Hof Amsterdam, 01-11-2011, nr. 200.078.681/01
ECLI:NL:GHAMS:2011:BU7752
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
01-11-2011
- Zaaknummer
200.078.681/01
- LJN
BU7752
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2011:BU7752, Uitspraak, Hof Amsterdam, 01‑11‑2011; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2013:BY1069
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:BY1069, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 01‑11‑2011
Inhoudsindicatie
Afgewezen vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis. Het scheidsgerecht heeft niet nagelaten over een deel van het gevorderde te beslissen, niet meer toegewezen dan gevorderd, geen essentiële stellingen onbehandeld gelaten, het vonnis met redenen omkleed, zich aan zijn formele opdracht gehouden en niets wijst op strijd met de openbare orde of de goede zeden.
Partij(en)
zaaknummer 200.078.681/01
1 november 2011
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
XENOTRES BEHEER B.V.,
gevestigd te Den Haag,
2. [ appellant 2 ],
wonende te [ woonplaats ],
APPELLANTEN,
advocaat: mr. M. de Boorder te Den Haag,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ X ] BEHEER B.V.,
gevestigd te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk,
2. [ geïntimeerde 2 ],
wonende te [ woonplaats ]
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DYNACO INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CHANNEL 4ALL B.V.,
gevestigd te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CHANNEL 4ALL IP B.V.,
gevestigd te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ Y ] BEHEER B.V.,
gevestigd te Heemskerk,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ Z ] BEHEER B.V.,
gevestigd te Oudewater,
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat: mr. M. Meijjer te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Appellanten worden hierna ieder afzonderlijk Xenotres en [ appellant 2 ] en gezamenlijk Xenotres c.s. genoemd. Geïntimeerden worden hierna ieder afzonderlijk
[ X ] Beheer B.V., [ geïntimeerde 2 ], Dynaco, Channel4all, Channel4all IP, [ Y ] Beheer B.V. en [ Z ] Beheer B.V. en gezamenlijk [ geïntimeerde 2 ] genoemd.
Bij dagvaardingen van 3 december 2010 zijn Xenotres c.s. in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Haarlem van 8 september 2010, in deze zaak onder zaak-/rolnummer 167030 / HA ZA 10-303 gewezen tussen Xenotres c.s. als eisers en [ geïntimeerde 2 ] c.s. als gedaagden.
Bij memorie van grieven hebben Xenotres c.s. vijftien grieven tegen het vonnis aangevoerd, bewijs aangeboden, een productie in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof bij arrest, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en alsnog rechtdoende het arbitraal eindvonnis zoals gedeponeerd bij de rechtbank Haarlem d.d. 30 december 2009 zal vernietigen, met veroordeling van [ geïntimeerde 2 ] c.s. in de kosten van het geding in beide instanties.
Bij memorie van antwoord hebben [ geïntimeerde 2 ] c.s. de grieven bestreden en geconcludeerd dat het hof het vonnis zal bekrachtigen en Xenotres c.s. hoofdelijk zal veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van (naar het hof begrijpt) het hoger beroep.
Ten slotte is arrest op de stukken gevraagd.
2. Beoordeling
2.1
De rechtbank heeft in het vonnis onder rov. 2.1 tot en met 2.7 feiten vastgesteld. Hoewel in de memorie van grieven onder 1 is vermeld dat de grieven mede zijn gericht tegen de feiten, heeft het hof in de memorie van grieven geen klachten aangetroffen die voldoende specifiek betrekking hebben op de feitenvaststelling van de rechtbank. Daarom zal ook het hof van de door de rechtbank vastgestelde feiten uitgaan.
2.2
Het gaat in deze zaak om het volgende:
- a.
[ appellant 2 ] is directeur van Xenotres. [ X ] Beheer B.V. is 80% aandeelhouder van Dynaco. Op 6 maart 2007 heeft Xenotres met [ X ] Beheer B.V. een overeenkomst gesloten waarbij onder meer is overeengekomen dat Dynaco aandelen zal uitgeven en verkopen aan [ appellant 2 ] en dat [ appellant 2 ] voor Dynaco een strategische samenwerkingsovereenkomst met (een) derde(n) zal faciliteren en begeleiden. Omdat Dynaco, [ Y ] Beheer B.V. en [ Z ] Beheer B.V. bij de inhoud van de overeenkomst betrokken zijn, hebben hun respectievelijke directeuren de overeenkomst mede ondertekend.
- b.
In artikel 28 van de overeenkomst is een arbitragebeding opgenomen, inhoudende dat alle geschillen tussen partijen die uit de overeenkomst voortvloeien door drie deskundigen worden beslist, welke beslissing het karakter heeft van een arbitraal vonnis.
- c.
Naar aanleiding van een arbitrageprocedure waarop het
NAI-Arbitragereglement 2001 van toepassing is verklaard, is op 29 december 2009 tussen Xenotres c.s als eisers en
[ geïntimeerde 2 ] c.s. als gedaagden een arbitraal vonnis gewezen (hierna: het arbitrale vonnis). Daarbij heeft het scheidsgerecht zich ten aanzien van een aantal van de vorderingen van Xenotres c.s. onbevoegd verklaard,
Xenotres c.s. niet-ontvankelijk verklaard in enige andere van hun vorderingen en de vorderingen voor het overige afgewezen, met veroordeling van Xenotres c.s. in de kosten van de procedure. De kosten van de arbitrage zijn door het scheidsgerecht bepaald op € 90.000,-.
- d.
Het arbitrale vonnis is ter griffie van de rechtbank Haarlem gedeponeerd op 30 december 2009.
- e.
Bij verzoekschrift van 13 januari 2010 hebben Xenotres c.s. het scheidsgerecht verzocht om een aanvullend vonnis te wijzen op grond van artikel 53 NAI-Arbitragereglement 2001 met rectificatie op grond van de artikelen 52 en 57
NAI-Arbitragereglement 2001. Xenotres c.s. hebben aan dat verzoek onder meer ten grondslag gelegd dat de arbiters niet hebben beslist op basis van de juiste memorie van eis en ook niet op de verduidelijking daarvan die Xenotres c.s. later bij brief aan het scheidsgerecht hebben gestuurd, maar op een zelfgemaakte weergave van de eis waardoor op een deel van de eis door de arbiters niet is beslist.
- f.
Bij brief van 20 januari 2010 heeft de secretaris van het scheidsgerecht aan de advocaten van eisers en verweerders meegedeeld dat het scheidsgerecht het verzoek om een aanvullend te wijzen vonnis in behandeling zal nemen.
- g.
Bij brief van 24 februari 2010 hebben Xenotres c.s. het scheidsgerecht verzocht de verdere arbitrage aan te houden tot op de onderhavige vordering zou zijn beslist.
2.3
In dit geding hebben Xenotres c.s. vernietiging van het arbitrale vonnis gevorderd onder zodanige verdere beslissing als de rechter mag vermenen te behoren. De rechtbank heeft Xenotres c.s. niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering voorzover deze is gegrond op het bepaalde in
artikel 1065 lid 1 sub c Rv en afgewezen voorzover deze is gegrond op het bepaalde in artikel 1065 lid 1 sub e Rv, met veroordeling van Xenotres c.s. in de proceskosten. Hiertegen is het hoger beroep gericht.
2.4
Voorzover de grieven zijn gericht tegen de wijze waarop de rechtbank het standpunt van Xenotres c.s. heeft weergegeven (grieven 1, 2 en 3), falen zij bij gebrek aan belang, omdat zij in zoverre zijn gericht tegen overwegingen die de beslissing van de rechtbank niet dragen.
2.5
Voorzover de grieven de klacht bevatten dat het scheidsgerecht heeft nagelaten uitspraak te doen omtrent een of meer zaken die aan zijn oordeel waren onderworpen (grief 1 en 3), faalt die klacht bij gebrek aan feitelijke grondslag, nu het dictum van het arbitrale vonnis onder VI vermeldt: "wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd". Aldus heeft het scheidsgerecht beslissingen gegeven omtrent alle delen van het gevorderde. Dit brengt mee dat de rechtbank ten onrechte art. 1065 lid 6 BW toepasselijk heeft geacht en Xenotres c.s. ten onrechte gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. De hierop gerichte klacht is gegrond.
2.6
Inherent aan de taak van een scheidsgerecht om een zaak te beoordelen, is zijn taak om de vorderingen van de eisende partij uit te leggen. Dit kan meebrengen dat het scheidsgerecht de vorderingen dient te herformuleren. De enkele omstandigheid dat het scheidsgerecht de vorderingen van Xenotres c.s. heeft geherformuleerd, brengt dan ook niet mee dat het zich niet aan zijn opdracht heeft gehouden. Voorzover de grieven anders betogen (grief 4), falen zij.
2.7
Indien de wijze waarop een scheidsgerecht vorderingen heeft geherformuleerd in wezen neerkomt op een denaturering daarvan en het scheidsgerecht vervolgens op de gedenatureerde vordering heeft beslist, zodat de vordering zoals die begrepen had moeten worden, in wezen geheel of gedeeltelijk onbehandeld is gelaten, kan dat meebrengen dat gezegd moet worden dat het scheidsgerecht zich niet aan zijn opdracht heeft gehouden en dat het arbitrale vonnis op die grond vernietigd moet worden. Hetzelfde geldt, indien een scheidsgerecht heeft nagelaten essentiële stellingen die de eisende partij aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd, te behandelen. Voor vernietiging is echter pas plaats als de partij die vernietiging vordert, met voldoende mate van precisie aanwijst welk deel van het gevorderde het scheidsgerecht in wezen onbehandeld heeft gelaten en/of welke essentiële stellingen het onbehandeld heeft gelaten.
2.8
Volgens Xenotres c.s. heeft het scheidsgerecht drie fundamentele veranderingen aangebracht in haar vorderingen en aldus de grondslag ervan verlaten (grief 5).
2.9
De eerste gestelde grondslagverlating betreft hetgeen in het arbitrale vonnis onder 2.12 is weergegeven (grief 5, 6, 7 en 12). Hetgeen daar is aangeduid als "de eerste vordering (E1)" bestaat volgens die overweging uit vijf onderdelen en niet uit zes. Het eerste onderdeel, aangeduid als "(V1)" is niet gevorderd, aldus Xenotres c.s.
Deze klacht komt erop neer dat het scheidsgerecht ten onrechte een deel heeft toegevoegd aan het gevorderde. De gestelde grondslagverlating kan dus niet tot vernietiging van het arbitrale vonnis leiden op de grond dat het scheidsgerecht een deel van het gevorderde en/of essentiële stellingen onbehandeld zou hebben gelaten. Het deel dat het scheidsgerecht volgens Xenotres c.s. ten onrechte aan het gevorderde heeft toegevoegd, heeft het niet toegewezen. Het scheidsgerecht heeft in dit opzicht dus ook niet meer toegewezen dan is gevorderd. Daarom kan deze gestelde grondslagverlating ook niet op die grond tot vernietiging van het arbitrale vonnis leiden. De omstandigheid dat het scheidsgerecht niet heeft gemotiveerd waarom het de vordering op deze wijze heeft weergegeven en beoordeeld, brengt ook niet mee dat het arbitrale vonnis als zodanig niet met redenen is omkleed, zodat ook die omstandigheid geen vernietigingsgrond oplevert.
2.10
De tweede gestelde grondslagverlating betreft de omstandigheid dat het scheidsgerecht de vorderingen E3, E4 en E5 heeft beoordeeld, hoewel de vorderingen E3 en E4 voorwaardelijk waren ingesteld en het scheidsgerecht niet of verkeerd heeft beoordeeld of aan de voorwaarden was voldaan (grief 8, 10, 11 en 12). Deze klacht komt erop neer dat het scheidsgerecht (mogelijk) een te groot deel van het gevorderde heeft beoordeeld. Deze gestelde grondslagverlating kan dus evenmin tot vernietiging van het arbitrale vonnis leiden op de grond dat het scheidsgerecht een deel van het gevorderde en/of essentiële stellingen onbehandeld zou hebben gelaten. Het scheidsgericht heeft de vorderingen E3 en E4 niet toegewezen. Het scheidsgerecht heeft ook in dit opzicht dus niet meer toegewezen dan is gevorderd. Daarom kan deze gestelde grondslagverlating ook niet op die grond tot vernietiging van het arbitrale vonnis leiden. De omstandigheid dat het scheidsgerecht niet heeft gemotiveerd waarom het de vordering op deze wijze heeft beoordeeld, brengt ook niet mee dat het arbitrale vonnis als zodanig niet met redenen is omkleed, zodat ook die omstandigheid geen vernietigingsgrond oplevert.
2.11
De derde gestelde grondslagverlating betreft de omstandigheid dat het scheidsgerecht heeft beslist op de vorderingen zoals ingediend op 10 februari 2009 en nader gespecificeerd op 9 oktober 2009, hoewel het had moeten beslissen op de vorderingen zoals gecorrigeerd op
- 17.
juni 2009 en nader gespecificeerd op 9 oktober 2009 (grief 5). Deze klacht faalt omdat zij onvoldoende is gespecificeerd, nu Xenotres c.s. niet met voldoende mate van precisie hebben aangewezen welk deel van het gevorderde het scheidsgerecht als gevolg hiervan in wezen onbehandeld heeft gelaten en/of welke essentiële stellingen het onbehandeld heeft gelaten. Daar komt bij dat de begeleidende brief van mr. De Boorder bij de gecorrigeerde vorderingen van
- 17.
juni 2009 vermeldt dat de eis weliswaar is verduidelijkt, maar inhoudelijk gelijk is gebleven.
2.12
Op grond van het voorgaande falen voorgaande klachten van de strekking dat het scheidsgerecht zich niet aan de materiële zijde van zijn opdracht heeft gehouden.
2.13
De grieven bevatten voorts de klacht dat het scheidsgerecht in strijd met het NAI-Arbitragereglement 2001 en met het recht op toegang tot "de rechtsgang" te hoge kosten in rekening heeft gebracht
(grief 5, 14). De vraag of het scheidsgerecht de regels van het NAI-Arbitragereglement 2001 betreffende de kostenbegroting heeft nageleefd, valt binnen het door de rechter aan te leggen toetsingskader, indien het kan worden beschouwd als een vraag of het scheidsgerecht zich in dat opzicht aan zijn formele opdracht heeft gehouden. Bij zijn onderzoek hiernaar dient de rechter zich terughoudend op te stellen. Mede gelet op de omstandigheid dat art. 56 van het NAI-Arbitragereglement bepaalt dat ook "overige kosten welke de arbitrage naar het oordeel van het scheidsgerecht noodzakelijkerwijs met zich meebracht" in rekening kunnen worden gebracht, kan niet worden aangenomen dat het scheidsgerecht bij zijn kostenbegroting in strijd met dat reglement heeft gehandeld. In elk geval is geen sprake van een zo sprekend geval dat de rechter dient in te grijpen. De klacht kan dan ook niet tot het oordeel leiden dat het scheidsgerecht zich niet aan de formele zijde van zijn opdracht heeft gehouden.
2.14
Indien al geoordeeld zou kunnen worden dat de kostenbegroting voor Xenotres c.s. een reële hindernis vormt bij hun wens hun geschil aan het scheidsgerecht van hun keuze voor te leggen, kan dat oordeel op zichzelf niet tot vernietiging van het arbitrale vonnis leiden. Overigens kan niet worden aangenomen dat Xenotres c.s., die zelf een arbitraal beding zijn overeengekomen, door deze kostenbegroting op ontoelaatbare wijze worden gehinderd bij hun streven hun geschil aan een geschilbeslechter voor te leggen.
2.15
De bij de grieven 7, 9 en 12 aangevallen overwegingen van het scheidsgerecht hebben betrekking op de zaak die aan het oordeel van het scheidsgerecht was onderworpen. Met die overwegingen is het scheidsgerecht dan ook binnen de grenzen van zijn opdracht gebleven. De overwegingen zijn voorts met redenen omkleed. Niets is gesteld of gebleken dat erop wijst dat deze overwegingen, of de wijze waarop zij tot stand zijn gekomen, strijden met de openbare orde of de goede zeden. Voorzover de grieven iets anders betogen, falen zij.
2.16
Bij grief 13 hebben Xenotres c.s. aangevoerd dat de arbiters in strijd met de openbare orde en de goede zeden hebben gehandeld door niet te willen begrijpen dat [ geïntimeerde 2 ] c.s. wanprestatie hebben gepleegd door hun in die grief omschreven handelwijze. Deze grief richt zich tegen de overwegingen 8.40 en 8.41 van het arbitrale vonnis, waarbij het scheidsgerecht heeft overwogen dat bij gebreke van een duidelijk omschreven vordering de niet-ontvankelijkheid van Xenotres c.s. dient te volgen in de vorderingen 51, 52 en 53. Voorzover Xenotres c.s. met hun klacht dat het scheidsgerecht hen niet heeft willen begrijpen, heeft willen aanvoeren dat een of meer van de arbiters niet onpartijdig of onafhankelijk is/zijn geweest, faalt dat betoog, nu geen feiten of omstandigheden aan het licht zijn gekomen op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat hetzij een arbiter in feite niet onpartijdig dan wel niet onafhankelijk was, hetzij daaromtrent in zo ernstige mate twijfel mogelijk is dat het onaanvaardbaar zou zijn van Xenotres c.s. te vergen dat zij zich bij de uitspraak van het scheidsgerecht neerlegt. Ook voor het overige valt niet in te zien waarom de bestreden overwegingen van het scheidsgerecht zouden strijden met de openbare orde of de goede zeden. De grief is tevergeefs voorgesteld.
2.17
Grief 14 bevat het betoog dat:
- -
het scheidsgerecht het "copyright" van het
NAI-Arbitragereglement 2001 heeft geschonden;
- -
het scheidsgerecht te hoge kosten in rekening heeft gebracht;
- -
het scheidsgerecht heeft gedreigd de arbitrage te staken indien Xenotres c.s. de te hoge voorschotten niet zouden
betalen;
- -
de arbiters andere personen aan de zaak hebben laten werken zonder dit aan partijen mede te delen;
- -
[ geïntimeerde 2 ] c.s. bedrog en oplichting hebben gepleegd en het scheidsgerecht dit heeft miskend; en
- -
het scheidsgerecht ten onrechte aan Xenotres c.s. heeft tegengeworpen dat deze het aanbod van 40% zeggenschap niet hebben aanvaard.
Ook indien dit betoog juist is, is dat alles niet voldoende voor het oordeel dat het arbitrale vonnis, of de wijze waarop dit stand is gekomen, strijdt met de openbare orde of de goede zeden. Weliswaar heeft het scheidsgerecht dan fouten gemaakt, maar deze gestelde fouten zijn van een onvoldoende fundamenteel karakter voor een andersluidend oordeel. Daarom faalt grief 14 en dient het in die grief vervatte bewijsaanbod als niet ter zake doende te worden gepasseerd.
2.18
Het scheidsgerecht heeft overwogen (onder 10 van het arbitrale vonnis) dat het heeft beslist als goede mannen naar billijkheid, zoals ook de opdracht was. De rechter heeft in beginsel hiervan uit te gaan. Zulks kan anders zijn indien het scheidsgerecht in de motivering van de beslissing zo duidelijk tot uitdrukking heeft gebracht dat het als beoordelingsmaatstaf de regelen des rechts hanteerde, dat de andersluidende vermelding als een kennelijke misslag kan worden aangemerkt. Dat doet zich in het onderhavige geval niet voor. Daarom kan ook in dit opzicht niet worden aangenomen dat het scheidsgerecht zich niet aan zijn opdracht heeft gehouden. Grief 15 faalt daarom.
2.19
De slotsom luidt dat de rechtbank ten onrechte Xenotres c.s. niet-ontvankelijk heeft verklaard in een deel van de vordering. Het hof zal doen wat de rechtbank had behoren te doen en alsnog de gehele vordering afwijzen (in de zin van: ontzeggen), waarbij om wille van de duidelijkheid het vonnis geheel zal worden vernietigd en het dictum opnieuw zal worden geformuleerd. Xenotres c.s. worden in overwegende mate in het ongelijk gesteld en dienen daarom de proceskosten van het hoger beroep te dragen.
3. Beslissing
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis;
en alsnog rechtdoende;
wijst de vordering van Xenotres c.s. af;
veroordeelt Xenotres c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van [ geïntimeerde 2 ] c.s. gevallen, op € 640,00 aan verschotten en € 894,00 aan salaris van de advocaat;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J. Noordhuizen,
C.C. Meijer en G.C.C. Lewin en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 1 november 2011.