Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Mexicaanse Staten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 26 Bijstand bij de invordering van belastingen
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2009
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Oorspronkelijk artikel 26 vernummerd tot art. 27.
- Bronpublicatie:
11-12-2008, Trb. 2009, 16 (uitgifte: 11-02-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
31-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-01-2010, Trb. 2010, 3 (uitgifte: 12-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
De Staten verlenen elkaar bijstand bij de invordering van belastingvorderingen. Deze bijstand wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2. De bevoegde autoriteiten van de Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van dit artikel.
2.
Onder de uitdrukking ‘belastingvordering’ als gebezigd in dit artikel wordt verstaan een bedrag verschuldigd in verband met belastingen van elke soort en benaming die worden geheven ten behoeve van de Staten, voor zover de belastingheffing uit hoofde daarvan niet in strijd is met dit Verdrag of met een ander instrument waarbij de Staten partij zijn, alsmede interest, bestuursrechtelijke boetes en de kosten van invordering of van conservatoire maatregelen die verband houden met dat bedrag.
3.
Indien een belastingvordering van een Staat invorderbaar is uit hoofde van de wetgeving van die Staat en verschuldigd is door een persoon die de invordering ervan op dat tijdstip overeenkomstig de wetgeving van die Staat niet kan beletten, wordt die belastingvordering op verzoek van de bevoegde autoriteit van die Staat aanvaard ten behoeve van invordering door de bevoegde autoriteit van de andere Staat. Die belastingvordering wordt door die andere Staat ingevorderd in overeenstemming met de bepalingen van zijn wetgeving die van toepassing zijn op de tenuitvoerlegging en invordering van zijn eigen belastingen als ware de belastingvordering een belastingvordering van die andere Staat.
4.
Indien een belastingvordering van een van de Staten een vordering is ter zake waarvan die Staat uit hoofde van zijn wetgeving conservatoire maatregelen kan nemen teneinde de invordering te waarborgen, wordt die belastingvordering op verzoek van de bevoegde autoriteit van die Staat aanvaard ten behoeve van het nemen van conservatoire maatregelen door de bevoegde autoriteit van die andere Staat. Die andere Staat neemt ter zake van die belastingvordering conservatoire maatregelen in overeenstemming met de bepalingen van zijn wetgeving, als ware de belastingvordering een belastingvordering van die andere Staat, ook wanneer de belastingvordering op het tijdstip waarop deze maatregelen worden genomen niet invorderbaar is in de eerstbedoelde Staat of is verschuldigd door een persoon die gerechtigd is de invordering ervan te beletten.
5.
Onverminderd de bepalingen van het derde en vierde lid, zijn op een door een van de Staten voor de toepassing van het derde of vierde lid aanvaarde belastingvordering niet de termijnen van toepassing noch wordt er uit hoofde van de wetgeving van die Staat op grond van haar aard als zodanig voorrang aan verleend, en, tenzij anders overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten, kunnen belastingvorderingen niet worden ingevorderd door middel van het in hechtenis nemen wegens schuld van de schuldenaar. Voorts wordt aan een door een Staat voor de toepassing van het derde of vierde lid aanvaarde belastingvordering in die Staat geen voorrang verleend, die uit hoofde van de wetgeving van de andere Staat op die belastingvordering van toepassing is.
6.
Ter zake van het bestaan, de geldigheid of het bedrag van een belastingvordering van een van de Staten worden geen rechtsvorderingen ingesteld bij het gerecht of de administratiefrechtelijke instanties van de andere Staat.
7.
Indien te eniger tijd nadat uit hoofde van het derde of vierde lid een verzoek is gedaan door een van de Staten en voordat de andere Staat de desbetreffende belastingvordering heeft ingevorderd en overgemaakt aan de eerstbedoelde Staat, houdt de desbetreffende belastingvordering op:
- a.
in het geval van een verzoek ingevolge het derde lid, een belastingvordering van de eerstbedoelde Staat te zijn die invorderbaar is uit hoofde van de wetgeving van die Staat en die verschuldigd is door een persoon die, op dat tijdstip, uit hoofde van de wetgeving van die Staat de invordering ervan niet kan beletten, of
- b.
in het geval van een verzoek uit hoofde van het vierde lid, een belastingvordering van de eerstbedoelde Staat te zijn ter zake waarvan die Staat uit hoofde van zijn wetgeving conservatoire maatregelen kan treffen teneinde de invordering ervan te waarborgen,
zal de bevoegde autoriteit van de eerstbedoelde Staat de bevoegde autoriteit van de andere Staat onverwijld daarvan in kennis stellen en het verzoek wordt, naar keuze van de andere Staat, door de eerstbedoelde Staat uitgesteld of ingetrokken.
8.
In geen geval worden de bepalingen van dit artikel zo uitgelegd dat zij een Staat de verplichting opleggen:
- a.
bestuurlijke maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving of de bestuurlijke praktijk van die of van de andere Staat;
- b.
maatregelen te nemen die in strijd zouden zijn met de openbare orde (ordre public);
- c.
bijstand te verlenen indien de andere Staat niet alle redelijke invorderings- of conservatoire maatregelen heeft aangewend die hem naargelang van het geval uit hoofde van zijn wetgeving of bestuurlijke praktijk, ter beschikking staan;
- d.
bijstand te verlenen in gevallen waarin de administratieve last voor die Staat kennelijk niet in verhouding staat tot het voordeel te behalen door de andere Staat.