Onder dit kopje wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de politie eenheid Oost-Brabant, district ’s-Hertogenbosch, basisteam ’s-Hertogenbosch, registratienummer PL2100-2017169762, sluitingsdatum 23 augustus 2017, pagina 1 tot en met pagina 43. Alle tot bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisant(en) en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Hof 's-Hertogenbosch, 12-12-2019, nr. 20-001647-19
ECLI:NL:GHSHE:2019:4846
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
12-12-2019
- Zaaknummer
20-001647-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2019:4846, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 12‑12‑2019; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:687
Uitspraak 12‑12‑2019
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep
Parketnummer : 20-001647-19
Uitspraak : 12 december 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 27 mei 2019 in de strafzaak met parketnummer 01-175612-17 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis. De politierechter heeft bepaald dat voornoemde geldboete dient te worden betaald in 10 termijnen van € 50,00 per maand.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg voor zover dat uit de stukken blijkt.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren dat de verdachte een wapen van categorie I onder 7° voorhanden heeft gehad dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis, waarvan € 300,00 subsidiair 6 dagen hechtenis voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen aan haar ten laste is gelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 16 augustus 2017 te 's-Hertogenbosch (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een of meer luchtdrukwapen(s), gasdrukwapen(s) en/of een veerdrukwapen, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en), voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De hiervoor weergegeven tenlastelegging, opgenomen in de oproeping voor de terechtzitting in eerste aanleg, behelst als verwijt dat de verdachte een of meer wapen(s) van categorie I onder 7º voorhanden heeft gehad.
De oproeping voor de OM-zitting en de strafbeschikking hebben echter betrekking op één wapen.Het hof zal het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk verklaren voor zover de tenlastelegging meer feiten behelst dan het ene feit waarop de strafbeschikking en het daartegen ingestelde verzet betrekking hadden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 16 augustus 2017 te 's-Hertogenbosch een wapen van categorie I onder 7°, te weten een luchtdrukwapen, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders – geldig – ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen1.
1. Het proces-verbaal binnentreden woning d.d. 16 augustus 2017 (p. 4), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant I] :
Op 16 augustus 2017, omstreeks 13:00 uur, ben ik binnengetreden in de woning, [adres 2] , bewoond door [verdachte] .
In de woning werd inbeslaggenomen:- Luchtdrukwapen colt defender cal 4,5 mm
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 augustus 2017 (p. 9-10), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant II] en [verbalisant III] :
p. 9
Op 15 augustus 2017 (het hof begrijp:16 augustus 2017) waren wij, verbalisanten [verbalisant III] en [verbalisant II] , belast met het doorzoeken van een woning aan [adres 2] . Ik zocht in de woonkamer en ik zag dat er een grote roze beautycase stond. Deze stond tegen de muur tussen het televisiemeubel en een dressoirkast. Ik zag dat de beautycase uit vier verschillende bakken bestond. Ik opende de bakken één voor één. Ik zag dat er in de derde bak een doos lag met de afbeelding van een handvuurwapen. Ik zag dat er de tekst Colt Defender op stond. Ik opende de doos en ik zag dat er een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in lag. Ik zag dat dit voorwerp zwart van kleur was. Ik pakte het voorwerp uit de doos en ik voelde dat deze qua gewicht voelde als mijn dienstwapen.
p. 10
PL2100-2017169762-1229376, wapens/munitie/springstof, luchtdrukwapen, Colt Defender, kleur zwart, Bondsrepubliek Duitsland, serienummer 16B16113, bijzonderheden cal. 4.5 mm.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2017 (p. 11-15), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant IV] :
p. 11
Op 19 augustus 2017 heb ik op verzoek van een collega goederen bekeken welke in beslag genomen waren.
p. 12
Volgnummer 4: PL2100-2017169762-1229376.Het voorwerp is een luchtdrukwapen, in de vorm van een pistool. Het betreft een luchtdrukwapen voor het verschieten van stalen ronde balletjes. Dit voorwerp is een zogenaamd balletjespistool (co2 wapen), voor het verschieten van stalen balletjes middels een gasdruksysteem, dat voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een echt vuurwapen, zijnde een pistool, met de volgende kenmerken:- Merk: Colt- Model: Defender- Kaliber: .45 ACPEen afdruk van genoemd vuurwapen is als voorbeeld bij dit proces-verbaal gevoegd.
Het voorwerp is een gasdrukwapen welke gezien het uiterlijk niet een wapen is in de zin van artikel 2 lid 1, categorie 4 onder 4 van de Wet Wapens en Munitie. Dit wapen is, een wapen in de zin van categorie 1 onder 7 van de Wet Wapens en Munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling Wapens Munitie, zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of met voor ontploffing bestemde voorwerpen, strafbaar gesteld in artikel 13 lid 1 in verband met artikel 55 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie.
4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 22 augustus 2017 (p. 33), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
Het Colt gasdrukwapen dat in de woonkamer in de nagelkoffer is aangetroffen is van mij.
V: U vertelde dat een luchtdrukwapen van u was en dat u deze had tegen bescherming van uw ex klopt dit?
A: Ja dit klopt; ik heb het wapen gekocht in Belgie op de zwarte markt destijds voordat ik weer terug ging wonen op het adres waar ik nu woon met mijn nieuwe vriend. Mijn ex riep dat hij mij en mijn vriend zou vermoorden. Ik heb dit wapen toen aangeschaft.
5. Een geschrift, te weten een brief van ing. [verbalisant V] d.d. 23 januari 2019 (los opgenomen):
Volgnummer 4: PL2100-2017169762-1229376: Pistool, Colt, model Defender. Volgens de beschrijving in het PV (het hof begrijpt het hierboven onder 3 opgenomen proces-verbaal opgemaakt door [verbalisant IV]) maken de pistolen 1 en 2 (het hof begrijpt dat met 2 het pistool, Colt, model Defender wordt bedoeld) gebruik van CO 2 patronen om de energie voor het verschieten van stalen kogeltjes te leveren. Deze twee pistolen verschieten metalen balletjes en zijn dus niet aan te merken als waterpistolen. Zij maken gebruik van samengeperst gas om de kogeltjes af te schieten. Dit soort pistolen vallen dan ook onder de uitzondering van punt 9 van bijlage I van de speelgoedrichtlijn. Zij zijn dan ook niet aan te merken als "speelgoedvoorwerpen als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG". Het zijn gasdruk- c.q. luchtdrukpistolen die niet onder de speelgoedrichtlijn vallen.
Bewijsoverwegingen
Algemene overweging
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman – op gronden zoals verwoord in de overgelegde pleitnota – aangevoerd dat – gelet op zes significante verschillen – het in de beautycase aangetroffen wapen geen sprekende gelijkenis vertoont met het wapen van het merk Colt. Bovendien hebben deze zes verschillen betrekking op één zijde van het aangetroffen wapen. De reële mogelijkheid bestaat dat aan de andere kant van het wapen nog meer in het oog springende verschillen zijn waar te nemen. Nu ook het bewijsmateriaal is vernietigd en het voor een deskundige niet meer mogelijk is uitspraken te doen over de sprekende gelijkenis, is er onvoldoende bewijs om het ten laste gelegde bewezen te verklaren, aldus de verdediging.
Oordeel van het hof
Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof van oordeel dat gelet op de (door de raadsman genoemde) verschillen tussen het bij de verdachte aangetroffen wapen en het pistool van het merk Colt, model Defender, kaliber .45, het bij de verdachte aangetroffen wapen geen (vrijwel) exacte kopie is van dit pistool.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het bij de verdachte aangetroffen wapen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend. Gelet op de vorm en afmetingen van het bij de verdachte aangetroffen wapen is naar het oordeel van het hof sprake van een wapen dat in totaliteit sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 20 augustus 2017, opgemaakt door verbalisant [verbalisant IV] blijkt ook dat het bij de verdachte aangetroffen wapen een wapen betreft dat voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een echt vuurwapen, zoals een pistool van het merk Colt, model Defender, kaliber .45.
Door de verdediging is niet bestreden dat de afmetingen van het bij de verdachte aangetroffen wapen als geheel overeenkomen met die van het echte pistool Colt Defender .45.
De door de raadsman genoemde verschillen tussen beide wapens zijn – ter beantwoording van de vraag of sprake is van een sprekende gelijkenis – naar het oordeel van het hof van ondergeschikt belang. Daarbij merkt het hof op, dat het bij een aantal van de verschillen bovendien gaat om details die aan het zicht van anderen zijn onttrokken als het vuurwapen in de hand wordt gehouden zoals dat bij een vuurwapen gebruikelijk is. Dat betreft de vorm van de trekker (waar immers de wijsvinger zich omheen kromt), de inhammen waar de vingers in gelegd kunnen worden (als de vingers om de kolf liggen is niet meer zichtbaar of zich daarin nog inhammen bevinden), de textuur en bevestiging van de kolf (door handpalm en vingers bedekt). De zeer geringe verschillenstaan derhalve niet in de weg aan de vaststelling van het hof dat het bij de verdachte aangetroffen wapen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen.
De verdediging heeft louter de mogelijkheid geopperd dat de andere zijde van het wapen er anders uit ziet dan de zijde van het wapen waar foto’s van zijn gemaakt. Het had op de weg van de verdachte, die het pistool onder zich heeft gehad, gelegen zodanige verschillen te stellen. Dat is niet gebeurd. Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep acht het hof die verschillen ook overigens niet aannemelijk geworden. Dat het wapen niet meer onderzocht kan worden door een deskundige (die ook zou kunnen onderzoeken of sprake is van niet-functionele toevoegingen) doet aan dit oordeel niet af.
Het hof verwerpt derhalve het verweer van de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Bij de bepaling van de op te leggen sanctie heeft het hof gelet op:
- de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan;
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en
- de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een luchtdrukwapen dat een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen. Een dergelijk wapen is geschikt voor afdreiging en kan leiden tot – voor potentiële slachtoffers – bedreigende situaties. De verdachte heeft ook verklaard dat zij het wapen had gekocht ter bescherming tegen haar ex-partner. Dat het niet om een echt vuurwapen gaat, doet aan het voorgaande niet af, omdat de onechtheid niet zonder meer voor anderen kenbaar is.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 2 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezen verklaarde handelen niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen ter zake van overtreding van de Wet wapens en munitie.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof voorts acht geslagen op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtsnoer voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een wapen dat valt onder categorie I onder 7° – waarvan in het onderhavige geval sprake is – geeft als indicatie een geldboete van € 550,00.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – oplegging van een geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis, waarvan € 300,00 subsidiair 6 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 9 november 2017 onder CJIB nummer [nummer] .
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging, voor zover de tenlastelegging in de oproeping betrekking had op andere feiten dan het in de strafbeschikking omschreven feit.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot € 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter,
mr. P.M. Frielink en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.H.J. Menting, griffier,
en op 12 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 12‑12‑2019