Rb. Rotterdam, 28-09-2006, nr. 262119 / HA RK 06-80
ECLI:NL:RBROT:2006:AY9170
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
28-09-2006
- Zaaknummer
262119 / HA RK 06-80
- LJN
AY9170
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2006:AY9170, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 28‑09‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 28‑09‑2006
Inhoudsindicatie
Verzoek strekkende tot bevelen van voorlopig getuigenverhoor. Verzoek wordt afgewezen wegens gebrek aan belang.
Partij(en)
R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rekestnummer: 262119 / HA RK 06-80
Uitspraak: 28 september 2006
BESCHIKKING van de enkelvoudige kamer op het verzoekschrift van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ELF B.V.,
verzoekster,
procureur mr. A.P.M. Henket,
advocaat mr. D.G.J. [Z] te ’s-Gravenhage,
- tegen -
mr. [X],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
procureur mr. A.J.M. Vélu.
Partijen worden hierna aangeduid als "Elf" respectievelijk "[X]".
1. Het verloop van de procedure
Ter griffie van deze rechtbank is op 31 mei 2006 ingekomen een verzoekschrift, met bijlagen, strekkende tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor.
Ter terechtzitting van 7 september 2006 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Ter zitting zijn verschenen en gehoord:
mr. [Z], voornoemd;
mr. [X], voornoemd.
Ter terechtzitting hebben de raadslieden van partijen hun standpunten (nader) toegelicht.
2. De standpunten van partijen
2.1
Elf legt - verkort weergegeven - aan haar verzoek het volgende ten grondslag:
- -
Elf zou op 3 maart 2006 met haar (inmiddels voormalig) personeelslid [Y] de afwikkeling van de - bij beschikking 24 februari 2006 met ingang van 1 april 2006 pro forma ontbonden - arbeidsovereenkomst bespreken.
- -
Bij brief van 1 maart 2006 heeft [X] aan de raadsman van Elf bericht dat [Y] om medische redenen niet in staat zou zijn om bij voornoemde bespreking aanwezig te zijn en heeft hij aangekondigd een kort geding aanhangig te zullen maken indien eventueel achterstallig salaris niet aan [Y] zou worden voldaan.
- -
Vervolgens is [Y] wèl op 3 maart 2006 verschenen voor de geplande bespreking met Elf. Bij die gelegenheid heeft zij verklaard [X] niet te kennen en hem nimmer opdracht te hebben gegeven om als haar advocaat op te treden.
- -
Hierop heeft [X] zijn standpunt herhaald wel degelijk namens [Y] op te treden. Ter onderbouwing heeft [X] een verklaring van [Y] geproduceerd waaruit de juistheid van zijn standpunt zou blijken.
- -
Naar aanleiding hiervan heeft [Y] bij de politie aangifte gedaan van valsheid in geschrifte door [X].
- -
[X] heeft in reactie daarop zijn standpunt niet gewijzigd en heeft aan Elf een brief overgelegd van [Y] d.d. 3 april 2003 alsmede een verklaring van een ander voormalige werknemer van Elf en een nadere verklaring van [Y].
- -
Elf heeft in ieder geval door deze kwestie schade geleden die zij wenst te verhalen. Elf kan thans niet beoordelen of [X] danwel [Y] in strijd met de waarheid heeft verklaard, waardoor het Elf niet duidelijk is op welke partij zij haar schade kan verhalen. Vooruitlopend op een eventuele procedure tegen [X] acht Elf het wenselijk dat een voorlopig getuigenverhoor wordt bevolen teneinde te kunnen beoordelen of [X] danwel [Y] de waarheid spreekt.
2.2
[X] concludeert tot afwijzing van het verzoek en voert - verkort weergegeven - aan wel degelijk als advocaat van [Y] te zijn opgetreden en voorts dat een advocaat slechts als getuige kan worden opgeroepen nadat overleg tussen de betreffende advocaten heeft plaatsgevonden, hetgeen niet is geschied.
3. De beoordeling
3.1
Bij de beoordeling van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor geldt op grond van artikel 186 jo. 166 Rv als hoofdregel dat de rechter, zo vaak één der partijen dit verzoekt, een voorlopig getuigenverhoor beveelt indien bewijs door getuigen bij de wet is toegestaan, de te bewijzen aangeboden feiten zijn betwist en deze tot een beslissing van de zaak kunnen leiden en de verzoeker een voldoende belang heeft bij het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kan, als het overigens aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet, evenwel worden afgewezen als de rechter van oordeel is dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde, dat misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid een voorlopig getuigenverhoor te verlangen of als het verzoek afstuit op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.
3.2
Het verweer van [X], inhoudende dat hij wel degelijk als advocaat voor [Y] optrad, is in dit verband irrelevant. Met dit verweer betwist [X] de feiten die Elf stelt met het voorlopig getuigenverhoor te willen vaststellen. Dit verweer vormt geen grond voor afwijzing van een voorlopig getuigenverhoor. Integendeel, een voorwaarde voor het toestaan van een voorlopig getuigenverhoor is nu juist dat de te bewijzen aangeboden feiten worden betwist.
[X] kan in dit stadium van de procedure nog niet als getuige worden opgeroepen, zodat zijn verweer dat een advocaat niet zonder voorafgaand confraterneel overleg als getuige kan worden opgeroepen evenmin aan toewijzing van het onderhavig verzoek in de weg staat.
3.3
Niettegenstaande het vorengaande zal de rechtbank het verzoek van Elf afwijzen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Elf geen rechtens te respecteren belang bij het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Zij overweegt daartoe het volgende.
Elf geeft in haar verzoekschrift aan ‘door deze kwestie’ schade te hebben geleden. Desgevraagd heeft Elf ter zitting aangegeven dat zij hiermee bedoelt dat nu onduidelijk was of [X] al dan niet als advocaat voor [Y] optrad Elf extra kosten heeft moeten maken, bestaande uit extra advocaatkosten van “zeker € 3.000,-” alsmede ‘directiekosten’.
Elf heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt om welke extra werkzaamheden het hier gaat en evenmin dat deze werkzaamheden niet eveneens zouden zijn verricht als de discussie over de positie van [X] niet zou hebben plaatsgevonden. Dit geldt temeer nu de geplande bespreking met [Y] op 3 maart 2006 onverkort doorgang heeft gevonden en de arbeidsovereenkomst met [Y] al met ingang van 1 april 2006 is ontbonden.
Elf heeft ter zitting aangegeven dat het doel van het onderhavige verzoek is om haar procespositie te bepalen in een eventueel tegen [X] aanhangig te maken procedure en dat zij meent dat [X] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Uit de door Elf summier gepresenteerde feiten kan echter ten hoogste de conclusie worden getrokken dat mogelijk sprake is geweest van onrechtmatig handelen door [X] jegens [Y], maar niet van een onrechtmatig handelen door [X] jegens Elf. Kennelijk wenst Elf, om haar moverende redenen los van de actie uit onrechtmatige daad, helderheid. De rechtbank acht dit echter geen rechtens te respecteren belang bij het houden van een voorlopig getuigenverhoor.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het verzoek van Elf zal worden afgewezen.
3.4
[X] ontvangt een afschrift van deze beschikking. Elf is derhalve niet gehouden hem op grond van artikel 190 Rv. een afschrift van deze beschikking te zenden.
4. De beslissing
De rechtbank,
wijst het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Mentink.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1581/106