Rb. Rotterdam, 22-04-2010, nr. 351454 /KG ZA 10-284
ECLI:NL:RBROT:2010:BM2153
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
22-04-2010
- Zaaknummer
351454 /KG ZA 10-284
- LJN
BM2153
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2010:BM2153, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 22‑04‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]; art. 16 Wet bescherming persoonsgegevens; art. 25 Wet bescherming persoonsgegevens; art. 46 Advocatenwet
- Vindplaatsen
JIN 2010/541
JIN 2010/605
Uitspraak 22‑04‑2010
Inhoudsindicatie
Eisende partij niet-ontvankelijk in vordering jegens voor verzekeraar optredende advocaat. Advocaat kan niet aan vordering voldoen zonder toestemming van zijn cliënte. Bovendien past het niet binnen het burgerlijk procesrecht om advocaat van de wederpartij tot bepaalde (procedurele) handelingen te dwingen buiten de mogelijkheden die de wet en het procesregelement bieden. Voor voorzieningenrechter is slechts zeer beperkte rol weggelegd wanneer het gaat om het terugnemen van bewijsmiddelen respectievelijk processtukken die in een andere (bodem)procedure reeds zijn ingediend. Onvoldoende gebleken van spoedeisend belang. Voorts kan niet met voldoende zekerheid worden aangenomen dat het door een advocaat aan een medisch specialist voorleggen van een medisch dossier van een benadeelde onrechtmatig verkregen bewijs oplevert.
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 351454 /KG ZA 10-284
Uitspraak: 22 april 2010
VONNIS in kort geding in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.H. van der Wouden,
- tegen -
1. de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.R. Meelker,
en,
2. MR. J.R. MEELKER,
wonende te Amersfoort,
gedaagde,
in persoon.
Eiseres wordt hierna aangeduid als “[eiseres]”. Gedaagden worden hierna aangeduid als “Allianz” respectievelijk “Meelker”.
1 Het verloop van het geding
De voorzieningenrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 26 maart 2010 met producties;
- pleitnotities van mr. van der Wouden;
- pleitnotities en producties van mr. Meelker.
Partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van 8 april 2010.
2 Vaststaande feiten
2.1
[eiseres] is als inzittende van een auto op 30 maart 2000 aangereden door een auto die bij Allianz verzekerd was tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid. [eiseres] stelt als gevolg van de aanrijding (letsel)schade te lijden en te hebben geleden. Allianz heeft aan-sprakelijkheid erkend.
2.2
In het kader van de letselschaderegeling heeft op 13 januari 2005 een neurologische experti-se plaatsgevonden door de neuroloog [a ] van het Neuro-Orthopaedisch Centrum te Bilthoven. In aansluiting daarop heeft [b ] te Tienhoven op 1 februari 2005 een neuropsychologisch onderzoek uitgevoerd. Vervolgens is op 15 februari 2005 een psychiatrisch onderzoek uitgevoerd door [c], psychiater te Amsterdam. Voornoemde artsen hebben hun bevindingen gerapporteerd.
2.3
[eiseres] heeft Allianz voor de rechtbank Rotterdam gedagvaard en een schadevergoeding van € 714.086,- gevorderd. Meelker treedt in deze procedure op als advocaat van Allianz. Ter rolle van 23 december 2009 heeft Allianz een conclusie van antwoord bij de rechtbank ingediend. Bij de conclusie van antwoord bevindt zich als productie 4 een “Verslag van psy-chiatrisch dossieronderzoek” d.d. 29 oktober 2009 van [x] (hierna: “[x]”).
2.4
Meelker heeft [x] om het onderzoek/verslag verzocht bij brief van 23 oktober 2009. Deze brief luidt, voor zover hier van belang:
“(…) Namens de medisch adviseur van mijn cliënte, Allianz Nederland Schadeverzekering N.V., wend ik mij tot u in verband met het volgende.
De medisch adviseur van cliënte en ik hebben behoefte aan advies van u naar aanleiding van de me-dische aspecten die naar voren komen bij een wettelijke aansprakelijkheidskwestie.
Aanleiding betreft een verkeersongeval op 30 maart 2000, waarvoor cliënte aansprakelijkheid draagt. Bij dit ongeval was [eiseres], geboren op 20 januari 1972, betrokken. Zij stelt als gevolg van het omgeval letselschade te lijden en heeft inmiddels een civiele procedure aanhangig gemaakt tegen mijn cliënte.
In deze zaak is (buitengerechtelijk) een rapport uitgebracht door neuroloog [a ] op 13 januari 2005m door neuropsychologe [b ] op 1 februari 2005 en door psychiater [c] op 15 februari 2005, welke rapporten in kopie zijn bijgesloten.
Uw collega [x] concludeert onder andere dat betrokkene tot het ongeval in de sfeer van haar prestaties en relaties onbelemmerd heeft gefunctioneerd en zij reageert daarop buitensporig met een vooral door depressie, agressie en regressie gekenmerkte aanpassingsstoornis. [x] concludeert dan ook tot een chronische aanpassingsstoornis. Voorts lijkt [x] te concluderen tot een oorzakelijke relatie tussen de aanrijding van 30 maart 2000 en het nadien door betrokkene vertoonde gedrag en de door haar geuite klachten en beperkingen.
Cliënte en ik kunnen ons met de conclusies en bevindingen van [x] niet verenigen. Voor het debat in rechte is dat mogelijk onvoldoende. Daarnaast verdient het de voorkeur indien een onafhankelijk deskundige, u dus, het geheel beoordeelt en een eigen visie op de stukken geeft. U heeft aldus uitdrukkelijk de vrijheid een ander standpunt in te nemen dan cliënte en ik, waarbij wij vanzelf-sprekend zeer geïnteresseerd zijn in uw motivering. Dat laatste geldt ook indien u het met ons
-eventueel gedeeltelijk- eens bent.
Daarom wend ik mij tot u met het verzoek het rapport van [x] en de beantwoording van de aan hem gestelde vragen zorgvuldig te controleren en te toetsen. Wilt u dat zo uitgebreid mo-gelijk motiveren en daarbij tevens de navolgende vragen beantwoorden?
Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat u betrokkene oproept, het betreft hier een papieren exper-tise, die moet worden gezien als een deskundige beoordeling van de overgelegde stukken. U dient er rekening mee te houden dat wij uw rapport in de juridische procedure die mevrouw [eiseres] tegen cliënte aanhangig heeft gemaakt over zullen leggen aan de rechtbank. Ik wil u dan ook -ongetwijfeld ten overvloede- uitdrukkelijk verzoeken ervoor te waken dat u zich niet tuchtrechtelijk laakbaar op-stelt, gedraagt of uitlaat in uw rapport.
Daarnaast heb ik de volgende aanvullende vragen aan u:
1. Kunt u aangeven of de diagnose/conclusie is gesteld conform de in 2005 vigerende richtlij-nen van uw beroepsgroep en op grond van de toen recente wetenschappelijke inzichten.
2. Spelen er naar uw mening in de huidige situatie (situatie ten tijde van de expertise door col-lega [x]) nog andere factoren dan het ongeval? Zo ja kunt u dan aangeven welke dit zijn en in welke mate?
3. Indien er andere factoren dan het ongeval een rol spelen kunt u dan in aanvulling op uw antwoord op vraag 2 vermelden of en zo ja welke beperkingen daaruit voor betrokken voort-vloeien?
4. Wat is uw mening over het rapport van collega [x] en zijn antwoorden op de gestelde vragen? Kunt u hierbij uitgebreid aangeven waarom u het wel of niet eens bent met zijn conclusies en dit zo uitgebreid mogelijk onderbouwen?
5. Wilt u eventuele door u geraadpleegde literatuur vermelden en uitgebreid bespreken? (…)
6. Is het medicijngebruik van betrokkene vanuit uw vakgebied bezien van belang voor de be-antwoording van de aan [x] en aan u gestelde vragen? Zo ja, welke in-vloed/betekenis heeft dit? Zo neen, wilt u dit antwoord toelichten?
7. Heeft u verder nog opmerkingen over deze casus?
(…)”
3 Het geschil
3.1
[eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Allianz en Meelker zowel gezamenlijk als ieder voor zich:
1. te verbieden om zich in of buiten rechte te bedienen van de rapportage van prof. dr. [x] van 29 oktober 2009 (productie 4) bij conclusie van antwoord van 23 december 2009 in de bodemprocedure bij de rechtbank met rolnummer: 322574 / HA ZA 09-0160, zonder uitdrukkelijke toestemming van [eiseres] op straffe van verbeurte van een dwang-som van € 50.000,- per overtreding en van iedere dag dat deze voortduurt na betekening van het te wijzen vonnis;
2. te bevelen binnen acht dagen na betekening van het vonnis de conclusie van antwoord van 23 december 2009 in de bodemzaak tussen Allianz en [eiseres] bij de rechtbank met rolnummer: 322574 / HA ZA 09-0160 uit deze procedure terug te (doen) nemen en daartoe al het nodige te verrichten, althans een zodanig bevel/voorziening als de voorzieningenrech-ter in redelijkheid en goede justitie zal vermenen te behoren op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per dag dat aan bedoeld bevel geen gehoor wordt gegeven;
3. te veroordelen binnen acht dagen na betekening van het vonnis alle afschriften van de conclusie van antwoord en van het rapport van 29 oktober 2009 van prof. dr. [x] die zich in de macht van Allianz en Meelker bevinden aan [eiseres] dan wel aan haar ad-vocaat (mr. J.H. van de Wouden) ter hand te stellen op straffe van verbeurte van een dwang-som van € 2.500,- per dag dat aan deze veroordeling geen gehoor wordt gegeven;
4. en in de kosten van het geding, waaronder de zogenoemde nakosten als bedoeld in het liquidatietarief rechtbanken en hoven.
3.2
[eiseres] heeft -naast voornoemde feiten- het navolgende aan haar vordering ten grond-slag gelegd.
3.2.1
In het kader van de letselschadeafwikkeling is het gebruikelijk dat de verzekeraar de be-schikking krijgt over medische gegevens van de benadeelde die van belang zijn voor de be-oordeling van de aard en ernst van het letsel. Deze medische gegevens bevinden zich ten behoeve van de medisch adviseur van de verzekeraar in een medisch dossier. Het medisch dossier valt onder de Wet bescherming persoongegevens (“Wbp”). Het Hof van Discipline heeft in zijn uitspraak van 30 november 2009 (no. 5414) het door de advocaat van een aan-sprakelijkheidsverzekeraar ter inzage verstrekken van het medisch dossier van een bena-deelde aan een extern medisch specialist ter beoordeling in strijd geacht met artikel 16 Wbp (en artikel 46 Advocatenwet). Meelker heeft door het zonder toestemming van [eiseres] doorsturen van het medisch dossier aan [x], in strijd gehandeld met artikel 16 Wbp. Daarnaast heeft [eiseres] door toedoen van Allianz en Meelker het haar toekomen-de blokkeringsrecht ex artikel 7:464 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) niet kunnen uitoefenen en hebben Allianz en Meelker inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer.
3.2.2
Het handelen van Allianz en Meelker is jegens [eiseres] in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt. Meelker heeft dan ook onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld. Allianz profiteert van het onrechtmatig handelen van haar advocaat, hetgeen haar moet worden toegerekend.
3.3
Allianz en Meelker hebben de vorderingen van [eiseres] gemotiveerd weersproken. Hier-op zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
4 De beoordeling
Ten aanzien van Meelker
4.1.1
Gebleken is dat Meelker bij het in deze procedure centraal staand handelen uitsluitend heeft opgetreden als advocaat van zijn cliënte Allianz, aldus Allianz in de procedure vertegen-woordigend. Niet is gebleken van een persoonlijk en eigen belang van Meelker. Het hande-len en nalaten van Meelker in het kader van die procedure moet dan ook aan Allianz worden toegerekend. Tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door Meelker maakt dit niet anders. Dat een advocaat in geval van tuchtrechtelijk laakbaar gedrag onder omstandigheden jegens de wederpartij van zijn cliënte aansprakelijk kan zijn voor de door zijn handelen of nalaten ont-stane schade, is een kwestie van geheel andere orde.
4.1.2
Zelfs indien thans zou moeten worden aangenomen dat Meelker als advocaat van Allianz jegens [eiseres] tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld, kan dat niet tot het door [eiseres] gewenste resultaat leiden.
Meelker kan immers het gevorderde verbod op gebruik van de rapportage van [x] in en buiten rechte, alsmede het terugnemen van de reeds ingediende conclusie van antwoord en het afgeven van voornoemde rapportage aan (de advocaat van) [eiseres] niet bewerkstelligen zonder de uitdrukkelijke toestemming daartoe van zijn cliënte. Aldus kan Meelker geheel zelfstandig niet voldoen aan de beoogde veroordeling, hetgeen al toewijzing van de vordering in de weg staat.
4.1.3
Bovendien past het niet in het systeem van het burgerlijk procesrecht om advocaten van de wederpartij op enigerlei wijze tot bepaalde (procedurele) handelingen te dwingen buiten de mogelijkheden die de wet (in het bijzonder het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) en de procesreglementen bieden.
4.1.4
Gelet op het voorgaande is [eiseres] dan ook niet-ontvankelijk in haar vordering jegens Meelker.
Ten aanzien van Allianz
4.2
Vooropgesteld wordt dat in het burgerlijk procesrecht als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling en beoordeling van bewijskwesties en waardering van bewijs geschiedt door de rechter die is aangewezen om in de betreffende zaak vonnis te wijzen. Hieronder valt ook het aan de hand van de omstandigheden van het geval beslissen of er al dan niet sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs en of het gebruik van dit bewijs in de voorliggende pro-cedure geoorloofd is. Bij deze beoordeling wordt in zijn algemeenheid terughoudendheid betracht; het in strijd met het belang van waarheidsvinding uitsluiten van bewijsmateriaal kan slechts gerechtvaardigd zijn indien andere, gelet op de omstandigheden van het geval, (nog) zwaarder wegende belangen door de bewijsvergaring zijn geschonden.
Voorts is van belang dat de mogelijkheid van het terugnemen van processtukken, nadat deze reeds in een procedure conform de wet respectievelijk de procesreglementen zijn genomen, niet in de wet respectievelijk de procesreglementen is voorzien.
4.3
Gelet op het hiervoor onder 4.2 overwogene geldt dat voor de voorzieningenrechter in kort geding slechts een zeer beperkte rol is weggelegd wanneer het gaat op het terugnemen van bewijsmiddelen respectievelijk processtukken die in een andere (bodem)procedure reeds zijn ingediend. Slechts onder zeer bijzondere omstandigheden, waarbij ten minste sprake zou moeten zijn van evident onrechtmatig verkregen bewijs en een onmiddellijke voorzie-ning geboden zou zijn, zou een vordering als thans aan de orde toewijsbaar kunnen zijn.
4.4
Onvoldoende gebleken is dat [eiseres] spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Voorshands valt niet in te zien waarom [eiseres] niet bij conclusie van repliek zou kunnen ingaan op de juridische merites van het rapport van [x]. Dat de rechter in de bodemprocedure dan kennis zou kunnen nemen van de gewraakte rapportage van [x] overtuigt niet, omdat de rechter daarvan al na het nemen van de conclusie van ant-woord, bijvoorbeeld in het kader van de beoordeling van het al dan niet houden van een comparitie na antwoord, kennis kan hebben genomen. Bovendien zijn zowel [eiseres] als Allianz inmiddels op de hoogte van de inhoud van de rapportage van [x], zodat, zelfs indien deze rapportage zou worden teruggenomen uit de bodemprocedure, de kennis die [eiseres] en Allianz nu op basis van de inhoud van de rapportage hebben, thans niet meer kan worden weggedacht en derhalve op enigerlei wijze toch deel kan gaan uitmaken van de procedure.
4.5
Voorts kan voorshands niet met voldoende zekerheid worden aangenomen dat de rapportage van [x] als een onrechtmatig verkregen bewijsstuk heeft te gelden.
Hiervoor is van belang dat het in de praktijk niet ongebruikelijk is dat in het geval van let-selschade een medisch dossier aan een medisch specialist voor advies wordt voorgelegd, hetgeen ook ter zitting is gebleken. Deze handelwijze is ook blijkens een beslissing van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg d.d. 31 augustus 2004 (nummer 2003/177) in beginsel toegestaan. Door in te gaan op dat verzoek gaat de medisch specialist - naar veelal wordt aangenomen - deel uitmaken van de functionele eenheid van personen die noodzakelijkerwijze betrokken zijn bij het doel waarvoor de medische gegevens zijn ge-vraagd of verstrekt. Dit heeft tot gevolg dat de medisch adviseur van de verzekeraar geen toestemming van de benadeelde nodig heeft als hij de medische gegevens van de benadeelde wil verstrekken aan een eenzijdig door hem in te schakelen medisch deskundige. Overigens geniet het wel de voorkeur indien de benadeelde wordt geïnformeerd over de aard, omvang en het doel van het verzoek aan de deskundige, maar het achterwege daarvan heeft op zich-zelf geen gevolgen.
4.6
Dat het Hof van Discipline op 30 november 2009 (nummer 5414) heeft geoordeeld dat, naar het zich laat aanzien, het verbod van verwerking van persoonsgegevens, gezien de strekking van de Wbp, strikt moet worden opgevat, zodat het voorleggen van het medisch dossier van een benadeelde door een advocaat aan een andere medisch specialist, behoudens toestem-ming van de benadeelde, door de Wpb wordt verboden, maakt niet dat, nu in het onderhavi-ge geval [eiseres] geen toestemming is gevraagd voor het voorleggen van haar medisch dossier aan [x], in de relatie tussen Allianz en [eiseres] reeds daarom sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs.
4.7
Gebleken is dat [x] geen aanvullend medisch onderzoek bij [eiseres] heeft verricht. Het rapport van [x] kan derhalve niet zonder meer op een lijn worden gesteld met een keuring/onderzoek ter zake waarvan [eiseres] een inzage- en blokkerings-recht ex artikel 7:464 lid 2 sub b BW zou hebben gehad. Van een inbreuk op het inzage- en blokkeringsrecht kan vooralsnog dan ook niet zonder meer worden uitgegaan.
4.8
In de bodemprocedure kan worden beoordeeld of voor het uitbrengen van het rapport van [x] toestemming van [eiseres] noodzakelijk was, er sprake is van onrechtma-tig verkregen bewijs nu deze toestemming achterwege is gebleven, en zo ja, of die omstan-digheid - mede gelet op het beroep door Allianz op artikel 25 Wbp - rechtvaardigt dat de rapportage van [x] als bewijsmiddel in de bodemprocedure wordt uitgesloten.
4.9
Gelet op het hiervoor overwogene is voor het treffen van een voorlopig voorziening als ge-vorderd onder sub 1. en sub 2. geen plaats. Ook voor het onder sub 3. gevorderde ter hand stellen van het rapport van [x] is geen plaats, nu dit rapport eigendom is van Allianz en een wettelijke grondslag voor afgifte van het rapport aan (de advocaat van) Bin-dervoet ontbreekt.
De vorderingen voor zover gericht tegen Allianz worden derhalve afgewezen.
4.10
[eiseres] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van de pro-cedure.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter,
verklaart [eiseres] in haar vorderingen jegens Meelker niet-ontvankelijk;
wijst de vorderingen jegens Allianz af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit kort geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Allianz en Meelker bepaald op € 263,- aan verschotten en op € 816,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L. van Gulick, griffier.
Uitgesproken in het openbaar.
2021/676