Einde inhoudsopgave
Besluit 2003/170/JBZ betreffende het gezamenlijk gebruik van verbindingsofficieren die gedetacheerd zijn door de rechtshandhavende autoriteiten van de lidstaten
Artikel 5 Samenwerking tussen de lidstaten bij de uitwisseling van gegevens via verbindingsofficieren in derde landen
Geldend
Geldend vanaf 26-03-2003
- Bronpublicatie:
27-02-2003, PbEU 2003, L 67 (uitgifte: 12-03-2003, regelingnummer: 2003/170/JBZ)
- Inwerkingtreding
26-03-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-02-2003, PbEU 2003, L 67 (uitgifte: 12-03-2003, regelingnummer: 2003/170/JBZ)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
De lidstaten zien erop toe dat hun in derde landen en bij internationale organisaties gedetacheerde verbindingsofficieren, met inachtneming van het nationale recht en de toepasselijke internationale instrumenten alsmede van de bestaande bepalingen met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens, aan hun respectieve nationale autoriteiten informatie doen toekomen over ernstige criminele bedreiging ten aanzien van andere lidstaten die niet door eigen verbindingsofficieren in het betreffende derde land of bij de betreffende internationale organisatie vertegenwoordigd worden. De nationale autoriteiten gaan met inachtneming van het nationale recht en aan de hand van de ernst van de bedreiging na, of de betrokken lidstaten van deze informatie in kennis moeten worden gesteld.
2.
De in derde landen en bij internationale organisaties gedetacheerde verbindingsofficieren van de lidstaten kunnen, met inachtneming van het nationaal recht en de toepasselijke internationale instrumenten alsmede van de bestaande bepalingen met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens, informatie over ernstige criminele bedreigingen ten aanzien van een andere lidstaat rechtstreeks aan de verbindingsofficieren van de betreffende lidstaat zelf meedelen wanneer die lidstaat in het betreffende derde land of bij de betreffende internationale organisatie vertegenwoordigd is.
3.
Met inachtneming van het nationale recht en van de toepasselijke internationale instrumenten, kunnen lidstaten die geen verbindingsofficieren in een derde land of bij een internationale organisatie gedetacheerd hebben, zich met het oog op de uitwisseling van relevante informatie tot een andere lidstaat richten die wel verbindingsofficieren in het betreffende derde land of bij de betreffende internationale organisatie heeft gedetacheerd.
4.
De lidstaten behandelen informatieverzoeken als bedoeld in lid 3 met inachtneming van hun nationale recht en de toepasselijke internationale instrumenten, en delen zo spoedig mogelijk mede of op een dergelijk verzoek kan worden ingegaan.
5.
De lidstaten kunnen ermee instemmen dat eventuele informatie rechtstreeks wordt uitgewisseld tussen de in derde landen en bij internationale organisaties gedetacheerde verbindingsofficieren en de autoriteiten van andere lidstaten, met inachtneming van de bestaande bepalingen met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens.
6.
De verrichting van de in de leden 1 en 2 bedoelde taken mag de vervulling van de oorspronkelijke taken van de verbindingsofficieren niet in het gedrang brengen.