Parketnummer 10/094632-15.
HR, 17-10-2017, nr. 16/00409 H
ECLI:NL:HR:2017:2647
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17-10-2017
- Zaaknummer
16/00409 H
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:2647, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑10‑2017; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:1073, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:1073, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑09‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:2647, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2017-0435
Uitspraak 17‑10‑2017
Inhoudsindicatie
Herziening. Persoonsverwisseling. Aanvraag gegrond. Samenhang met 15/01331.
Partij(en)
17 oktober 2017
Strafkamer
nr. S 16/00409 H
KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Rotterdam van 20 augustus 2015, nummer 10/094632-15, ingediend door K. Blonk, advocaat te Rotterdam, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard" veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden.
2. De aanvraag tot herziening
2.1.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat sprake is van een persoonsverwisseling.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de zaak zal verwijzen naar een gerechtshof, opdat de zaak zal worden berecht en afgedaan op de wijze als in art. 472, tweede lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvraag
4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
Hetgeen door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie is vermeld, geeft steun aan de stelling waarop de aanvraag berust, te weten dat in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
4.3.
Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechter, ware deze hiermee bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat hier sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2017.
Conclusie 26‑09‑2017
Inhoudsindicatie
Herziening. Persoonsverwisseling. Aanvraag gegrond. Samenhang met 15/01331.
Nr. 16/00409 H Zitting: 26 september 2017 (bij vervroeging) | Mr. Aben Conclusie inzake: [aanvrager] |
1. Bij verzoekschrift van 23 januari 2016 heeft mr. K. Blonk, advocaat te Rotterdam, namens [aanvrager], de herziening aangevraagd van de veroordeling die de politierechter in de rechtbank te Rotterdam bij vonnis van 20 augustus 2015 ten laste van [aanvrager] heeft uitgesproken.1.
2. Heden concludeer ik eveneens naar aanleiding van een samenhangend herzieningsverzoek van [aanvrager], bij Uw Raad bekend onder parketnummer 15/01331 H. Voor de achtergronden van de voorliggende zaak verwijs ik daarnaar.
De veroordeling
3. Het misdrijf waarvoor [aanvrager] bij verstek is veroordeeld betreft meer specifiek het verblijf als ongewenst vreemdeling in Nederland op 16 mei 2015. De politierechter heeft een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van drie maanden. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
De stelling waarop de aanvraag berust
4. Uit de aanvraag en de bijgevoegde documenten maak ik het volgende op. Als grond voor herziening wordt aangevoerd dat niet [aanvrager], de verzoeker, maar een persoon met een onbekende naam, mogelijk heet hij [betrokkene 3], zich heeft schuldig gemaakt aan het misdrijf waarvoor [aanvrager] is veroordeeld. Deze persoon heeft zich reeds meermalen – in gevallen waarin hij ‘in aanraking kwam met justitie’ – bediend van de persoonsgegevens van [aanvrager].
De processtukken waarop de veroordeling is gebaseerd
4. Het flinterdunne proces-verbaal van politie dat zich onder de processtukken van de strafzaak bevindt en waarop de veroordeling (zeer vermoedelijk) berust is niet ingezonden op naam van [aanvrager], maar op ‘naam’ van een verdachte die bekend is onder nummer NNPL17RRM1301101630. Daarmee wordt zeer vermoedelijk de persoon bedoeld die tevens de ex-partner is van de aangeefster in de andere herzieningszaak waarin ik heden concludeer. Er bevindt zich géén beschikking in het dossier waaruit blijkt van een ongewenstverklaring als bedoeld in art. 197 Sr van [aanvrager]. De enige beschikking in het dossier betreft een beschikking d.d. 8 november 2010 aangaande “Nn zich noemende [betrokkene 4]”, die op 16 november 2010 in persoon is uitgereikt. De naam ‘[aanvrager]’ wordt in dit politiedossier slechts vermeld binnen het bestek van een opsomming van drie (naar ik begrijp: valse) namen waarvan NN zich in het verleden heeft bediend. Van deze NN-persoon bevindt zich eveneens een tweetal ID-staten in het dossier, inclusief zwartwit-foto’s.
5. Zoals gezegd is het proces-verbaal van politie niet op naam ingestuurd. Het is mij niet duidelijk op welke grondslag het arrondissementsparket te Rotterdam ervoor heeft gekozen een dagvaarding op naam van [aanvrager], zonder vaste woon- of verblijfplaats, te doen uitgaan, en op 16 mei 2015 in persoon heeft doen betekenen aan de ongewenste vreemdeling op wie de beschikking (waarschijnlijk) betrekking heeft. Vervolgens is [aanvrager] veroordeeld.
De herzieningsaanvraag
9. De aanvraag is opgebouwd rond de herhaalde mededeling dat de vele processen-verbaal die als bijlage zijn overgelegd telkens niet de echte [aanvrager] (d.w.z. de verzoeker) betreffen.
10. Bij de aanvraag is een niet heel duidelijke kopie gevoegd van het Nederlandse paspoort van [aanvrager]. Het gelaat dat daarop zichtbaar is, ofschoon niet heel helder afgebeeld, stemt niet overeen met het gelaat van de ex-partner van [betrokkene 1] zoals afgebeeld op de genoemde ID-staten.
Nader onderzoek
11. Het herzieningsverzoek gaf (enige) aanleiding tot nader onderzoek. Met de voltooiing daarvan was – naar ik aanneem vanwege capaciteitsproblemen – veel tijd gemoeid. Het resultaat van dit onderzoek gaat hierbij als bijlage: een proces-verbaal d.d. 14 juli 2017 van de verbalisant [verbalisant], waarbij onder meer kleurenkopieën van pasfoto’s van zowel - de in Nederland ongewenste - NN als van de Nederlandse verzoeker tot herziening zijn gevoegd. Dit proces-verbaal is m.i. helder en spreekt geheel voor zich. Kort gezegd luidt de conclusie dat de verzoeker tot herziening, [aanvrager], afgebeeld op de foto’s van de bijlagen C1, C2 en F, niet dezelfde persoon is als de in Nederland ongewenste NN die is afgebeeld op de foto’s van de bijlagen A, B en E.
12. Ik heb de raadsvrouw, mw. mr. Blonk, dit proces-verbaal op 7 september 2017 doen toekomen en haar meegedeeld dat ik voornemens ben te concluderen tot gegrondverklaring van het verzoek. Bij e-mail van 14 september 2017 heeft de raadsvrouw mij laten weten (om die reden) geen gebruik te maken van de haar geboden gelegenheid te reageren.
Conclusie
13. De ingebrachte gegevens brengen mij tot de conclusie dat de bestreden veroordeling naar alle waarschijnlijkheid geen misdrijf betreft dat door [aanvrager], met de Nederlandse nationaliteit, zijn begaan, maar door een - in Nederland ongewenst - persoon die zich bij gelegenheden onder meer heeft uitgegeven voor [aanvrager]. Mogelijk is deze persoon genaamd [betrokkene 3].
14. Daarmee is de aanvraag tot herziening m.i. gegrond. Het is aangewezen dat Uw Raad de opschorting van de tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak zal bevelen.
15. Deze conclusie strekt tot verwijzing van de strafzaak naar een gerechtshof, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als is voorzien in artikel 472, tweede lid Sv.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 26‑09‑2017