Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 30 augustus 2009 (pagina 72).
Rb. Haarlem, 06-12-2010, nr. 15/700605-09 en 15/660496-06
ECLI:NL:RBHAA:2010:BP3127
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
06-12-2010
- Zaaknummer
15/700605-09 en 15/660496-06
- LJN
BP3127
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2010:BP3127, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 06‑12‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 06‑12‑2010
Inhoudsindicatie
promis; mishandeling; mishandeling begaan tegen zijn kind; mishandeling begaan tegen zijn echtgenote; bedreiging; bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; vordering oplegging TBS; TBS maatregel; rapportages; tegenstrijdige rapportages. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal geweldsdelicten gelegen in de huiselijke sfeer, ten opzichte van zijn echtgenote en zijn nog zeer jonge dochtertje. Allereerst heeft verdachte met een mes in zijn hand zijn op dat moment zwangere echtgenote bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht door haar de woorden "Ik snijd het kind uit je buik" toe te voegen. De geboorte van hun dochter heeft - in tegenstelling tot verdachtes verklaring ter terechtzitting - niet gezorgd voor een verandering in verdachtes gedrag en handelen, zo heeft verdachte zijn echtgenote op Koninginnedag 2009 bij de keel vastgepakt en deze vervolgens met kracht dichtgeknepen waardoor zij geen lucht meer kreeg. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn op dat moment anderhalf jaar oude dochtertje door met kracht met zijn knieën de keel van zijn dochtertje, welke op dat moment tussen zijn benen stond, dicht te drukken. Om vervolgens een maand later nogmaals zijn echtgenote en hun dochtertje op verschillende momenten te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht door hen toe te voegen dat hij hun strotten door zou snijden, hij zo hard op zijn echtgenote zou gaan inslaan dat zij het niet meer na zou kunnen vertellen, zij niet naar de politie zou mogen gaan omdat zij anders een kinderkopje terug vinden en zij diende te doen wat hij van haar vroeg omdat hij anders de keel van hun dochtertje zou doorsnijden. Verdachte heeft door deze handelingen zijn echtgenote en hun dochtertje pijn toegebracht en veel angst aangejaagd, hetgeen blijkt uit de bij het voegingformulier benadeelde partij gevoegde slachtofferverklaring, waarin onder meer wordt aangegeven dat het slachtoffer, nadat de blauwe plekken waren weggetrokken veel last heeft van vastzittende spieren, onder behandeling heeft gestaan van een fysiotherapeut, continu bang is en geen vertrouwen meer in mensen heeft. Zij heeft bovendien samen met haar dochtertje moeten vluchten naar een Vrouwenopvang instelling, en het doet haar veel pijn uit haar vertrouwde omgeving weg te zijn. Haar dochtertje is veranderd in een lusteloos kind, werd agressief ten opzichte van andere kinderen en ging het gedrag van verdachte kopiëren. Ook doet zij zichzelf pijn door zichzelf dagelijks te bijten en met haar hoofd op tafel te slaan. De rechtbank acht voornoemde door verdachte gepleegde feiten buitengewoon ernstig. Niet alleen zijn de gepleegde delicten zondermeer zwaar te noemen, het feit dat de deze plaatsvonden binnen een relatie en in het bijzonder het gezinsleven maakt de feiten bijzonder verwerpelijk. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een imitatievuurwapen, te weten een luchtdrukwapen welke een sprekende gelijkenis vertoonde met een echt pistool van het merk Walther. Het voorhanden hebben van dergelijke imitatiewapens is een ernstig strafbaar feit nu deze gebruikt plegen te worden bij overvallen en bedreigingen.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/700605-09 en 15/660496-06 (tul)
Uitspraakdatum: 6 december 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 november 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te ([postcode]) [geboorteplaats], [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 11 november 2007 te IJmuiden, gemeente Velsen, althans in Nederland, (de op dat moment zwangere) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] (met een mes in zijn handen) dreigend de woorden toegevoegd: "Ik snijd het kind uit je buik", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Feit 2 primair:
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2008 tot en met 31 juli 2008 te IJmuiden, gemeente Velsen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] een of meermalen met een luchtdrukwapen en/of luchtbuks heeft beschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 2 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2008 tot en met 31 juli 2008 te IJmuiden, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1] een of meermalen beschoten met een luchtdrukwapen en/of een luchtbuks en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je kapot, ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Feit 3:
hij op of omstreeks 30 april 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, althans in Nederland, opzettelijk zijn echtgenote, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1], heeft mishandeld immers heeft hij
- -
(terwijl hij bovenop die [slachtoffer 1] zat) met zijn hand(en) haar keel vastgepakt en/of (vervolgens) haar keel (met kracht) dichtgeknepen,
waardoor deze [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Feit 4:
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2009 tot en met 31 juli 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, althans in Nederland, opzettelijk zijn kind, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2] (dochter van verdachte), heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, (terwijl [slachtoffer 2] tussen zijn benen stond), (met kracht) met zijn knieën de hals en/of keel en/of het hoofd van [slachtoffer 2] dichtgedrukt, waardoor [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Feit 5:
hij in of omstreeks de periode van 27 augustus 2009 tot en met 30 augustus 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, althans in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dochter van verdachte) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd:
- -
"Stelletje kankerwijven, jullie verneuken mijn hele leven, ik sta voor jullie te werken en niet voor mijzelf. Als we thuis zijn snijd ik allebei jullie strotten door" en/of
- -
"Als je nu niet weggaat dan sla ik zo hard op je in dat je het niet meer na kan vertellen" en/of
- -
"Als je naar de politie gaat dan vind je vanavond een kinderkopje terug" en/of
- -
"Als je niet doet wat ik zeg dat snijd ik de keel van [slachtoffer 2] door",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Feit 6:
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2008 tot 30 augustus 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, althans in Nederland, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een luchtdrukwapen, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) (te weten een pistool, merk Walther) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - zakelijk weergegeven - gerekwireerd tot:
- -
vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde feit;
- -
bewezenverklaring van de onder 1, 2 subsidiair en 3 tot en met 6 ten laste gelegde feiten;
- -
oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- -
oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling (TBS) met bevel tot verpleging van overheidswege;
- -
gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot betaling van schadevergoeding van een bedrag van € 1.250,00, zulks onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- -
toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met het parketnummer 15/660496-06 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
4. Bewijs
4.1.
Vrijspraak
Ten aanzien van feit 2 primair en 2 subsidiair:
De rechtbank is van oordeel dat de onder 2 ten laste gelegde feiten niet bewezen zijn. Enkel aangeefster heeft verklaard, dat zij door haar echtgenoot met een geweer is beschoten toen zij voor de slaapkamerdeur stond. Door verbalisanten is weliswaar geconstateerd dat er gaatjes in de desbetreffende deur zitten, echter verdachte heeft verklaard dat deze op een ander moment zijn ontstaan en buiten aanwezigheid van aangeefster.
Dit maakt dat de verklaring van aangeefster staat tegenover de verklaring van verdachte, terwijl de verklaring van aangeefster niet op enige andere wijze wordt ondersteund. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken.
4.2.
Redengevende feiten en omstandigheden1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1:
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte heel boos was toen zij op 11 november 2007 thuis kwam in de echtelijke woning in IJmuiden. Aangeefster was op dat moment zwanger en was even sigaretten gaan halen. Verdachte is naar de keuken gelopen en heeft uit een keukenla een groot vleesmes gepakt. Vervolgens draaide verdachte zich om in de richting van aangeefster en hield hij het mes in haar richting. Toen aangeefster de woning ontvluchtte, schreeuwde verdachte haar na dat hij het kind uit haar buik zou snijden.2
Verdachte heeft ten overstaan van de rechter-commissaris bekend het onder 1 ten laste gelegde feit te hebben gepleegd.3
Ten aanzien van feit 3:
Aangeefster heeft verklaard, dat verdachte op 30 april 2009 in hun echtelijke woning te IJmuiden haar keel heeft dichtgeknepen. Verdachte heeft aangeefster met zijn rechterhand bij de keel gepakt en haar op het bed geduwd. Aangeefster lag ruggelings op het bed en verdachte hing over haar heen met zijn hand om haar keel. Zij voelde een hevige pijn in haar keel en nek en kreeg bijna geen lucht. Ook het ademhalen en slikken deed pijn. In de spiegel van de badkamer zag aangeefster de vingerafdrukken van verdachtes hand in haar nek staan.4
De vader van aangeefster heeft verklaard dat hij op 30 augustus 2009 naar de woning van verdachte en zijn dochter is toegegaan. In de woning heeft hij een gesprek met verdachte gehad. Hij vroeg verdachte over het incident op Koninginnedag. Hij had namelijk van zijn dochter gehoord dat verdachte haar keel had dichtgeknepen. Verdachte gaf in dit gesprek toe dat hij de keel van zijn vrouw had dichtgeknepen.5
Verdachte heeft verschillende verklaringen over dit incident afgelegd. Zo heeft hij op 1 september 2009 ten overstaan van de politie verklaard, dat hij weliswaar de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen maar dat dit niet op 30 april 2009 in hun woning heeft plaatsgevonden, maar op een andere datum in de woning van zijn oom en tante, terwijl verdachte ter terechtzitting heeft ontkend zijn vrouw ooit bij haar keel te hebben gegrepen.
Nu verdachte wisselend verklaart omtrent hetgeen zou zijn voorgevallen, aangeefster bij de politie en de rechter-commissaris consistent en gedetailleerd aangeeft wat op 30 april 2009 is voorgevallen, en de vader van aangeefster heeft verklaard uit de mond van verdachte te hebben vernomen dat de lezing van aangeefster klopt, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 4:
Aangeefster heeft verklaard dat omstreeks half juli 2009 ook hun dochtertje [slachtoffer 2] door verdachte is mishandeld in hun woning te IJmuiden. [slachtoffer 2] had geprobeerd een paar keer bij verdachte op schoot te klimmen, maar verdachte had haar weggeduwd. Terwijl aangeefster bezig was merkte zij dat [slachtoffer 2] ineens stil was terwijl zij haar de hele tijd had horen brabbelen. Vervolgens zag zij dat [slachtoffer 2] tussen de benen van verdachte stond en dat hij zijn benen tegen elkaar drukte. Hij drukte met zijn knieën de hals van [slachtoffer 2] dicht, waardoor zij enigszins rood aanliep6. Aangeefster zag dat [slachtoffer 2] zich op haar manier probeerde te verzetten. De hals van [slachtoffer 2] was in het begin een beetje rooiig aan de zijkanten.7
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij bezig was met een spel en dat zijn dochter hem een tik in zijn ballen gaf. Toen [slachtoffer 2] wilde wegrennen dacht hij, naar eigen zeggen, : 'afklemmen' en heeft hij haar afgeklemd met zijn benen. Hij had echter niet door dat zij hierbij rood aanliep.8 Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in een reflex handelde en dat hij [slachtoffer 2] bij haar middel klemde.
Nu verdachte erkent dat hij [slachtoffer 2] heeft afgeklemd doch wisselend verklaard met betrekking tot zijn motief (al of niet in een reflex) en met betrekking tot de plaats waar hij haar heeft afgeklemd (hals of middel) terwijl aangeefster bij de politie en de rechter-commissaris consistent en gedetailleerd aangeeft wat in juli 2009 is voorgevallen, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 5:
Op 27 augustus 2009 bevonden verdachte, aangeefster en hun dochter zich in Assendelft. Aldaar kregen verdachte en aangeefster ruzie met elkaar op straat. Volgens aangeefster heeft verdachte vervolgens tegen aangeefster en [slachtoffer 2] gezegd: "Stelletje kankerwijven, jullie verneuken mijn hele leven, ik sta voor jullie te werken en niet voor mijzelf. Als we thuis zijn snijd ik allebei jullie strotten door."9
Op 30 augustus 2009 bevonden aangeefster en verdachte zich in hun woning te IJmuiden. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij haar strot zou doorsnijden en dat hij haar en hun dochter kapot zou maken. Voorts heeft hij tegen aangeefster gezegd dat als zij niet meteen weg zou gaan, hij zo hard op haar zou inslaan dat zij het niet meer na zou kunnen vertellen. Toen aangeefster de woning verliet, heeft verdachte geroepen dat als zij naar de politie zou gaan hij hun dochter die avond iets aan zou gaan doen en zij een kinderkopje zou terugvinden en hij haar keel zou doorsnijden als aangeefster niet zou doen wat hij wilde.10
Op 2 september 2010 heeft verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris bekend ook dit feit te hebben gepleegd.11
Ten aanzien van feit 6:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 6 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank - nu verdachte ten aanzien van dat feit een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- *
De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 22 november 2010.
- *
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 september 2009 (pagina 104-105).
- *
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2009 (pagina 108-115).
4.3.
Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 3 tot en met 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1:
hij op 11 november 2007 te IJmuiden, gemeente Velsen, de op dat moment zwangere [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] met een mes in zijn handen dreigend de woorden toegevoegd: "Ik snijd het kind uit je buik" .
Feit 3:
hij op 30 april 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk zijn echtgenote te weten [slachtoffer 1] heeft mishandeld, immers heeft hij terwijl hij bovenop die [slachtoffer 1] zat met zijn hand haar keel vastgepakt en vervolgens haar keel met kracht dichtgeknepen, waardoor deze [slachtoffer 1] pijn heeft ondervonden.
Feit 4:
hij in de periode van 1 juli 2009 tot en met 31 juli 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk zijn kind, te weten [slachtoffer 2], heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, terwijl [slachtoffer 2] tussen zijn benen stond met kracht met zijn knieën de hals en/of keel van [slachtoffer 2] dichtgedrukt, waardoor [slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden.
Feit 5:
hij in de periode van 27 augustus 2009 tot en met 30 augustus 2009 in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dochter van verdachte) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd:
- -
"Stelletje kankerwijven, jullie verneuken mijn hele leven, ik sta voor jullie te werken en niet voor mijzelf. Als we thuis zijn snijd ik allebei jullie strotten door" en
- -
"Als je nu niet weggaat dan sla ik zo hard op je in dat je het niet meer na kan vertellen" en
- -
"Als je naar de politie gaat dan vind je vanavond een kinderkopje terug" en
- -
"Als je niet doet wat ik zeg dat snijd ik de keel van [slachtoffer 2] door".
Feit 6:
hij in de periode van 1 juli 2008 tot 30 augustus 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen een wapen van categorie I onder 7°, te weten een luchtdrukwapen, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen te weten een pistool merk Walther, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder de feiten 1 en 3 tot en met 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde is strafbaar en levert op:
Feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 3:
Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote.
Feit 4:
Mishandeling, begaan tegen zijn kind.
Feit 5:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Feit 6:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de volgende rapportages:
- -
een Pro Justitia rapport d.d. 2 december 2009, van drs. R.S. Turk, GZ-psycholoog;
- -
een psychiatrisch rapport d.d. 14 mei 2010, van H. de Jong, psychiater / psychoanalyticus;
- -
een Reclasseringsadvies d.d. 17 augustus 2010, van M. Ruiter, Reclasseringswerker van Reclassering Nederland, Adviesunit Alkmaar.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal geweldsdelicten gelegen in de huiselijke sfeer, ten opzichte van zijn echtgenote en zijn nog zeer jonge dochtertje. Allereerst heeft verdachte met een mes in zijn hand zijn op dat moment zwangere echtgenote bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht door haar de woorden "Ik snijd het kind uit je buik" toe te voegen. De geboorte van hun dochter heeft - in tegenstelling tot verdachtes verklaring ter terechtzitting - niet gezorgd voor een verandering in verdachtes gedrag en handelen, zo heeft verdachte zijn echtgenote op Koninginnedag 2009 bij de keel vastgepakt en deze vervolgens met kracht dichtgeknepen waardoor zij geen lucht meer kreeg. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn op dat moment anderhalf jaar oude dochtertje door met kracht met zijn knieën de keel van zijn dochtertje, welke op dat moment tussen zijn benen stond, dicht te drukken. Om vervolgens een maand later nogmaals zijn echtgenote en hun dochtertje op verschillende momenten te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht door hen toe te voegen dat hij hun strotten door zou snijden, hij zo hard op zijn echtgenote zou gaan inslaan dat zij het niet meer na zou kunnen vertellen, zij niet naar de politie zou mogen gaan omdat zij anders een kinderkopje terug vinden en zij diende te doen wat hij van haar vroeg omdat hij anders de keel van hun dochtertje zou doorsnijden. Verdachte heeft door deze handelingen zijn echtgenote en hun dochtertje pijn toegebracht en veel angst aangejaagd, hetgeen blijkt uit de bij het voegingformulier benadeelde partij gevoegde slachtofferverklaring, waarin onder meer wordt aangegeven dat het slachtoffer, nadat de blauwe plekken waren weggetrokken veel last heeft van vastzittende spieren, onder behandeling heeft gestaan van een fysiotherapeut, continu bang is en geen vertrouwen meer in mensen heeft. Zij heeft bovendien samen met haar dochtertje moeten vluchten naar een Vrouwenopvang instelling, en het doet haar veel pijn uit haar vertrouwde omgeving weg te zijn. Haar dochtertje is veranderd in een lusteloos kind, werd agressief ten opzichte van andere kinderen en ging het gedrag van verdachte kopiëren. Ook doet zij zichzelf pijn door zichzelf dagelijks te bijten en met haar hoofd op tafel te slaan. De rechtbank acht voornoemde door verdachte gepleegde feiten buitengewoon ernstig. Niet alleen zijn de gepleegde delicten zondermeer zwaar te noemen, het feit dat de deze plaatsvonden binnen een relatie en in het bijzonder het gezinsleven maakt de feiten bijzonder verwerpelijk.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een imitatievuurwapen, te weten een luchtdrukwapen welke een sprekende gelijkenis vertoonde met een echt pistool van het merk Walther. Het voorhanden hebben van dergelijke imitatiewapens is een ernstig strafbaar feit nu deze gebruikt plegen te worden bij overvallen en bedreigingen.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat verdachte, blijkens zijn documentatie, in het verleden eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Onder meer is sprake van eerdere mishandelingen in de relationele sfeer.
Standpunten
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd. Zij gaat hierbij uit van de onderbouwing van psycholoog R.S. Turk en komt tot een verminderde toerekenbaarheid. Het betreft ernstige feiten en verdachte wil niet meewerken aan (vrijwillige) behandeling. Om die reden dient volgens de officier van justitie de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging te worden opgelegd. De beveiliging van de slachtoffers en de maatschappij dient voorop te staan.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Er is bij verdachte wel degelijk sprake van probleeminzicht, in de ogen van de raadsman externaliseert en bagatelliseert verdachte de problemen en de feiten niet. Een maatregel van terbeschikkingstelling is volgens de raadsman dan ook niet noodzakelijk. De afgelopen drie maanden heeft verdachte aangetoond dat hij zich kan houden aan de voorwaarden die hem zijn opgelegd en dat hij zich aan de afspraken houdt en zijn volledige medewerking verleend. Een hulpverleningstraject kan dan ook in een andere setting plaatsvinden.
Rapportages
De rechtbank stelt vast dat de rapportages van de pro-justitia rapporteurs sterk uiteen lopen, zowel wat betreft diagnostiek, gevaarsrisico als wat betreft advies.
Uit de rapportage van (zelfstandig) psychiater/psychoanalyticus H. de Jong komt het volgende naar voren. Verdachte lijdt niet aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, wel is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van deze geestvermogens in die zin dat hij zijn agressieve impulsen niet op een volwassen wijze kan reguleren bij psychosociale stress. Het betreft een verbaal agressieve ontremming bij een krenkbare man die in langer bestaande stress toestand verkeerde betreffende zijn werk en gezins- c.q. familieproblematiek. Van belang is dat verdachte sociale vaardigheden ontwikkelt op basis waarvan hij moet kunnen anticiperen op problemen in een relatie en agressieve spanningen onder woorden leert te brengen. Verder is een agressieregulatietraining van belang in verband met het voorkomen van recidive. Ook moet, samen met de echtgenote, de gezinsproblematiek worden aangepakt. Het herstel van de bij verdachte aanwezige insufficiënte gevoelens zal eerder plaatsvinden bij herstel van de relatie en voortzetting van het werk. De agressieregulatietraining kan in een ambulante setting bij een Forensisch Psychiatrische Afdeling plaatsvinden. Voorts kan, zo nodig, behandeling worden voortgezet bij de Waag.
Uit het Pro Justitia Rapport van drs. R.S. Turk, GZ psycholoog van 2 december 2009 komt het volgende naar voren. Verdachte maakt een labiele en onrustige indruk. Hij externaliseert en bagatelliseert zeer sterk en heeft moeite zich in te leven in anderen. Hij heeft een instabiel zelfbeeld en reageert sterk op externe omstandigheden. Stijgende spanningen leiden bij verdachte tot paranoïde denkbeelden en complottheorieën. Verdachte is gepreoccupeerd met benadeling, hij is achterdochtig. Verdachte functioneert op een gemiddeld intelligentieniveau. Er zijn sterke aanwijzingen voor het bestaan van een gedragsstoornis op jonge leeftijd. Geconcludeerd wordt dat - indien het ten laste gelegde bewezen kan worden - verdachte lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken. Meer in het algemeen kan worden gesteld dat de persoonlijkheidsstoornis een diepgaande invloed heeft op het functioneren en de manier van reageren van verdachte. De stoornis maakt dat verdachte spanningen impulsief ontlaadt, waarbij het kan komen tot verbaal en fysiek agressief of zelfdestructief gedrag. Verdachte dient bij een bewezenverklaring verminderd toerekeningsvatbaar te worden geacht. Het recidiverisico is verhoogd aanwezig. Geadviseerd wordt aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Slechts indien verdachte de indruk maakt zich aan afspraken te kunnen houden, zou onderzocht kunnen worden of behandeling in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden haalbaar is.
Ter terechtzitting heeft De Jong aangegeven dat hij bij zijn rapportage is uitgegaan van de verklaringen van verdachte dat er slechts verbaal geweld is toegepast. Er is bij verdachte sprake van een ongelukkige manier van zich uiten, aldus De Jong. Anders dan psycholoog Turk is De Jong van mening dat het feit dat verdachte een aantal kenmerken van een borderline-stoornis bezit, niet maakt dat hij een borderline-stoornis heeft. Volgens De Jong is er sprake van een stoornis in impulsbeheersing en niet van een persoonlijkheidsstoornis.
Ter terechtzitting heeft drs. Turk aangegeven dat verdachte altijd de schuld bij anderen zoekt, hetgeen past bij de (borderline) persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken. Indien verdachte geen behandeling krijgt, is er sprake van een gevaar voor anderen. Turk is van mening dat tenminste een maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is. Indien verdachte daar niet voor open staat, is een gedwongen kader zijns inziens noodzakelijk.
Uit het Reclasseringsadvies d.d. 17 augustus 2010 door M. Ruiter van Reclassering Nederland dat is uitgebracht om de mogelijkheden van een TBS met voorwaarden te onderzoeken, komt het volgende naar voren. Volgens de afdeling Indicatie Forensische Zorg (IFZ) van het Nederlands Forensisch Instituut Forensische Psychologie en Psychiatrische Zorg (NIFP) heeft verdachte een beperkt probleeminzicht en weinig besef van eigen pathologie. Hij bagatelliseert en externaliseert sterk. Het komt frequent tot ernstig controleverlies over impulsen, waarbij hij agressief en zelfdestructief gedrag kan ontwikkelen. Op grond van de justitiële documentatie kan recidive niet worden uitgesloten. In het verleden heeft verdachte klinische en medicinale behandeling, welke geïndiceerd was, afgehouden. Bij bewezenverklaring lijkt het kader van toezicht en behandeling niet voldoende te zijn geweest om recidive te kunnen voorkomen. Vanwege de sterk uiteenlopende adviezen en conclusies van de psycholoog en psychiater en de ontkennende houding van de verdachte, is de reclassering echter niet in staat een advies te formuleren.
Mevrouw M. Heezik, van Reclassering Nederland, heeft ter terechtzitting nog het volgende naar voren gebracht. In het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis is onder meer een wekelijkse meldplicht opgelegd. Hier heeft verdachte zich aan gehouden. Hij heeft daarbij openheid van zaken gegeven over de dagelijkse gang van zaken, de mensen met wie hij omgaat, hoe hij zich voelt en over de civiele zaak met betrekking tot de omgang met zijn dochter. Hij is goed in staat zijn gevoelens te ventileren. Voorts voelt Heezik een bepaalde 'echtheid' in zijn houding. Er is vrijwillig contact gezocht met De Waag. Een verplicht Reclasseringstoezicht zou in elk geval moeten inhouden dat verdachte moet meewerken aan een intake bij De Waag en dat hij onvoorwaardelijk moet meewerken aan de geïndiceerde hulpmogelijkheden die daaruit naar voren komen, ook als dat inhoudt dat hij medicatie moet nemen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het ingrijpende bevel dat verdachte van overheidswege moet worden verpleegd (nog) achterwege kan blijven.
In dit kader wijst de rechtbank allereerst op de tegengestelde conclusies van de deskundigen. Voorts heeft de rechtbank bij dit oordeel in belangrijke mate meegewogen de indruk die zij heeft gekregen van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn om mee te werken aan een (ambulante) behandeling. Verdachte heeft verklaard bereid te zijn de door de rechtbank te stellen voorwaarden na te zullen komen. De rechtbank hecht eveneens grote waarde aan het feit dat verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft aangetoond dat hij zich aan de hem gestelde voorwaarden kan houden en hij, blijkens de verklaring van M. Heezik van Reclassering Nederland, openheid van zaken heeft gegeven over waar hij mee bezig is en wat er in hem omgaat. Voorts acht de rechtbank van belang dat verdachte een omvangrijk sociaal netwerk heeft, bestaande uit familie, vrienden en collega's welke in grote getale ter terechtzitting aanwezig waren om verdachte te steunen. Dat zij daadwerkelijk bereid zijn verdachte te steunen, blijkt onder meer uit het gegeven dat verdachte de dag na zijn schorsing al aan het werk kon bij het bedrijf van een van zijn vrienden. Voorts acht de rechtbank van belang dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hii zich kan vinden in de echtscheiding en dat hij zonodig, als zijn (ex-)echtgenote weer in Haarlem komt wonen, elders zal gaan wonen. Tot slot acht de rechtbank van belang dat verdachte ter zitting heeft aangetoond over (in elk geval) een bepaalde mate van zelfinzicht te beschikken, nu hij zich vrijwillig heeft aangemeld bij een cursus communicatieve vaardigheden.
Door M. Heezik van Reclassering Nederland is ter terechtzitting bevestigd dat verdachte zich aan de afspraken in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft gehouden en heeft aangetoond om te kunnen gaan met hulpverlenende instanties en instellingen en ook daaraan zijn medewerking te verlenen. Ook heeft mevrouw Heezik bevestigd dat zij een bepaalde 'echtheid' bij verdachte aanwezig acht, welke indruk de rechtbank ter terechtzitting ook heeft gekregen. Tenslotte heeft zij ter terechtzitting aangegeven dat de Reclassering mogelijkheden ziet tot een Reclasseringstoezicht in het kader van bijzondere voorwaarden.
In artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht is bepaald, dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de TBS moet eisen. Bij TBS met verpleging van overheidswege vereist het gevaarscriterium een dusdanig gevaar voor ernstige recidive dat verpleging van overheidswege geboden is. De verdachte dient een ernstig gevaar voor zijn omgeving te vormen (HR 25 oktober 1994, nr. 97925 (DD 95.069)).
Voor wat betreft het opleggen van de maatregel van TBS met dwangverpleging overweegt de rechtbank dat zij, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, er niet overtuigd is geraakt dat - in de gegeven omstandigheden, waarbij de rechtbank onder andere meeweegt dat verdachte niet meer in gezinsverband leeft met zijn (ex-)echtgenote en kind - van een dergelijke gevaarzetting sprake is. Dit delictgevaar acht de rechtbank in elk geval niet zodanig dat dit een TBS met dwangverpleging rechtvaardigt.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van vijf 5. jaren opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met en begeleiding door Reclassering Nederland gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden, waardoor verdachte de hulp en begeleiding krijgt die hij nodig heeft.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.250,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten en - gelet op de onderbouwing daarvan en het verhandelde ter terechtzitting - tot een bedrag van € 750,00 redelijk en billijk voorkomt. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 4.3. bewezen verklaarde feiten is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 750,00.
9. Vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijk opgelegde straf
Bij vonnis van 16 januari 2007 in de zaak met parketnummer 15/660496-06 heeft de politierechter te Haarlem verdachte terzake van mishandeling veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee 2. maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging. De rechtbank zal de vordering evenwel afwijzen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat verdachte voor de onderhavige ten laste gelegde feiten gedurende een periode van twaalf maanden in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, voordat hij door de raadkamer uit de voorlopige hechtenis is geschorst. Gelet op de duur van deze voorlopige hechtenis, afgezet tegen de duur van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf voor de onderhavige feiten ziet de rechtbank geen aanleiding de tenuitvoerlegging te gelasten.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en
- 13.
en 55 van de Wet wapens en munitie.
11. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van de aan hem onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder de feiten 1 en 3 tot en met 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJFTIEN (15) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot TIEN 10. MAANDEN niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van vijf 5. jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- -
verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- -
verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang die instelling dat nodig acht, ook als zulks inhoudt dat verdachte een behandeling zal ondergaan bij De Waag en een agressieregulatietraining zal volgen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 750,00 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 750,00 vanaf 30 augustus 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 750,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door vijftien (15) dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 15/660496-06 opgelegde voorwaardelijke straf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. van Muijden, voorzitter,
mr. P.M. Wamsteker en mr. J. Candido, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 december 2010.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 06‑12‑2010