Rb. Noord-Holland, 26-04-2022, nr. 15.274608.21
ECLI:NL:RBNHO:2022:3632
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
26-04-2022
- Zaaknummer
15.274608.21
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2022:3632, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 26‑04‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 26‑04‑2022
Inhoudsindicatie
Schietincident in Lijnden. De rechtbank veroordeelt verdachte wegens poging tot doodslag en verboden wapenbezit tot een gevangenisstraf van zes jaar. De rechtbank acht bewezen dat verdachte toen hij schoot, opzet had op de dood van het slachtoffer. Het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid wegens overmatig druggebruik wordt verworpen.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/274608-21 (P)
Uitspraakdatum: 26 april 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 april 2022 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum- en plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen a/d Rijn, Huis van Bewaring Maatschapslaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.J.G. Leeuw en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M. Jonk, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 oktober 2021 te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk, en met voorbedachten rade, van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een vuurwapen in de borst(streek) heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 11 oktober 2021 te Lijnden een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, model 26, kaliber 9 x 19 millimeter, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zeven volmantel patronen, centraalvuur, van het kaliber 9 x 19 millimeter voorhanden heeft gehad.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Beoordeling van het bewijs
3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde feit, te weten poging tot moord, en van het onder 2 ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in de eerste plaats betoogd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. Het dossier bevat juist contra-indicaties voor voorbedachte raad, te weten de gemoedstoestand van de verdachte (hij was onder invloed van verdovende middelen) en het ontbreken van een aanwijsbaar moment van bezinning. Daar komt bij dat uit het berichtenverkeer voor het incident niet blijkt van een plan, terwijl de berichten na het incident getuigen van ontbreken van inzicht bij de verdachte in de consequenties van zijn handelen.
Verder heeft de verdediging het standpunt ingenomen dat op grond van de verklaring van de verdachte ter terechtzitting en de verklaringen van het slachtoffer duidelijk is dat geen sprake is geweest van vol opzet op de dood van het slachtoffer.
Volgens de verdediging ligt de crux van de beoordeling van feit 1 bij de vraag of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet, meer specifiek of sprake is van de bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer. Dat er sprake was van die aanmerkelijke kans is wat de verdediging betreft niet in geschil. De bewuste aanvaarding daarvan ontbreekt echter, in de visie van de raadsman. Er was sprake van een onfortuinlijk ongeluk, een misplaatste grap. Daarbij is met name van belang dat uit het bewijs blijkt dat de verdachte zodanig onder invloed was dat bij hem ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen heeft ontbroken. In deze zaak doet zich volgens de verdediging de hoge uitzondering voor dat de intoxicatie van de verdachte leidt tot het ontbreken van opzet. Om deze reden heeft de raadsman de rechtbank verzocht om de verdachte vrij te spreken van feit 1.
Met betrekking tot feit 2 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 1 impliciet primair (poging tot moord) Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte impliciet primair is ten laste gelegd: poging tot moord. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat de verdachte heeft gehandeld met de voor een bewezenverklaring van poging tot moord vereiste voorbedachte raad. De verdachte zal van dit feit dan ook worden vrijgesproken.
3.3.2
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 impliciet subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsmotivering
Opzet
De verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting bekend dat hij op 11 oktober 2021 in zijn woning in [plaats] [slachtoffer] met een pistool in de borst heeft geschoten. Beoordeeld moet worden of de verdachte daarbij met (voorwaardelijk) opzet heeft gehandeld.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast met betrekking tot de toedracht van dit incident.
Het vuurwapen waarmee de verdachte heeft geschoten is onderzocht door een binnen het specialisme Wapens, Munitie en Explosieven gecertificeerde verbalisant, die heeft vastgesteld dat het ging om een semi-automatisch, single-action, centraalvuur pistool van het merk Glock, model 26, kaliber 9x19 millimeter, dat mechanisch naar behoren functioneert. Het laatste blijkt ook uit het feit dat in het kader van onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut met het wapen proefschoten zijn gelost. Verder staat vast dat het wapen geladen was, nu de verdachte met het wapen daadwerkelijk een kogel heeft afgevuurd en het wapen is aangetroffen met daarbij een deels, met zeven volmantel patronen (kaliber 9x19 millimeter, centraalvuur), gevuld patroonmagazijn.
De verdachte had dit wapen al langere tijd in zijn bezit en was bekend met de werking ervan, aangezien hij er naar eigen zeggen eerder mee had geschoten.
De verdachte heeft het wapen op [slachtoffer] gericht en twee keer de trekker overgehaald, zonder dat het wapen afging. Hierbij was telkens een ‘klik’-geluid hoorbaar. [slachtoffer] heeft gezien dat de verdachte daarop een handeling aan het wapen verrichtte, waarna de verdachte het wapen op korte afstand op het bovenlichaam van [slachtoffer] richtte. Op dat moment ging het wapen af en [slachtoffer] werd door een kogel in de borst getroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat de handeling die de verdachte aan het wapen verrichtte nadat hij twee keer de trekker over had gehaald zonder dat het wapen afging, heeft bewerkstelligd dat toen hij voor de derde keer de trekker overhaalde, wel een kogel werd afgevuurd, die [slachtoffer] in de borst trof. Deze vaststelling brengt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer].
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de verdachte zodanig onder invloed van middelen was, dat hij in een toestand verkeerde waarin hij geen enkel inzicht meer had in de reikwijdte van zijn handelen. Uit de gedragingen van de verdachte na het incident blijkt juist het tegendeel. De verdachte heeft kort nadat het slachtoffer gewond was weggereden whatsapp-berichten naar hem verstuurd, die direct refereren aan hetgeen zich net in de woning van de verdachte had afgespeeld. Voorbeelden daarvan zijn het bericht met de tekst ‘Je was bang hè’ en het bericht met de tekst ‘Volgende ietsje lager’, waarbij het laatste bericht moet worden bezien tegen de achtergrond van de mededeling in het dossier dat in het ziekenhuis is vastgesteld dat het inschot in de borst van het slachtoffer zich drie centimeter boven het hart bevond.
Hieruit blijkt dat de verdachte zich er terdege van bewust was dat hij zojuist op het slachtoffer had geschoten en dat hij het slachtoffer had geraakt. De hoogst uitzonderlijke situatie dat intoxicatie kan leiden tot het ontbreken van opzet, doet zich in dit geval dan ook niet voor.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 impliciet subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij op 11 oktober 2021 te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een vuurwapen in de borst heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 11 oktober 2021 te Lijnden een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, model 26, kaliber 9 x 19
millimeter, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zeven volmantel patronen, centraalvuur, van het kaliber 9 x 19 millimeter voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
Poging tot doodslag
Ten aanzien van feit 2
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van de verdachte
Beroep op ontoerekeningsvatbaarheid
De verdediging heeft – subsidiair – het standpunt ingenomen dat, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het onder 1 ten laste gelegde feit, dit feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend, omdat deze door een hevige intoxicatie en dagenlange slaaponthouding in een psychose verkeerde, die als een ziekelijke stoornis van de geestvermogens valt aan te merken. De verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verwerpt het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank herhaalt hiertoe haar oordeel dat niet gebleken is dat de verdachte zodanig onder invloed van middelen was, dat hij in een toestand verkeerde waarin hij geen enkel inzicht meer had in de reikwijdte van zijn handelen, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in de rubriek Bewijsmotivering onder het kopje Opzet op dit punt is overwogen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van poging tot moord, gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van feit 1, heeft de verdediging de rechtbank verzocht op de voet van artikel 51h, lid 2, Sv bij de strafoplegging rekening te houden met de mediation-overeenkomst die tussen de verdachte en het slachtoffer tot stand is gekomen. Nu het slachtoffer en de verdachte zich hebben verzoend, is het strafdoel van vergelding niet meer aan de orde. De raadsman heeft, vanuit oogpunt van speciale preventie en onder verwijzing naar het reclasseringsadvies, gepleit voor oplegging van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door opzettelijk van korte afstand [slachtoffer], nota bene een vriend van hem, in de borst te schieten. Waarom dit is gebeurd, is onduidelijk gebleven. Er mag van geluk worden gesproken dat het slachtoffer goed is hersteld en geen blijvend letsel heeft overgehouden. Voor hetzelfde geld was het slachtoffer door het handelen van de verdachte om het leven gekomen en was het leed niet te overzien geweest. Een dergelijk schietincident zorgt in het algemeen ook voor gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving.
In het voordeel van de verdachte spreekt dat tussen de verdachte en het slachtoffer een geslaagde mediation heeft plaatsgevonden, die heeft geresulteerd in een mediation-overeenkomst. Dit heeft angst bij het slachtoffer weggenomen en hem geholpen bij de verwerking van hetgeen hem is overkomen.
De verdachte wordt ook veroordeeld wegens het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich mee. Risico’s die zich in dit geval hebben gerealiseerd doordat de verdachte met het wapen een ernstig strafbaar feit heeft begaan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het strafblad van de verdachte, gedateerd 3 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van overtreding van de Wet wapens en munitie is veroordeeld en – in een verder verleden – voor een levensdelict.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies, gedateerd 4 februari 2022 en opgesteld door J. Gijselman, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Fivoor te Leiden.
Uit dit rapport komt naar voren dat het overmatige middelengebruik van de verdachte de voornaamste criminogene factor is. Behandeling gericht op het doorbreken van het middelengebruik is geïndiceerd. Mits de strafmaat het toelaat, adviseert de rapporteur een meldplicht bij de reclassering, verplichte ambulante verslavingsbehandeling, een leefstijltraining en een alcohol- en drugsverbod als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren moet worden opgelegd. Gelet op het bepaalde in artikel 14a, lid 2, van het Wetboek van Strafrecht is daarmee een voorwaardelijk strafdeel uitgesloten. Aan de door de reclassering voorgestelde voorwaarden kunnen eventueel te zijner tijd in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling uitvoering worden gegeven. Deze straf is lager dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
7. Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten
1 Wapen (1305417, Glock)
1 Patroonhouder (1305418)
- Munitie (1305425, Luger 9mm)
dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten met behulp van die voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is in strijd met de wet of het algemeen belang.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De artikelen 36b, 36c, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie zijn van toepassing.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 impliciet primair is ten laste gelegd (poging tot moord) en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde feit (poging tot doodslag) en het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
1 Wapen (1305417, Glock)
1 Patroonhouder (1305418)
- Munitie (1305425, Luger 9mm).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mrs. L. Boonstra en N. Boots, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 april 2022.
Mr. Roos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[Bijlage: de bewijsmiddelen]