GiEA Curaçao, 08-01-2016, nr. 500.00052/15
ECLI:NL:OGEAC:2016:3
- Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Datum
08-01-2016
- Zaaknummer
500.00052/15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGEAC:2016:3, Uitspraak, Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 08‑01‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 08‑01‑2016
Inhoudsindicatie
Opzettelijke schending ambtsgeheim door een parlementslid van Curaçao. Geheime informatie uit een besloten commissievergadering openbaar gemaakt. Beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie verworpen. Instellen of voortzetten van de vervolging niet in strijd met de beginselen van een goede procesorde. Geen sprake van een politiek proces. Bewijsverweer faalt. Beroep op overmacht in de zin van noodtoestand slaagt niet. Voorwaardelijke geldboete opgelegd.
Partij(en)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
V E R K O R T S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1950 te Curaçao,
wonende in Curaçao op het adres [x].
1. Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.A. Peterson. Na de inhoudelijke behandeling van de zaak is het onderzoek ter zitting onderbroken en voortgezet op 18 december 2015. De verdachte en zijn raadsman zijn op die datum niet verschenen. Het onderzoek ter terechtzitting is op 18 december 2015 achtereenvolgens voortgezet en onmiddellijk gesloten, waarna het Gerecht heeft bepaald dat uitspraak wordt gedaan ter zitting van 8 januari 2016.
De officier van justitie, mr. C.H. Hato-Willems heeft ter terechtzitting van 16 december 2015 gevorderd de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit te veroordelen tot een geldboete van NAf. 2.500,- bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis, waarvan een deel groot NAf. 1.250,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De raadsman van de verdachte heeft primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft hij bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit en meer subsidiair dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Meest subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd:…
3. Voorvragen
Geldigheid van de dagvaarding en bevoegdheid van het Gerecht
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman van de verdachte heeft uitvoerig betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Kort samengevat komt zijn verweer erop neer dat het instellen en voortzetten van de vervolging van de verdachte onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde, in het bijzonder met het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van dit verweer.
Vooropgesteld moet worden dat in artikel 207, eerste lid, Sv aan het openbaar ministerie de bevoegdheid is toegekend om zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing om tot vervolging over te gaan, leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing.
Er is slechts in uitzonderlijke gevallen plaats voor een niet-ontvankelijkheidverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde.
Van schending van het gelijkheidsbeginsel is pas sprake bij afwijking van een bestendig patroon van beslissen in een groot aantal vergelijkbare gevallen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat sprake is geweest van andere gevallen waarin de relevante feitelijke omstandigheden gelijk waren aan die in de onderhavige zaak en dat daaruit een bestendig patroon in vorenbedoelde zin valt af te leiden.
Evenmin kan worden geconcludeerd dat geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting) van de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. Uit de redactie van de tenlastelegging vloeit voort, dat de verdachte wordt verweten dat hij het algemeen belang heeft geschaad. Meer concreet wordt het de verdachte verweten dat hij als lid van de Vaste Commissie Financiën van de Staten van Curaçao (hierna ook: de commissie) opzettelijk een wettelijk vastgelegde geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Het verwijt wordt nader ingevuld doordat de tenlastelegging stelt dat hij mededelingen heeft gedaan over de gedachtewisseling tijdens de besloten vergadering tussen de commissie en het College Financieel Toezicht (hierna: het college). De samenleving heeft er belang bij dat de bespreking van onderwerpen in de vaste commissies van de Staten niet in het openbaar plaatsvindt, bijvoorbeeld omdat het gaat over overleg over nog onvoldragen voorstellen en standpunten. Dit is een algemeen belang dat bescherming behoeft.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts niet gebleken van de juistheid van de stelling van de verdediging dat in deze zaak sprake is van een politiek proces. Niet aannemelijk is geworden dat er een zodanige bemoeienis vanuit de politiek is geweest dat dit in al dan niet doorslaggevende mate de opsporing en vervolging van de verdachte heeft gestuurd.
Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen. Nu geen andere feiten of omstandigheden zijn gebleken die aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de weg staan, wordt de officier van justitie ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.
4. Bewijsbeslissingen
4A. Bewijsmotivering
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist, worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
4B. Bewijsoverweging(en)
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat de vergadering van de commissie van 4 september 2014 niet kan worden gekwalificeerd als een besloten vergadering in de zin van artikel 59 van het Reglement van Orde van de Staten van Curaçao (hierna: het reglement). Dit verweer wordt verworpen.
Op grond van artikel 58 van het reglement zijn de vergaderingen van de vaste commissies van de Staten van Curaçao, zoals de Vaste Commissie Financiën, besloten. Dit betekent dat de vergadering niet voor een ieder toegankelijk is. Anders dan de verdediging heeft betoogd, betekent de enkele omstandigheid dat aan één of meer personen, niet zijnde commissieleden, toestemming is verleend om de vergadering (deels) bij te wonen, niet dat het besloten karakter daaraan is komen te ontvallen. Integendeel, ook die personen zijn deelnemers aan de besloten vergadering en ook op hen rust de geheimhoudingsplicht van artikel 59 van het reglement.
De verdediging heeft voorts bepleit dat de informatie uit de commissievergadering van 4 september 2014 die de verdachte openbaar heeft gemaakt, niet als geheim moet worden beschouwd. In dit verband voert de verdediging aan dat de heer Bakker van het college die door de verdachte op 4 en 19 september 2014 werd geciteerd, al eerder informatie van dezelfde strekking in de openbaarheid had gebracht. Ook dit verweer slaagt niet.
Voor zover het verweer al feitelijk juist is, geldt dat de geheimhoudingsplicht van artikel 59 van het reglement dient als waarborg voor het vrijuit kunnen spreken tijdens de vergadering door de deelnemers. Zij moeten erop kunnen vertrouwen dat zij op dat moment in vrijheid van gedachten kunnen wisselen zonder dat hen dit later kan worden tegengeworpen en/of zonder het risico te lopen dat de informatie die tijdens de vergadering aan bod komt voor een ander doel wordt gebruikt dan de bedoeling is. De vraag of de deelnemers aan de vergadering uitlatingen die zij tijdens de vergadering doen wellicht al eerder en in het openbaar hebben gedaan, is in zoverre dan ook niet relevant.
4C. Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, op die wijze dat:
hij in de periode van 4 september 2014 tot en met 19 september 2014 te Curaçao, een geheim, waarvan hij, verdachte wist dat hij verdachte uit hoofde van wettelijk voorschrift, verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, hebbende hij, verdachte, als lid van de Staten, in voornoemde periode:
- -
tijdens een radio uitzending (van een interview op 5 september 2014 bij RADIO MAS) en;
- -
tijdens een persconferentie van de politieke partij Movimentu Futuro Kòrsou op 19 september 2014 bij RADIO MAS,
vertrouwelijke informatie uit een besloten commissievergadering, van/tussen de leden van de vaste commissie van Financiën van de Staten en leden van de Commissie Financieel Toezicht, publiekelijk bekend gemaakt, te weten:
“Anto ku [a] di CFT a lanta bisa ku niun ora so no t’a tin i nan a indika ku tabatin mal maneho, un ‘wanbeleid’ i tampoko korupshon di e kaso aki…. (…)”
(“ En [a] van de CFT stond op en verklaarde dat op geen enkel moment was noch door hen aangeduid dat er een slecht beleid, een wanbeleid noch corruptie was…”)
en
“…Sr. [a], ku ta di Colegio di Supervision Finansiero, riba pregunta di sr. [c] mes na su persona, ku si durante die Gabinete Schotte tabata tin ‘wanbeleid’, esta mal maneho, a kontesta sin laga duda. Sr. [a] a bisa klarito, nunka ela bisa ku tabata tin wanbeleid den e tempu ei”.
(“…Dhr. [a], die van het College Financieel Toezicht is, op een vraag van de heer [c] zelf aan zijn persoon, of er gedurende het Kabinet Schotte sprake was van wanbeleid, dus slecht beleid heeft antwoord gegeven zonder twijfel over te laten bestaan. Dhr. [a] zei heel duidelijk dat hij nooit heeft gezegd dat er wanbeleid was in die periode”.)
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5A. Kwalificatie
Het bewezenverklaarde feit levert op:
Opzettelijk een geheim schenden, waarvan hij weet dat hij uit hoofde van wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren.
5B. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens een geslaagd beroep op overmacht in de zin van noodtoestand. In dit verband is - kort samengevat - betoogd dat de verdachte niet anders kon dan de informatie naar buiten brengen. Het belang van de waarheid aangaande het door de regering gevoerde beleid terzake de publieke middelen woog in dit geval zwaarder dan de wettelijke plicht tot geheimhouding, aldus de verdediging.
De officier van justitie heeft gemotiveerd betoogd dat de verdachte geen gerechtvaardigd beroep op overmacht toekomt.
Voor een geslaagd beroep op overmacht in de zin van noodtoestand is vereist dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden waarin gewichtigere belangen dan geheimhouding in het spel zijn. Beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit spelen een rol bij de beoordeling of dergelijke omstandigheden zich voordoen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een dermate zwaarwegend belang dat het voor de verdachte gerechtvaardigd was om over te gaan tot schending van zijn geheimhoudingsplicht. Voor zover de drijfveer van de verdachte om de geheime informatie te openbaren, is geweest het principieel niet eens te zijn met geheimhouding als in de vergadering van de commissie voor de samenleving interessante waarheden worden geuit over het door de regering gevoerde financiële beleid, dan stonden voor de verdachte alternatieven open om het beoogde doel te bereiken, waarbij de geheimhoudingsplicht niet behoefde te worden geschonden.
Zo had hij kunnen verzoeken om de betreffende informatie op te nemen in het verslag van de vergadering of de heer [a] toestemming kunnen vragen om de door hem tijdens de besloten vergadering gedane uitlatingen in de openbaarheid te brengen.
Dit alles heeft de verdachte niet gedaan. Ook heeft de verdachte er niet voor gezorgd dat de inbreuk op de geheimhouding zo gering mogelijk is gebleven. Integendeel, via het radio- interview en de persconferentie heeft hij een ruime kring van personen bekend gemaakt met de vertrouwelijke informatie. Onder deze omstandigheden komt de verdachte geen beroep op overmacht toe en wordt het daartoe strekkende verweer verworpen.
Er is geen (andere) omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde feit uitsluit. Het feit is dus strafbaar.
6. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is strafbaar.
7. Strafmotivering
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft als lid van de Staten van Curaçao en tevens lid van de Vaste Commissie Financiën van de Staten geheime informatie uit een besloten commissievergadering openbaar gemaakt. De verdachte heeft er doelbewust voor gekozen om met deze informatie via een radio-interview en een persbericht naar buiten te treden. Door zo te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat het land Curaçao in haar Staten- en commissieleden stelt, beschaamd.
De wet dient gevolgd te worden en dat geldt ook voor de verdachte. Het is niet zo dat de verdachte naar eigen inzicht kan kiezen wanneer hij zich wel of niet houdt aan de wettelijk voorgeschreven geheimhouding. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan de geheimhoudings-plicht straffeloos worden geschonden, maar een dergelijk geval deed zich hier niet voor.
Ten voordele van de verdachte geldt dat hij nooit eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Ook wordt in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat de naar buiten gebrachte geheime informatie beperkt van karakter is gebleven. Gelet op dit alles en mede gelet op de omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat het publiek maken van de betreffende informatie schadelijke gevolgen heeft gehad voor de Curaçaose samenleving, kan worden volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:54 en 2:232 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
Het Gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4C omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde feit het in rubriek 5A genoemde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot betaling van een geldboete van NAF. 1.400,00 (veertienhonderd gulden) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 24 dagen;
bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.B. van den Enden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 8 januari 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.