NJ 1958/312
De omschrijving van „jagen" in art. 1 Jachtwet kan alleen betrekking hebben op handelingen, welke de strekking hebben levend wild in de macht van de mens te brengen.
HR 04-03-1958, ECLI:NL:HR:1958:74
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 maart 1958
- Magistraten
Mrs. van der Meulen, Feber, van Berckel, Kazemier [Rapp.], Dubbink
- Zaaknummer
[04031958/NJ_1958-312]
- Conclusie
Mr. Van Oosten
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS137392:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1958:74, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑03‑1958
- Wetingang
(JW art. 1.)
Essentie
De omschrijving van „jagen" in art. 1 Jachtwet kan alleen betrekking hebben op handelingen, welke de strekking hebben levend wild in de macht van de mens te brengen.
Samenvatting
De omschrijving van „jagen" in art. 1 Jachtwet als „het opsporen, bemachtigen of doden van wild en het doen van pogingen daartoe kan — in overeenstemming met het spraakgebruik — alleen betrekking hebben op handelingen, welke de strekking hebben levend wild in de macht van de mens te brengen. Tot zodanige handelingen behoort wel het neerschieten van wild, doch daartoe kan niet worden gerekend het oprapen en tot zich ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.