebben de Commissioners dit verzoek afgewezen.
19
Tegen deze afwijzende beslissing heeft Repertoire Culinaire bezwaar aangetekend.
20
Bij brief van 17 oktober 2002 hebben de Commissioners Repertoire Culinaire ervan op de hoogte gesteld dat de beslissing om de betrokken goederen niet terug te geven werd gehandhaafd, aangezien op deze goederen accijns moest worden betaald in het Verenigd Koninkrijk.
21
Op 4 november 2002 heeft Repertoire Culinaire tegen de beslissing van 17 oktober 2002 beroep ingesteld bij de verwijzende rechter.
22
Daarop heeft het First-tier Tribunal (Tax Chamber) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:
- ‘1)
Zijn kookwijn en kookport accijnsgoederen in de zin van richtlijn [92/83] in de lidstaat van invoer, op grond dat zij onder de definitie van ‘ethylalcohol’ van het eerste streepje van artikel 20 van [deze] richtlijn vallen?
- 2)
Is het verenigbaar met de verplichting van de lidstaat om uitvoering te geven aan de vrijstelling die is voorzien in artikel 27, lid 1, sub f, van richtlijn 92/83, gelezen in samenhang met artikel 27, lid 6, en/of met artikel 28 EG en/of met de rechtstreekse werking van deze verplichtingen en/of met de beginselen van gelijke behandeling en evenredigheid, dat de vrijstelling voor kookwijn, kookport en kookcognac wordt beperkt tot gevallen waarin alcoholhoudende dranken zijn gebruikt als een ingrediënt, en dat alleen die personen om vrijstelling kunnen verzoeken die de alcoholhoudende dranken hebben gebruikt als een ingrediënt in producten, en/of die personen die als groothandelaar van dergelijke producten actief zijn en/of dergelijke producten voor die groothandel hebben geproduceerd of vervaardigd, en mits aan de verdere voorwaarden is voldaan, dat verzoeken worden ingediend binnen een termijn van vier maanden vanaf de betaling van de accijns en dat het bedrag van de teruggaaf niet minder dan 250 [GBP] bedraagt?
- 3)
Moeten de kookwijn en kookport, indien zij op grond van het eerste streepje van artikel 20 van richtlijn 92/83 accijnsgoederen zijn, en/of de kookcognac, waar het in het onderhavige beroep om gaat, worden behandeld als waren zij bij de productie vrijgesteld van accijns op grond van artikel 27, lid 1, sub f, [subsidiair artikel 27, lid 1, sub e, van richtlijn 92/83]?
- 4)
Zijn er in het licht van de artikelen 10 [EG] en 28 EG consequenties — en zo ja, welke — voor de verplichtingen van een lidstaat uit hoofde van [de artikelen 20 en 27, lid 1, sub f, subsidiair artikel 27, lid 1, sub e, van richtlijn 92/83] indien kookwijn, kookport en kookcognac door de lidstaat van vervaardiging uit het systeem voor het verkeer van accijnsgoederen volgens richtlijn [92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (PB L 76, blz. 1)] zijn vrijgegeven voor het vrije verkeer binnen de Europese Unie?’
Beantwoording van de prejudiciële vragen
De eerste vraag
23
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 20, eerste streepje, van richtlijn 92/83 aldus moet worden uitgelegd dat ook kookwijn en kookport onder de in deze bepaling gegeven definitie van ‘ethylalcohol’ vallen.
24
Kookwijn en kookport, die als producten voor menselijke consumptie vallen onder hoofdstuk 21 van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage is gehecht aan verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), in de versie voortvloeiend uit verordening (EEG) nr. 2587/91 van de Commissie van 26 juli 1991 (PB L 259, blz. 1), bevatten ethylalcohol, die op zijn beurt onder post 2208 van deze nomenclatuur valt. Indien deze alcohol een effectief alcoholgehalte van meer dan 1,2 % vol heeft, valt hij binnen de werkingssfeer van artikel 20, eerste streepje, van richtlijn 92/83 (zie arrest van 12 juni 2008, Gourmet Classic, C-458/06, Jurispr. blz. I-4207, punten 35 en 36).
25
In dit verband lijdt het geen twijfel dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde kookwijn en kookport een effectief alcoholgehalte van meer dan 1,2 % vol hebben en dat zij worden bereid op basis van alcoholhoudende dranken die op grond van voornoemde richtlijn aan de geharmoniseerde accijns zijn onderworpen, namelijk wijn en portwijn.
26
Voorts zij eraan herinnerd dat artikel 20, eerste streepje, van richtlijn 92/83 ook van toepassing is wanneer de in deze bepaling bedoelde producten bestanddeel zijn van een product uit een ander hoofdstuk van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage is gehecht aan verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2587/91. Dat kookwijn en kookport als zodanig worden beschouwd als producten voor menselijke consumptie die vallen onder hoofdstuk 21 van deze nomenclatuur, doet dus niets af aan de toepasselijkheid van voornoemde bepaling op de ethylalcohol die deze dranken bevatten (zie arrest Gourmet Classic, reeds aangehaald, punten 36–38).
27
Dit geldt eveneens voor het feit dat kookwijn en kookport niet geschikt zijn om als drank te worden geconsumeerd.
28
Op grond van met name artikel 27, lid 1, van richtlijn 92/83, gelezen in samenhang met de achttiende en de twintigste overweging van de considerans van deze richtlijn, zijn dergelijke omstandigheden immers enkel van belang wat de vrijstelling van aan de geharmoniseerde accijns onderworpen producten betreft.
29
Bovendien zij opgemerkt dat richtlijn 92/83, zoals reeds voortvloeit uit haar opschrift, de structuur van de accijns op zowel alcoholhoudende dranken als alcohol in het algemeen beoogt te harmoniseren.
30
Bijgevolg dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 20, eerste streepje, van richtlijn 92/83 aldus moet worden uitgelegd dat ook kookwijn en kookport onder de in deze bepaling gegeven definitie van ‘ethylalcohol’ vallen.
De derde vraag
31
Met zijn derde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de in het hoofdgeding aan de orde zijnde kookwijn, kookport en kookcognac, indien zij op grond van richtlijn 92/83 onderworpen zijn aan de geharmoniseerde accijns, moeten worden vrijgesteld van deze accijns als producten die worden gebruikt voor de productie van aroma's in de zin van artikel 27, lid 1, sub e, van deze richtlijn of als producten die worden gebruikt voor de productie van levensmiddelen in de zin van artikel 27, lid 1, sub f.
32
In dit verband kan niet worden uitgesloten dat kookwijn, kookport en kookcognac kunnen worden gebruikt voor de productie van aroma's voor de bereiding van levensmiddelen en niet-alcoholhoudende dranken, in de zin van artikel 27, lid 1, sub e, van richtlijn 92/83. De in het hoofdgeding aan de orde zijnde producten zijn echter niet voor dat gebruik bestemd.
33
Zo blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde kookwijn, kookport en kookcognac niet worden gebruikt voor de productie van aroma's, maar voor de productie van levensmiddelen, als ingrediënten voor kant-en-klaargerechten.
34
Bijgevolg valt een eventuele vrijstelling van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde producten in beginsel onder artikel 27, lid 1, sub f, van richtlijn 92/83, tenzij deze producten worden gebruikt voor de productie van aroma's voor de bereiding van levensmiddelen en niet-alcoholhoudende dranken.
35
Het Hof heeft met betrekking tot een eventuele vrijstelling van kookwijn van de geharmoniseerde accijns immers reeds geoordeeld dat de relevante bepaling in beginsel artikel 27, lid 1, sub f, van richtlijn 92/83 is (arrest Gourmet Classic, reeds aangehaald, punt 39).
36
Bijgevolg dient op de derde vraag te worden geantwoord dat in een situatie zoals die in het hoofdgeding de vrijstelling van kookwijn, kookport en kookcognac van de geharmoniseerde accijns onder artikel 27, lid 1, sub f, van richtlijn 92/83 valt.
De vierde vraag
37
Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de omstandigheid dat producten zoals de in het hoofdgeding aan de orde zijnde kookwijn, kookport en kookcognac zijn aangemerkt als producten die niet zijn onderworpen aan accijns of als producten die zijn vrijgesteld van accijns op grond van richtlijn 92/83 en tot verbruik zijn uitgeslagen in de lidstaat waar zij zijn geproduceerd, een invloed heeft op de eventuele toepassing van de bepalingen van diezelfde richtlijn op deze producten door een andere lidstaat, wanneer deze producten zijn bestemd om in laatstgenoemde lidstaat in de handel te worden gebracht.
38
In dit verband zij opgemerkt dat op grond van de eerste en de vierde overweging van de considerans van richtlijn 92/12 de totstandbrenging en de werking van de interne markt het vrije verkeer van goederen, ook van accijnsgoederen, impliceren, evenals een gelijke regeling van de verschuldigdheid van de accijns in alle lidstaten.
39
Overigens zij eraan herinnerd dat het volgens de derde overweging van de considerans van richtlijn 92/83 voor de goede werking van de interne markt van belang is dat voor alle betrokken producten gemeenschappelijke definities worden vastgesteld. Overeenkomstig de negentiende overweging van de considerans van die richtlijn is het noodzakelijk om op het niveau van de Unie de vrijstellingen vast te stellen die van toepassing zijn op goederen die tussen de lidstaten worden vervoerd.
40
Hieruit vloeit voort dat om de goede werking van de interne markt te waarborgen en het vrije verkeer van goederen te verzekeren, de bepaling van de accijnsgoederen en de toepassing van de vrijstellingen uniform moeten gebeuren binnen de Unie, bij gebreke van uitdrukkelijke andersluidende bepalingen.
41
De uniforme toepassing van de bepalingen van richtlijn 92/83 brengt mee dat wanneer een lidstaat een product al dan niet onderwerpt aan accijns of van deze accijns vrijstelt, dit in beginsel door de andere lidstaten moet worden erkend.
42
Bij een andere uitlegging zou afbreuk worden gedaan aan de verwezenlijking van het door die richtlijn nagestreefde doel en zou het vrije verkeer van goederen kunnen worden belemmerd.
43
In deze context kan een lidstaat echter niet gebonden zijn door de onjuiste toepassing van de bepalingen van richtlijn 92/83 door een andere lidstaat. De lidstaten kunnen evenmin de in de tweeëntwintigste overweging van de considerans van richtlijn 92/83 en artikel 27 van deze richtlijn erkende bevoegdheid worden ontnomen om maatregelen te nemen ter bestrijding van eventuele fraude, ontduiking of misbruik die zich op het gebied van de vrijstellingen kan voordoen en ter waarborging van de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen.
44
Het vaststellen van een dergelijke onjuiste toepassing of het nemen van dergelijke maatregelen moet echter berusten op concrete, objectieve en controleerbare aanwijzingen (zie in die zin arrest van 7 december 2000, Italië/Commissie, C-482/98, Jurispr. blz. I-10861, punten 51 en 52).
45
Bijgevolg dient op de vierde vraag te worden geantwoord dat wanneer producten zoals de in het hoofdgeding aan de orde zijnde kookwijn, kookport en kookcognac, die zijn aangemerkt als producten die niet zijn onderworpen aan accijns of als producten die zijn vrijgesteld van accijns op grond van richtlijn 92/83 en tot verbruik zijn uitgeslagen in de lidstaat waar zij zijn geproduceerd, zijn bestemd om in een andere lidstaat in de handel te worden gebracht, laatstgenoemde lidstaat deze producten op zijn grondgebied op dezelfde wijze moet behandelen, tenzij hij over concrete, objectieve en controleerbare aanwijzingen beschikt dat de eerste lidstaat de bepalingen van deze richtlijn onjuist heeft toegepast of dat het overeenkomstig artikel 27, lid 1, van deze richtlijn gerechtvaardigd is om maatregelen te nemen ter voorkoming van eventuele fraude, ontduiking of misbruik die zich op het gebied van de vrijstellingen kan voordoen en ter waarborging van de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen.
De tweede vraag
46
Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 27, lid 1, sub f, van richtlijn 92/83, wat producten zoals de in het hoofdgeding aan de orde zijnde kookwijn, kookport en kookcognac betreft, aldus moet worden uitgelegd dat de in deze bepaling neergelegde vrijstelling kan worden voorbehouden aan de personen die deze producten als ingrediënt voor de productie van levensmiddelen hebben gebruikt, en/of als groothandelaar van dergelijke levensmiddelen actief zijn en/of deze producten voor die groothandel hebben vervaardigd, en dat de toekenning van deze vrijstelling kan worden onderworpen aan de dubbele voorwaarde dat een verzoek tot teruggaaf binnen een termijn van vier maanden vanaf de betaling van de accijns wordt ingediend en het bedrag van de teruggaaf niet minder dan 250 GBP bedraagt.
47
In dit verband zij meteen opgemerkt dat het de lidstaten, overeenkomstig artikel 27, lid 6, van richtlijn 92/83, gelezen in samenhang met de achttiende en de drieëntwintigste overweging van de considerans van deze richtlijn, vrijstaat om de in deze richtlijn neergelegde vrijstellingen te effectueren via teruggaaf van de betaalde accijns.
48
Bovendien zij eraan herinnerd dat de in richtlijn 92/83 neergelegde vrijstellingen met name tot doel hebben de weerslag van de accijns op alcohol als tussenproduct in de samenstelling van andere commerciële of industriële producten te neutraliseren (zie arrest Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 4, en arrest van 19 april 2007, Profisa, C-63/06, Jurispr. blz. I-3239, punt 17).
49
Zo volgt uit artikel 27, lid 1, sub f, van richtlijn 92/83, gelezen in samenhang met de twintigste overweging van de considerans van deze richtlijn, dat de toepassing door een lidstaat van de in deze bepaling neergelegde vrijstelling afhangt van het eindgebruik van de betrokken producten.
50
Ook bepaalt voornoemd artikel 27, lid 1, gelezen in samenhang met de tweeëntwintigste overweging van de considerans van richtlijn 92/83, dat de lidstaten voorwaarden kunnen vaststellen voor de juiste en eenvoudige toepassing van de in deze bepaling neergelegde vrijstellingen en ter voorkoming van fraude, ontwijking of misbruik.
51
In deze context zij eveneens in herinnering gebracht dat het Hof heeft geoordeeld dat de vrijstelling van de in artikel 27, lid 1, van richtlijn 92/83 bedoelde producten de regel is, en de weigering ervan de uitzondering, en dat de door deze bepaling aan de lidstaten verleende bevoegdheid om voorwaarden vast te stellen ‘voor de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen en ter voorkoming van fraude, ontwijking of misbruik’ niet kan afdoen aan het onvoorwaardelijke karakter van de in deze bepaling bedoelde vrijstellingsverplichting (zie reeds aangehaalde arresten Italië/Commissie, punt 50, en Profisa, punt 18).
52
Hieruit volgt dat de betrokken lidstaat in het kader van de uitoefening van die bevoegdheid concrete, objectieve en controleerbare aanwijzingen moet aandragen voor het bestaan van een ernstig gevaar voor fraude, ontduiking of misbruik (zie in die zin reeds aangehaald arrest Italië/Commissie, punt 52) en dat de voorwaarden die deze lidstaat op grond van de hem aldus toegekende bevoegdheid vaststelt, niet verder mogen gaan dan noodzakelijk is voor het bereiken van dat doel.
53
Hoewel het de lidstaten bijgevolg vrijstaat om de in artikel 27, lid 1, sub f, van richtlijn 92/83 neergelegde vrijstelling via teruggaaf van de betaalde accijns en afhankelijk van het gebruik van de betrokken producten te effectueren, mogen zij de toepassing van deze vrijstelling niet onderwerpen aan voorwaarden waarvan niet op basis van concrete, objectieve en controleerbare aanwijzingen is vastgesteld dat zij noodzakelijk zijn voor de juiste en eenvoudige toepassing van voornoemde vrijstelling en om fraude, ontduiking of misbruik te bestrijden.
54
Uit de aan het Hof voorgelegde elementen lijkt voort te vloeien dat de voorwaarden die zijn neergelegd in de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling, namelijk een beperking van de personen die een verzoek tot teruggaaf mogen indienen, een termijn van vier maanden om een dergelijk verzoek in te dienen en de bepaling van een minimumbedrag voor de teruggaaf, niet noodzakelijk zijn voor de juiste en eenvoudige toepassing van de in artikel 27, lid 1, sub f, van richtlijn 92/83 neergelegde vrijstelling of om fraude, ontduiking of misbruik te bestrijden.
55
Het staat echter aan de verwijzende rechter, bij wie het hoofdgeding aanhangig is en die verantwoordelijk is voor de te geven rechterlijke beslissing, om op basis van de concrete, objectieve en controleerbare aanwijzingen waarover hij beschikt, na te gaan of dit het geval is.
56
Bijgevolg dient op de tweede vraag te worden geantwoord dat artikel 27, lid 1, sub f, van richtlijn 92/83 aldus moet worden uitgelegd dat de toekenning van de in deze bepaling neergelegde vrijstelling slechts afhankelijk mag worden gesteld van voorwaarden zoals die in de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling, namelijk een beperking van de personen die een verzoek tot teruggaaf mogen indienen, een termijn van vier maanden om een dergelijk verzoek in te dienen en de bepaling van een minimumbedrag voor de teruggaaf, indien uit concrete, objectieve en controleerbare aanwijzingen blijkt dat deze voorwaarden noodzakelijk zijn voor een juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstelling en om fraude, ontduiking of misbruik te bestrijden. Het staat aan de verwijzende rechter om vast te stellen of dit voor de in die regeling neergelegde voorwaarden het geval is.
Kosten
57
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:
- 1)
Artikel 20, eerste streepje, van richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken, moet aldus worden uitgelegd dat ook kookwijn en kookport onder de in deze bepaling gegeven definitie van ‘ethylalcohol’ vallen.
- 2)
In een situatie zoals die in het hoofdgeding valt de vrijstelling van kookwijn, kookport en kookcognac van de geharmoniseerde accijns onder artikel 27, lid 1, sub f, van richtlijn 92/83.
- 3)
Wanneer producten zoals de in het hoofdgeding aan de orde zijnde kookwijn, kookport en kookcognac, die zijn aangemerkt als producten die niet zijn onderworpen aan accijns of als producten die zijn vrijgesteld van accijns op grond van richtlijn 92/83 en tot verbruik zijn uitgeslagen in de lidstaat waar zij zijn geproduceerd, zijn bestemd om in een andere lidstaat in de handel te worden gebracht, moet laatstgenoemde lidstaat deze producten op zijn grondgebied op dezelfde wijze behandelen, tenzij hij over concrete, objectieve en controleerbare aanwijzingen beschikt dat de eerste lidstaat de bepalingen van deze richtlijn onjuist heeft toegepast of dat het overeenkomstig artikel 27, lid 1, van deze richtlijn gerechtvaardigd is om maatregelen te nemen ter voorkoming van eventuele fraude, ontduiking of misbruik die zich op het gebied van de vrijstellingen kan voordoen en ter waarborging van de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen.
- 4)
Artikel 27, lid 1, sub f, van richtlijn 92/83 moet aldus worden uitgelegd dat de toekenning van de in deze bepaling neergelegde vrijstelling slechts afhankelijk mag worden gesteld van voorwaarden zoals die in de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling, namelijk een beperking van de personen die een verzoek tot teruggaaf mogen indienen, een termijn van vier maanden om een dergelijk verzoek in te dienen en de bepaling van een minimumbedrag voor de teruggaaf, indien uit concrete, objectieve en controleerbare aanwijzingen blijkt dat deze voorwaarden noodzakelijk zijn voor een juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstelling en om fraude, ontduiking of misbruik te bestrijden. Het staat aan de verwijzende rechter om vast te stellen of dit voor de in die regeling neergelegde voorwaarden het geval is.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 09‑12‑2010