Hof 's-Gravenhage, 10-03-2010, nr. 200.046.608-01
ECLI:NL:GHSGR:2010:BM3425
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
10-03-2010
- Zaaknummer
200.046.608-01
- LJN
BM3425
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2010:BM3425, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 10‑03‑2010; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 250 Burgerlijk Wetboek Boek 1
- Vindplaatsen
JPF 2010/103 met annotatie van J.H. de Graaf
Uitspraak 10‑03‑2010
Inhoudsindicatie
Benoeming bijzonder curator door kantonrechter, procedurefout?; geen verwijzing (71 Rv), tardief. Hoger beroep door bijzonder curator ingesteld.
Partij(en)
Familiesector
Uitspraak : 10 maart 2010
Zaaknummer : 200.046.608/01
Rekestnr. rechtbank : 885179/EJ VERZ 09-81551
Stichting Bureau Jeugdzorg Drenthe,
gevestigd te Assen,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: Jeugdzorg,
advocaat mr. H.Q.N. Renon te Assen,
en
mr. M.J.W. Hoek,
kantoorhoudende te Alphen aan den Rijn,
hierna te noemen: mr. Hoek,
in zijn hoedanigheid van bijzonder curator van:
[de minderjarige],
geboren in 2006 te [woonplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [de ouders],
beiden wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de ouders.
2. [de pleegouders],
beiden wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de pleegouders.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Jeugdzorg is op 9 oktober 2009 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 2 september 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Gouda.
Mr. Hoek heeft op 16 december 2009 als vertegenwoordiger van [de broer van de minderjarige], geboren in 1993 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [de broer van de minderjarige], een verweerschrift ingediend.
De raad voor de kinderbescherming heeft het hof bij brief van 11 januari 2010 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 20 januari 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: namens Jeugdzorg: de advocaat, mevrouw A. Trinidad en mevrouw F. Wijnholds, en mr. Hoek. Voorts zijn verschenen: de ouders en de pleegouders. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat van Jeugdzorg en mr. Hoek onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij beschikking van 3 juni 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage zijn de ouders van de hierna te noemen minderjarige ontheven van het ouderlijk gezag en is Jeugdzorg tot voogdes over de minderjarige benoemd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Bij de bestreden beschikking is mr. Hoek ambtshalve tot bijzonder curator over de minderjarige benoemd, teneinde de minderjarige in en buiten rechte te vertegenwoordigen in de (te starten) hoger beroep procedure bij het Gerechtshof te ’s-Gravenhage, betreffende de hiervoor genoemde beslissing van de rechtbank te ’s-Gravenhage van 3 juni 2009.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
- 1.
In geschil zijn:
- -
de ter voorbereiding op het geven van de bestreden beschikking gevolgde procedure;
- -
de benoeming van een bijzondere curator over [de minderjarige], alsmede
- -
de persoon van de bijzondere curator.
- 2.
Jeugdzorg verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek tot benoeming van een bijzonder curator over de minderjarige af te wijzen, althans zodanige beslissingen te nemen als het hof vermeent te behoren.
- 3.
Mr. Hoek bestrijdt het beroep van Jeugdzorg en verzoekt om bij beschikking het verzoek van Jeugdzorg af te wijzen en de bestreden beschikking, zonodig onder verbetering van gronden, te bekrachtigen.
- 4.
Mr. Hoek heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet namens [de broer van de minderjarige] optreedt maar in zijn hoedanigheid van bijzonder curator van [de minderjarige] en dat het verweerschrift ook in die zin moet worden gelezen. Gelet hierop behoeft de stelling van Jeugdzorg dat [de broer van de minderjarige] onbevoegd is om verweer te voeren, geen verdere bespreking.
De procedure
- 5.
Jeugdzorg heeft ter terechtzitting gesteld dat de kantonrechter zich ten onrechte bevoegd heeft geacht om van de zaak kennis te nemen.
- 6.
Het hof is van oordeel dat het beroep van Jeugdzorg op de onbevoegdheid van de kantonrechter als tardief moet worden beschouwd, nu deze grief eerst ter zitting is aangevoerd. Ten overvloede merkt het hof op dat tegen het achterwege laten van een verwijzing ingevolge artikel 71, vijfde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, geen voorziening openstaat.
- 7.
De eerste drie grieven van Jeugdzorg in het beroepschrift betreffen klachten over de door de kantonrechter gevolgde procedure. Deze grieven lenen zich naar het oordeel van het hof voor een gezamenlijke behandeling. Jeugdzorg stelt dat de kantonrechter haar ten onrechte niet in kennis heeft gesteld van het verzoekschrift van [de broer van de minderjarige] dat strekte tot benoeming van mr. Hoek tot bijzonder curator en dat de kantonrechter een beslissing heeft genomen zonder belanghebbende te horen. Daarmee is het beginsel van hoor en wederhoor geschonden. Daardoor heeft de kantonrechter ten onrechte geen afweging gemaakt van alle relevante feiten en omstandigheden.
- 8.
Het hof overweegt als volgt. Nu Jeugdzorg in hoger beroep ten volle in de gelegenheid is om verweer te voeren kan de feitelijke gang van zaken in eerste aanleg in het midden blijven. Het hof neemt daarbij in overweging dat, gelet op de spoedeisendheid van de beslissing, er geen mogelijkheid bestond voor de kantonrechter om belanghebbenden tijdig op te roepen.
Benoeming van een bijzonder curator
- 9.
De grieven vier tot en met zes evenals acht, die zich naar het oordeel van het hof eveneens lenen voor gezamenlijke behandeling, richten zich op de benoeming van een bijzonder curator. Jeugdzorg stelt dat de kantonrechter ten onrechte ambtshalve een beslissing heeft genomen. Volgens Jeugdzorg is er geen sprake van een belangenstrijd tussen de voogdes en [de minderjarige] en is in de bestreden beschikking ten onrechte niet gepreciseerd welk concreet conflict tussen [de minderjarige] en de voogdes bestaat. Voorts stelt Jeugdzorg dat de ouders van [de minderjarige] in de procedure inzake de ontheffing van het ouderlijk gezag verweer hebben gevoerd. Zij zijn de aangewezen partij om hoger beroep in te stellen tegen de beslissing die de rechtbank daarover heeft genomen. Nu de ouders zich neerleggen bij de beschikking wordt ten onrechte een nieuwe procespartij gecreëerd om toch hoger beroep in te kunnen stellen. Dit is in strijd met de rol die de wet aan de bijzondere curator heeft gegeven, aldus Jeugdzorg. De benoeming van een bijzondere curator is niet in het belang van de minderjarige.
- 10.
Mr. Hoek heeft verweer gevoerd en gesteld dat – kort samengevat – de rechtbank gerechtigd is tot het nemen van een ambtshalve beslissing. Het conflict ligt volgens hem besloten in het feit dat de voogdes de ontheffing van het ouderlijk gezag heeft ondersteund. Mr. Hoek meent dat ernstig moet worden getwijfeld aan de juistheid van de rapportages die (mede) hebben geleid tot de ontheffing van de ouders van het ouderlijk gezag.
- 11.
Het hof overweegt als volgt. In de onderhavige zaak heeft de kantonrechter naar aanleiding van de door [de broer van de minderjarige] overgelegde stukken ambtshalve een bijzondere curator benoemd. De kantonrechter heeft daarbij de taken van de bijzonder curator gepreciseerd in die zin dat de mr. Hoek is benoemd tot bijzondere curator teneinde [de minderjarige] in en buiten rechte te vertegenwoordigen in de procedure in hoger beroep betreffende de ontheffing van de ouders van het ouderlijk gezag over haar.
- 12.
Het belang van de minderjarige kan zich tegen ontheffing van het ouderlijk gezag verzetten. Dit belang houdt in dat zij bij haar ouders opgroeit, dat de ouders verantwoordelijkheid voor haar verzorging en opvoeding dragen en dat zij daartoe het gezag over haar uitoefenen. Daartegenover staat het belang van bescherming, hulp en steun bij de groei naar de volwassenheid en opvoeding en verzorging.
- 13.
Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat het “verzoek” van [de broer van de minderjarige] voor afdoening (ambtshalve) vatbaar was. Met betrekking tot [de minderjarige] lijkt een belangenstrijd te zijn ontstaan tussen haar en haar voogdes, Jeugdzorg. Het hof acht het van belang dat de bijzonder curator in de procedure in hoger beroep betreffende de ontheffing van de ouders van het ouderlijk gezag over [de minderjarige] belangenafweging en heroverweging kan uitlokken. Hij kan zich daarbij - nu de ouders niet in hoger beroep zullen komen van de beslissing van de rechtbank tot ontheffing van hen van het ouderlijk gezag - tevens richten op het belang van de minderjarige, namelijk dat zij bij haar ouders opgroeit, dat de ouders verantwoordelijkheid voor haar opvoeding dragen en dat zij daartoe het gezag over haar uitoefenen.
- 14.
Het hof is dan ook van oordeel dat de kantonrechter zijn beslissing op goede gronden heeft genomen. De stelling van Jeugdzorg dat een nieuwe procespartij wordt gecreëerd passeert het hof, nu het gezien de opdracht van de kantonrechter juist de taak van de bijzondere curator is [de minderjarige] in (en buiten) rechte te vertegenwoordigen in plaats van diens wettelijke vertegenwoordigers en geen rechtsregel zich tegen een dergelijke opdracht verzet. De grieven slagen dan ook niet en het hof zal de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.
Persoon van de bijzonder curator
- 15.
De zevende en achtste grief behelzen een bezwaar tegen de benoeming van mr. Hoek tot bijzonder curator. Volgens Jeugdzorg is mr. Hoek niet de aangewezen persoon om [de minderjarige] als bijzonder curator te vertegenwoordigen, aangezien hij door zijn dubbelrol als advocaat en als bijzonder curator de verhoudingen met zowel de pleegouders als Jeugdzorg onnodig op scherp stelt en de voogdij frustreert. Jeugdzorg acht dit niet in het belang van de minderjarige.
- 16.
Mr. Hoek heeft de grieven van Jeugdzorg gemotiveerd weersproken.
- 17.
Het hof is van oordeel dat de grieven van Jeugdzorg ongegrond zijn. Niet gebleken is dat de mr. Hoek niet in staat is zijn taak als bijzonder curator naar behoren uit te oefenen. Gelet op de korte tijdspanne in verband met het verstrijken van de appeltermijn, acht het hof het niet onbegrijpelijk dat mr. Hoek op het moment van indiening van het hoger beroep tegen de beslissing van de ontheffing van de ouders van het ouderlijk gezag over de minderjarige nog geen contact had opgenomen met de pleegouders. Dat mr. Hoek geen contact heeft gelegd met Jeugdzorg kan hem niet verweten worden, aangezien Jeugdzorg eerst deze procedure wenste af te wachten voordat zij met hem in gesprek wenst te gaan. De enkele omstandigheid dat mr. Hoek na zijn benoeming tot bijzonder curator nog als advocaat van [de broer van de minderjarige] in de procedure tot verlenging van zijn ondertoezichtstelling is opgetreden, acht het hof onvoldoende onderbouwing voor de stelling van Jeugdzorg dat mr. Hoek niet in het belang van [de minderjarige] handelt.
- 18.
Het hof ziet onder de gegeven omstandigheden geen aanleiding om, zoals Jeugdzorg ter terechtzitting heeft verzocht, een gespecialiseerde familierechtadvocaat tot bijzonder curator te benoemen in de plaats van mr. Hoek.
- 19.
Nu het hof de grieven ongegrond acht zal de bestreden beschikking worden bekrachtigd.
- 20.
Het hof ziet aanleiding om de bestreden beschikking ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
verklaart de bestreden beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, De Haan-Boerdijk en Linsen-Penning De Vries, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2010.