NJ 1929, p. 733
Huurovereenkomst, waaraan, door het verval der H.c wet — waardoor de vereischte schatting niet meer mogelijk was — de huurbepaling, welke te voren onzeker was, kwam te ontbreken, zoodat aan de overeenkomst bindende kracht ontviel en de „huurder" het „gehuurde" zonder recht of titel onder zich had. Toewijzing der ontruimingsactie door den H. R. rechtdoende ten principale.
HR 13-12-1928, ECLI:NL:HR:1928:76, m.nt. Prof. Mr. Paul Scholten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13 december 1928
- Magistraten
Mrs. Fentener van Vlissingen, Kosters, Schepel, Kirberger en Polak
- Zaaknummer
[131928/NJ_1929,_p._733]
- Conclusie
Mr. Besier
- Noot
Prof. Mr. Paul Scholten
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS102302:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1928:76, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑12‑1928
- Wetingang
(B. W. artt. 1609, 1584; Huurcommissiewet artt. 1 en 13a.)1
Essentie
Huurovereenkomst, waaraan, door het verval der H.c wet — waardoor de vereischte schatting niet meer mogelijk was — de huurbepaling, welke te voren onzeker was, kwam te ontbreken, zoodat aan de overeenkomst bindende kracht ontviel en de „huurder" het „gehuurde" zonder recht of titel onder zich had. Toewijzing der ontruimingsactie door den H. R. rechtdoende ten principale.
Samenvatting
De op 1 Maart 1926, krachtens art. 1609 B. W. ontstane huur, -was niet een voortzetting der oude huurovereenkomst, maar een nieuwe huur. Terecht heeft het Hof naar den aanvang dier nieuwe huur beoordeeld of het gehuurde een „woning" was ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.