Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit Douane- en Accijnswet BES
Artikel 2.39
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 05.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
23-12-2010, Stb. 2010, 849 (uitgifte: 28-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2010, Stb. 2010, 848 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met art. 1.1 van de Douane- en Accijnswet BES (16-12-2010, Stb. 846).
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
1.
De ambtenaar, bedoeld in artikel 2.66, zesde lid, van de wet, vermeldt in een schriftelijk verslag de redenen voor het geven van de toestemming om over te gaan tot gehele ontkleding of het onderzoek van het onderlichaam.
2.
Na afloop van de lijfsvisitatie waarbij overgegaan is tot gehele ontkleding of onderzoek van het onderlichaam vult degene die de lijfsvisitatie uitvoert, binnen 48 uur het schriftelijk verslag aan met vermelding van de wijze waarop de lijfsvisitatie is verricht en van de resultaten van de lijfsvisitatie. Hij doet dit verslag toekomen aan de inspecteur, en in het geval dat een verpleegkundige het onderzoek van het onderlichaam verricht, doet hij een kopie van het verslag toekomen aan de arts die opdracht heeft gegeven tot het onderzoek.
3.
Op de besloten plaats waar de lijfsvisitatie plaatsvindt waarbij wordt overgegaan tot gehele ontkleding of het onderzoek van het onderlichaam, wordt degene die de lijfsvisitatie uitvoert slechts vergezeld door de ambtenaar, bedoeld in artikel 2.66, zesde lid, van de wet. Hiervan kan worden afgeweken indien deze ambtenaar een redelijk vermoeden heeft dat de persoon die aan lijfsvisitatie wordt onderworpen een gevaar oplevert voor de veiligheid van zichzelf of van anderen.
4.
Apparatuur waarmee door kleding van personen wordt gekeken, mag op een niet besloten plaats worden gebruikt, mits de beelden op een besloten plaats worden geanalyseerd. De persoon die de beelden analyseert, hoeft niet van hetzelfde geslacht te zijn als dat van de persoon die aan lijfsvisitatie wordt onderworpen.
5.
Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de apparatuur waarmee door kleding van personen wordt gekeken en het gebruik daarvan.