Hof Arnhem-Leeuwarden, 16-08-2022, nr. 200.298.539
ECLI:NL:GHARL:2022:7189
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
16-08-2022
- Zaaknummer
200.298.539
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2022:7189, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 16‑08‑2022; (Hoger beroep)
Uitspraak 16‑08‑2022
Inhoudsindicatie
Artikelen 7:213, 218 en 224 BW Aansprakelijkheid voor schade aan leaseauto, lessor voldoet deels niet aan stelplicht.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.298.539
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 8603840
arrest van 16 augustus 2022
in de zaak van
Amigas Uitzendbureau B.V.
die is gevestigd in Utrecht
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde
hierna Amigas te noemen
vertegenwoordigd door mr. J.A. Vos
tegen
Autobedrijf Van Ramshorst B.V.
die is gevestigd in Nijkerk
die bij de kantonrechter optrad als eiseres
hierna Van Ramshorst te noemen
vertegenwoordigd door mr. J. Verbeeke
1. Het verloop van de procedure in hoger beroep
1.1
Naar aanleiding van het arrest van 11 januari 2022 heeft op 25 april 2022 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. In het kader van deze mondelinge behandeling hebben beide partijen aanvullende producties ingebracht. Van deze mondelinge behandeling is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.
2. De kern van de zaak
2.1
Van Ramshorst heeft in maart 2015 aan Amigas een Renault Twingo verhuurd (“de auto”), die Amigas op 10 juni 2019 weer bij Van Ramshorst heeft ingeleverd. Van Ramshorst heeft Amigas bij factuur van 4 juli 2019 € 2.026,75 (inclusief BTW) in rekening gebracht inzake herstelwerkzaamheden aan de auto. Amigas betwist dat zij dit bedrag aan Van Ramshorst verschuldigd is.
2.2
Van Ramshorst heeft bij de kantonrechter gevorderd dat Amigas dit bedrag, verhoogd met (buitengerechtelijke) kosten en rente, aan haar betaalt.
2.3
De kantonrechter heeft deze vorderingen grotendeels toegewezen. De bedoeling van het hoger beroep van Amigas is dat de toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen.
3. Het oordeel van het hof
3.1
Het hof zal beslissen dat een deel van de vorderingen van Van Ramshorst moet worden toegewezen en een deel daarvan moet worden afgewezen. Het hof zet de redenen daarvoor hierna uiteen.
De feiten
3.2
Het hof gaat uit van de feiten zoals deze zijn weergegeven in het vonnis van 24 februari 2021 en van de hierna beschreven feiten.
3.3
Beide partijen hebben bij het begin van de verhuur van de auto het Uitgifte/Inname Rapport, gedateerd 19 maart 2015, (“het Rapport”) ondertekend, waarin zij bevestigden dat de auto op die datum “in goede staat [is] ontvangen” met als handmatige aantekeningen “rv wieldop besch.” en “96.689 km gereden”. Op het Rapport staat verder onder meer vermeld “eigen risico per schadegeval: € 500”, “Schade’s hoger dan schouder hoogte zijn niet mee verzekerd”, “Verboden te roken - indien toch zijn wij genoodzaakt reinigingskosten door te belasten” en “Client verklaart akkoord te gaan met alle condities van de overeenkomst alsmede de auto zoals hierboven omschreven te hebben ontvangen”. Van Ramshorst stelt onweersproken dat het Rapport als huurovereenkomst geldt; tegen de betrokken overweging van de kantonrechter zijn geen grieven gericht.
3.4
Een werknemer van Amigas was als bestuurder van de auto op of rond 6 juni 2019 betrokken bij een aanrijding, waarbij de voorzijde van de auto is beschadigd en deze niet meer verder kon rijden. De werknemer van Amigas heeft de auto onafgesloten achtergelaten bij een benzinestation. Daar is de radio uit de auto gestolen. De auto is op of rond 10 juni 2019 door de politie of door dienst handhaving afgesleept naar een depot in Nieuwegein. Amigas heeft op of rond dezelfde dag de auto naar de garage van Van Ramshorst in Nijkerk laten slepen.
3.5
Van Ramshorst heeft bij inname van de auto in het Rapport eenzijdig – zonder betrokkenheid van Amigas – de datum van inname (10 juni 2019) en de kilometerstand bij terugkomst (147.857 km) ingevuld.
3.6
Van Ramshorst heeft op 2 juli 2019 Amigas een e-mail gestuurd, waarin zij heeft bevestigd dat zij de auto had ingenomen, waarin zij (herstel-)kosten heeft opgesomd tot een totaal van € 1.675 (naar het hof aanneemt: exclusief BTW) en waarbij zij een aantal foto’s van de schade heeft gevoegd. Van Ramshorst heeft in die e-mail geschreven “Mocht u hier verder vragen over hebben horen wij het graag”. De factuur van Van Ramshorst is gedateerd 4 juli 2019, vermeldt als “Werkorder-datum” 6 juni 2019 en bevat als totaalbedrag € 1.675 (exclusief BTW) respectievelijk € 2.206,75 (inclusief BTW).
Het geschil
3.7
Volgens Van Ramshorst is de auto tijdens de huurperiode beschadigd geraakt. In deze procedure vordert zij vergoeding door Amigas van de schade die zij daardoor heeft geleden. Partijen twisten onder andere over de vraag of en zo ja van welke schade aan de auto sprake was op het moment dat de auto op 10 juni 2019 bij Van Ramshorst werd ingeleverd.
De wettelijke maatstaven
3.8
De kantonrechter neemt terecht als uitgangspunt dat een huurder verplicht is om zich als een goed huurder te gedragen (artikel 7:213 BW) en dat hij het gehuurde bij het einde van de huur in dezelfde staat moet opleveren als waarin deze volgens de beschrijving is aanvaard, met uitzondering van wat door ouderdom kapot of beschadigd is (artikel 7:224 BW). Ook is wettelijk bepaald dat schade aan het gehuurde wordt vermoed te zijn ontstaan door een toerekenbare tekortkoming van de huurder in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, tenzij hij aannemelijk maakt dat die schade niet te wijten is aan zijn (toerekenbare) tekortkoming (artikel 7:218 BW).
Geen afstand van recht
3.9
Het hof volgt niet de stelling van Amigas dat Van Ramshorst door het niet (gezamenlijk) invullen van de schades in het Rapport afstand zou hebben gedaan van het recht om schadevergoeding van Amigas te vorderen. Afstand van recht vindt plaats door een overeenkomst tussen de schuldeiser en de schuldenaar (artikel 6:160 BW). Amigas heeft niet gesteld, laat staan onderbouwd dat sprake is geweest van een zodanige overeenkomst tussen haar en Van Ramshorst. In tegendeel is onweersproken dat Van Ramshorst tegenover Amigas haar aanspraak op schadevergoeding heeft uiteen gezet in haar e-mail van 2 juli 2019.
De schadeposten
3.10
Het hof zal hierna de afzonderlijke schadeposten, opgenomen in de factuur van Van Ramshorst van 4 juli 2019, beoordelen. Het gaat om de volgende schadeposten:a. doorbelasten kosten nieuwe radiob. doorbelasten gedeelte eigen risico ivm barst in de voorruitc. doorbelasten eigen risico ivm schade aan de voorzijded. doorbelasten kosten eigen risico restylen deuk in dorpele. doorbelasten van 2 wieldoppen ivm vermissingf. doorbelasten eigen risico ivm schade bumper rechts achterg. doorbelasten eigen risico polijsten krassen op dak, rechter achterscherm en rechter deur.
3.11
Amigas heeft erkend dat de auto aan de voorzijde is beschadigd als gevolg van een aanrijding. Amigas heeft niet gemotiveerd betwist dat de herstelkosten daarvan ten minste€ 500 - het door Van Ramshorst in rekening gebrachte eigen risico, post c – bedragen en dat zij dat verschuldigd is. Deze schadepost zal daarom worden toegewezen.
3.12
Amigas heeft ter zitting bij het hof erkend dat kort na het ongeluk, bij het benzinestation, de radio uit de auto is gestolen. Zij heeft niet betwist dat de kosten ter vervanging daarvan € 375 bedragen (post a). De diefstal van de radio betreft naar het oordeel van het hof een ander “schadegeval” dan de daaraan voorafgaande aanrijding. Amigas betwist ten slotte ook niet (gemotiveerd) dat gedurende de huurperiode in de auto is gerookt, dat daarom conform de bepaling in het Rapport haar de reinigingskosten in rekening kunnen worden gebracht en dat deze kosten € 150 bedragen. Ook dit betreft een ander schadegeval dan de aanrijding. Nu vast is komen te staan dat de voornoemde schade tijdens het gehuurde is ontstaan en Amigas niet aannemelijk heeft gemaakt dat die schade niet aan haar te wijten is, staat ook vast dat de schade is ontstaan door toerekenbaar tekortschieten van Amigas. De vorderingen van Van Ramshorst zullen tot een bedrag van € 1.025 (exclusief BTW) in hoofdsom worden toegewezen.
3.13
Amigas heeft met betrekking tot de overige schadeposten betwist dat van die schade sprake was. Het hof stelt vast dat de auto op 10 juni 2019 bij Van Ramshorst is gekomen. Het Rapport maakt geen melding van schade bij inname. Van Ramshorst heeft ter zitting toegelicht dat het niet gebruikelijk is dat de huurder wordt uitgenodigd om gezamenlijk de auto te inspecteren om zo de schade vast te stellen. Op 2 juli 2019 heeft Van Ramshorst een e-mail gestuurd aan Amigas met foto’s van de staat van de auto. Het hof maakt uit de e-mail van 2 juli 2019, de datum van de factuur - 4 juli 2019 - en de verklaringen van partijen over en weer op dat van Ramshorst de herstelwerkzaamheden voorafgaand aan – of vrijwel direct na haar e-mail van 2 juli 2019 heeft uitgevoerd en dat zij Amigas direct na de e-mail van 2 juli 2019 de herstelkosten in rekening heeft gebracht.
3.14
Het hof concludeert op basis van deze gang van zaken dat Amigas niet in de gelegenheid is gesteld de gebreken waar te nemen, dat de foto’s pas zo’n drie weken na inname van de auto zijn toegestuurd en dat niet duidelijk is wanneer die foto’s zijn gemaakt. Tegen deze achtergrond heeft Van Ramshorst haar stelling dat op 10 juni 2019, toen zij de auto innam, van deze schade sprake was, gelet ook op het tijdsverloop tussen 10 juni en 2 juli 2019, onvoldoende feitelijk onderbouwd. Daarom gaat het hof voorbij aan het algemene bewijsaanbod van Van Ramshorst.
Overige verweren
3.15
Het hof volgt niet de stelling van Amigas dat de dagvaarding in eerste aanleg van Van Ramshorst nietig is omdat Van Ramshorst niet heeft voldaan aan de op haar rustende substantiëringsplicht, stelplicht dan wel bewijslast. Als een gedaagde in het geding verschijnt, zoals in dit geval, en hij zich beroept op nietigheid van (het exploit van) de dagvaarding dan verwerpt de rechter dat beroep als het - gestelde - gebrek naar zijn oordeel de gedaagde niet onredelijk in zijn belangen heeft geschaad (artikel 122 Rv). De kantonrechter heeft na dagvaarding en conclusie van antwoord Van Ramshorst de gelegenheid gegeven om voor repliek te concluderen en Amigas om voor dupliek te concluderen, en heeft daarmee partijen over en weer in de gelegenheid gesteld om hun standpunten nader te onderbouwen en om de standpunten van de andere partijen te weerspreken. Ook in hoger beroep is het debat na eens schriftelijke ronde en een mondelinge behandeling ten volle gevoerd. Van benadeling is dus geen sprake.
3.16
Het hof volgt evenmin de stelling dat Van Ramshorst artikel 21 Rv heeft geschonden door te betwisten dat een aanrijding heeft plaatsgevonden. Van Ramshorst vermeldde in de dagvaarding, conform artikel 111 Rv, de door Amigas aangevoerde verweren en de gronden daarvoor zoals Van Ramshorst op dat moment bekend, waaronder de door Amigas gestelde aanrijding.
3.17
Het hof volgt ook niet de stelling van Amigas dat het vonnis van 24 februari 2021 is tot stand gekomen onder schending van artikel 6 EVRM omdat de kantonrechter zonder instemming van Amigas heeft afgezien van een mondelinge behandeling. Het hof maakt uit het procesdossier op dat de kantonrechter op de voet van artikelen 131 tot en met 132 Rv heeft besloten om geen mondelinge behandeling te bevelen en daarvoor in de plaats, als hiervoor uiteen gezet, re- en dupliek toe te staan. Niet is gebleken dat Amigas bij de kantonrechter om een mondelinge behandeling heeft gevraagd en bij het hof heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden.
De conclusie
3.18
Het hoger beroep slaagt deels, in die zin dat het hof de veroordeling van Amigas tot betaling aan Van Ramshorst van € 1.240,25 (€ 1.025,-- verhoogd met 21% BTW) en tot betaling van Amigas aan Van Ramshorst van buitengerechtelijke incassokosten conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, ad € 186,03, in stand laat en dat het hof de veroordeling van Amigas tot betaling van een hoger bedrag vernietigt.
3.19
Het hof bepaalt dat elke partij zijn eigen kosten, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, moet dragen (compensatie van proceskosten) omdat partijen ieder deels gelijk hebben gekregen.
3.20
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).
4. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 24 februari 2021, voor zover het vonnis strekt tot betaling door Amigas aan Van Ramshorst van € 1.426,28, verhoogd met de wettelijke rente over€ 1.240,25 vanaf 21 oktober 2019 tot de voldoening, en vernietigt het vonnis voor zover het vonnis strekt tot betaling van een hoger bedrag door Amigas aan Van Ramshorst;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt, zowel van het hoger beroep als van de procedure bij de kantonrechter;
verklaart dit arrest wat de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vorderingen van Van Ramshorst voor het overige af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.E.F. Hillen, S.C.P. Giesen en P.J. van der Korst en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2022.