Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/110/EG betreffende toegang tot, uitoefening van en prudentieel toezicht op werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld
Artikel 2 Definities
Geldend
Geldend vanaf 30-10-2009
- Bronpublicatie:
16-09-2009, PbEU 2009, L 267 (uitgifte: 10-10-2009, regelingnummer: 2009/110/EG)
- Inwerkingtreding
30-10-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-09-2009, PbEU 2009, L 267 (uitgifte: 10-10-2009, regelingnummer: 2009/110/EG)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
- 1.
‘instelling voor elektronisch geld’: een rechtspersoon die uit hoofde van titel II een vergunning heeft gekregen om elektronisch geld uit te geven;
- 2.
‘elektronisch geld’: elektronisch, met inbegrip van magnetisch, opgeslagen monetaire waarde vertegenwoordigd door een vordering op de uitgever, welke is uitgegeven in ruil voor ontvangen geld om betalingstransacties als gedefinieerd in artikel 4, punt 5, van Richtlijn 2007/64/EG te verrichten, en welke wordt aanvaard door een andere natuurlijke of rechtspersoon dan de uitgever van elektronisch geld;
- 3.
‘uitgever van elektronisch geld’: de in artikel 1, lid 1, bedoelde entiteiten, instellingen die vrijgesteld zijn krachtens artikel 1, lid 3 , en rechtspersonen die vrijgesteld zijn krachtens artikel 9;
- 4.
‘gemiddeld uitstaand elektronisch geld’: het gemiddelde totale bedrag van de met elektronisch geld verband houdende financiële verplichtingen dat op het eind van elke kalenderdag in omloop is gedurende de zes voorafgaande kalendermaanden, berekend op de eerste kalenderdag van elke kalendermaand en toegepast voor die kalendermaand.