Rb. Arnhem, 28-10-2010, nr. 05/601878-08
ECLI:NL:RBARN:2010:BO1991
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
28-10-2010
- Zaaknummer
05/601878-08
- LJN
BO1991
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2010:BO1991, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 28‑10‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 28‑10‑2010
Inhoudsindicatie
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, eerste lid van de Opiumwet, meermalen gepleegd.
Partij(en)
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Promis II
Parketnummer : 05/601878-08
Data zittingen : 19 januari 2009, 16 februari 2009, 13 juli 2009 en 14 oktober 2010
Datum uitspraak : 28 oktober 2010
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : 21 oktober 1984 te Paramaribo,
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegelaten vordering nadere omschrijving tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 september 2008 te Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en
met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin
bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk na kalm beraad
en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, met (een)
vuurwapen(s) een of meerdere patronen/projectielen heeft/hebben afgevuurd op
voornoemde [slachtoffer], welke patronen/projectielen voornoemde [slachtoffer] hebben getroffen, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 26 september 2008 te Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat
verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk meet (een) vuurwapen(s)
een of meerdere patronen/projektielen heeft/hebben afgevuurd op voornoemde
[slachtoffer], welke patronen/projektielen voornoemde [slachtoffer] hebben getroffen,
tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
meer subsidiair:
N.N. op of omstreeks 26 september 2008 te Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft
beroofd, hierin bestaande dat N.N.verdachte en/of diens mededader(s)
opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren
genomen besluit, met (een) vuurwapen(s) een of meerdere patronen/projectielen
heeft/hebben afgevuurd op voornoemde [slachtoffer], welke patronen/projectielen
voornoemde [slachtoffer] hebben getroffen, tengevolge waarvan voornoemde persoon
is overleden, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 26
september 2008 te Arnhem, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft door die [slachtoffer] naar zijn
woning/verblijfplaats aan de [adres] te lokken en/of (vervolgens)
N.N.verdachte(n) op de hoogte te stellen van het feit dat die [slachtoffer] in de
woning verbleef en op welk tijdstip;
meest subsidiair:
N.N. op of omstreeks 26 september 2008 te Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat
N.N.verdachte en/of diens mededader(s) opzettelijk met (een) vuurwapen(s) een
of meerdere patronen/projektielen heeft/hebben afgevuurd op voornoemde
[slachtoffer], welke patronen/projektielen voornoemde [slachtoffer] hebben getroffen,
tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 26 september 2008
te Arnhem, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft door die [slachtoffer] naar zijn
woning/verblijfplaats aan de [adres] te lokken en/of (vervolgens)
N.N.verdachte(n) op de hoogte te stellen van het feit dat die [slachtoffer] in de
woning verbleef en op welk tijdstip;
- 2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot
en met 26 september 2008 te Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
- 3.
hij op of omstreeks 26 september 2008 te Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,2 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of
ongeveer 3,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 14 oktober 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. H.J. Timmer, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde wordt vrijgesproken en ter zake van het onder 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht – zoals ook door de officier van justitie en de verdediging gesteld – niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, al dan niet als mededader, schuldig heeft gemaakt aan de moord of doodslag op [slachtoffer], of dat hij daaraan medeplichtig was. Zij zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
- -
het proces-verbaal van bevindingen, TR p. 313 en 314;
- -
het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige1], p. 1490 (regel 36 tot en met 40);
- -
het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige2], p. 619 (regel 44 en 45) en 621 (laatste alinea);
- -
het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1190 en 1191.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
- -
het proces-verbaal van bevindingen, TR p. 290 (D.1.3.)
- -
het proces-verbaal van bevindingen, TR p. 300
- -
het proces-verbaal van bevindingen, TR p. 313 en 314
- -
het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p 1164 (regel 10 tot en met 13), p. 1105 (regel 53) en 1106 (regel tot en met 3).
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij 3,7 gram cocaïne aanwezig heeft gehad. Uit het proces-verbaal van de Technische Recherche (TR p.313 en 314) blijkt echter dat het gewicht van de onderzochte stof, die als een stof bevattende cocaïne was getest, 2,7 gram netto was. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken, te weten van het aanwezig hebben van 1,0 gram cocaïne.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
- 2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2008 tot en met 26 september 2008 te Arnhem
meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne (telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op 26 september 2008 te Arnhem, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,2 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en ongeveer 2,7 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, eerste lid van de Opiumwet, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, eerste lid van de Opiumwet, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sancties
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- -
de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- -
de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- -
het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 18 juni 2009; en
- -
een voorlichtingsrapportage van de Justitiële Verslavingszorg Arnhem-Nijmegen, gedateerd 7 januari 2009, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft ter zake van het onder 2 en 3 tenlastegelegde gerekwireerd tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte al een lange tijd vast heeft gezeten, waarvan een groot deel in beperkingen. Daarbij komt dat hij van een zeer ernstig misdrijf verdacht werd en dat het voor hem erg ingrijpend is geweest om zijn neef te zien sterven. Verdachte heeft een blanco documentatie en is sinds zijn vrijlating niet meer met justitie in aanraking geweest. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat het recidiverisico laag is. De verdediging bepleit daarom te volstaan met oplegging van een werkstraf in plaats van een vrijheidsstraf.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van heroïne en cocaïne en aan het gedurende een periode van enkele maanden handelen in voornoemde drugs.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs een ernstige bedreiging voor de gezondheid van de gebruikers ervan vormt. Daarnaast zorgen harddrugs maatschappelijk gezien voor veel schade. De mensen die afhankelijk zijn van deze drugs veroorzaken veel overlast en schade om deze drugs te kunnen bekostigen. Daarbij komt dat de handel in harddrugs zich afspeelt in een crimineel circuit waarin het gebruik van (excessief) geweld geen uitzondering is. Om deze redenen dient tegen de handel in harddrugs krachtig te worden opgetreden en is de rechtbank van oordeel dat afdoening met een werkstraf niet aan de orde kan zijn.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor het plegen van soortgelijke feiten alsook met zijn persoonlijke omstandigheden zoals die ter terechtzitting naar voren zijn gekomen, alsmede met de overige voornoemde, door de raadsman naar voren gebrachte omstandigheden.
Gelet op de afdoening in soortgelijke zaken en hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. Zij volgt daarmee de eis van de officier van justitie.
6a. Ten aanzien van het beslag
Voor zover er nog beslag rust op de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven drugs, te weten: cocaïne en heroïne, dienen deze te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het voorwerpen zijn met behulp waarvan de feiten zijn begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 13 en 13a van de Opiumwet.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven drugs, te weten: cocaïne en heroïne.
Aldus gewezen door:
mr. I.D. Jacobs (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. E. de Boer,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 oktober 2010.