Einde inhoudsopgave
Wet sociale werkvoorziening
Artikel 12 [Intrekking (her)indicatiebeschikking]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
02-07-2014, Stb. 2014, 270 (uitgifte: 15-07-2014, kamerstukken: 33161)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-07-2014, Stb. 2014, 271 (uitgifte: 15-07-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale werkvoorziening / Algemeen
Sociale werkvoorziening (V)
1.
Het college kan de indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking van een betrokkene intrekken indien:
- a.
betrokkene passende arbeid in dienstbetrekking onder aangepaste omstandigheden weigert;
- b.
de dienstbetrekking van betrokkene door het college is opgezegd op grond van artikel 6, tweede lid, onderdeel a of c, of door de werkgever, bedoeld in artikel 7, in verband met de toepassing van artikel 7, derde lid, onderdeel b of c, vanaf het moment dat de opzegging rechtens onaantastbaar is;
- c.
de dienstbetrekking van betrokkene door het college of de werkgever, bedoeld in artikel 7, is opgezegd om een dringende reden in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de werknemer ter zake een verwijt kan worden gemaakt, vanaf het moment dat de opzegging rechtens onaantastbaar is;
- d.
de dienstbetrekking op verzoek van betrokkene is geëindigd; of
- e.
betrokkene niet beschikbaar is om een dienstbetrekking voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden te aanvaarden.
2.
De indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking vervalt:
- a.
per de dag dat betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, bereikt; of
- b.
indien betrokkene overlijdt.
3.
Het college trekt de indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking van een betrokkene in op schriftelijk verzoek van de betrokkene aan het college per de datum van dat verzoek.