CBb, 24-05-2022, nr. 21/938
ECLI:NL:CBB:2022:259
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
24-05-2022
- Zaaknummer
21/938
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CBB:2022:259, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 24‑05‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
Uitspraak 24‑05‑2022
Inhoudsindicatie
TLTO (coronasteunmaatregel). Tegemoetkoming vastgesteld op nihil en voorschot teruggevorderd. Niet voldaan aan voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies.
Partij(en)
uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 21/938
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 mei 2022 in de zaak tussen
[naam 1] B.V., te [woonplaats 1] , appellante
(gemachtigde: mr. G.H. Blom),
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. P.J. Kooiman).
Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de tegemoetkoming op grond van de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 (TLTO) vastgesteld op nihil en € 239.169,- als voorschot betaalde subsidie teruggevorderd.
Bij besluit van 16 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Ter zitting heeft verweerder een verweerschrift overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2022. Namens appellante zijn verschenen haar gemachtigden, [naam 2] en [naam 3] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 4] .
Overwegingen
1. Appellante is ondernemer in de sierteelt. Zij exploiteert een gerberakwekerij op drie locaties, twee in [woonplaats 2] en een in [woonplaats 3] . Het gaat om 10,5 hectare aan gerbera’s. De kwekerij in [woonplaats 3] is op 1 juni 2019 gestart. Als gevolg van de maatregelen in verband met COVID-19 kon appellante een groot deel van de gekweekte gerbera’s niet meer via de veiling verkopen. Daarom is zij zoveel mogelijk gerbera’s buiten de veiling om gaan verkopen, op vijftien verschillende locaties, ook om haar personeel (75 mensen) aan het werk te kunnen houden. Daardoor hoefde appellante minder gerbera’s te vernietigen. Appellante heeft een omzetverlies geleden van € 826.831,-.
2. De TLTO voorziet in een tegemoetkoming in de schade geleden door ondernemingen in bepaalde landbouwsectoren door de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19. De regeling is onder meer opgesteld om ondernemers in de sierteelt tegemoet te komen.
3. Een onderneming die in de periode van 12 maart 2020 tot en met 11 juni 2020 meer dan 30% aan omzetderving lijdt als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 komt in aanmerking voor een tegemoetkoming.De hoogte van de omzetderving wordt vastgesteld op 70% van het verschil tussen het gemiddelde van de omzet in de periode van 12 maart tot en met 11 juni over de jaren 2017, 2018 en 2019 en de omzet in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020, nadat dit verschil is verminderd met het bedrag waarmee de kosten van de ondernemer als gevolg van COVID-19 zijn afgenomen. Voor gedupeerde ondernemingen in de sierteelt en voedingstuinbouw die hun teeltoppervlak na 12 maart 2017 met minimaal 10% hebben uitgebreid, wordt de tegemoetkoming berekend op basis van de omzetderving per vierkante meter.
De precieze tekst van het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4. Appellante heeft op 3 juni 2020 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de TLTO. Bij besluit van 4 juni 2020 is deze aanvraag toegewezen voor een bedrag van € 478.338,-. Op 30 november 2020 heeft appellante een verzoek ingediend tot vaststelling van de tegemoetkoming. Op 14 december 2020 heeft appellante een aangepast vaststellingsverzoek ingediend.
5. Verweerder heeft de tegemoetkoming in het primaire besluit vastgesteld op nihil, omdat appellante in de periode 12 maart 2020 tot en met 11 juni 2020 minder dan 30% omzetverlies had ten opzichte van gemiddelde omzet in die periode over de jaren 2017 tot en met 2019, namelijk 28,6%. In het bestreden besluit is verweerder bij zijn standpunt gebleven. Verweerder wijst erop dat er geen uitzonderingsbepaling in de regeling is opgenomen die rekening houdt met de door appellante gemaakte keuze om de gerbera’s niet te vernietigen, maar door een andere wijze van verkopen haar omzetverlies zoveel mogelijk te beperken. Verweerder betreurt het dat appellante net niet in aanmerking komt voor subsidie, maar er is in de regeling geen hardheidsclausule opgenomen die het mogelijk maakt om van de gestelde grens af te wijken. Het betreft een generieke regeling, waarin bewuste keuzes zijn gemaakt en dus niet in iedere situatie is voorzien..
6. Appellante betwist niet dat haar omzetverlies 28,6% is. Zij vindt dat verweerder de regeling ook in haar geval had moeten toepassen. Zij vindt het niet eerlijk dat zij door haar actieve ondernemershouding onterecht en ongewild niet in aanmerking komt voor de tegemoetkoming en het als voorschot betaalde bedrag van € 239.169,- wordt teruggevorderd. Dat appellante niet in aanmerking komt voor de tegemoetkoming omdat haar omzetverlies net niet de grens van 30% haalt, doet geen recht aan haar situatie. Als appellante minder haar best had gedaan en bijvoorbeeld haar bloemen had vernietigd, was ze wel voor de tegemoetkoming in aanmerking gekomen. Appellante wordt door de strikte handhaving van de grens van 30% omzetverlies gestraft voor haar ondernemerschap en dat kan niet de bedoeling zijn.
7. Het College oordeelt als volgt. Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming op grond van de TLTO moet er in de periode 12 maart 2020 tot en met 11 juni 2020 sprake zijn van een omzetverlies van ten minste 30% in vergelijking met de gemiddelde omzet over de jaren 2017 tot en met 2019 in diezelfde periode. Die grens wordt in dit geval niet gehaald, het omzetverlies is 28,6%. Ondanks dat het College begrip heeft voor het gevoel van appellante dat zij, door haar extra inspanningen om toch nog zoveel mogelijk bloemen te verkopen, nu geen aanspraak maakt op de tegemoetkoming, kan dat niet tot gevolg hebben dat zij daar recht op heeft terwijl zij niet aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies voldoet. Het College ziet ook geen grond voor het oordeel dat verweerder op grond van de beginselen van behoorlijk bestuur van de TLTO had moeten afwijken, omdat zich in de bedrijfsvoering van appellante geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan. Het gegeven dat de drempel van ten minste 30% omzetverlies niet wordt gehaald is dat juist niet, omdat de regelgever er bewust voor heeft gekozen deze bodem in de regeling te leggen. Bedrijven met minder omzetverlies worden geacht dat zonder steun op te kunnen vangen. In haar geval is dat appellante mede gelukt door haar gerbera’s langs andere kanalen te verkopen. Het betoog slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, mr. R.W.L. Koopmans en mr. J.L. Verbeek, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2022.
De griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen.
w.g. B. Bastein L. Foppen
BIJLAGE
Artikel 1 van de TLTO1. In deze regeling wordt verstaan onder:
gedupeerde onderneming: in Nederland gevestigde onderneming als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007 (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0021777&artikel=5&g=2022-04-11&z=2022-04-11), werkzaam in de volgende sectoren:
–teelt van bloembollen
–teelt van boomkwekerijgewassen in de volle grond
–teelt van overige sierplanten in de volle grond
–teelt van perkplanten in de volle grond
–teelt van perkplanten onder glas
–teelt van potplanten onder glas
–teelt van snijbloemen en snijheesters in de volle grond
–teelt van snijbloemen en snijheesters onder glas
–groothandelaren in de producten van de hiervoor genoemde teelten
–wegtransporteurs van bloembollen, sierplanten, perkplanten, potplanten, snijbloemen, heesters en boomkwekerijgewassen die transporteren van telers naar veilingen en groothandelaren
–vermeerderaars van sier-, perk- en potplanten
–veilingen van sierteeltproducten
–voedingstuinbouw, te weten telers en groothandelaren van producten uit bijlage I, deel IX van verordening 1308/2013 (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32013R1308) die specifiek zijn bestemd voor bedrijven die in het handelsregister staan ingeschreven onder een hoofdactiviteit die in de bijlage (https://wetten.overheid.nl/BWBR0043501/2020-05-09) bij deze regeling is opgenomen, met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling of een vergelijkbare unieke aanduiding als het een andere lidstaat betreft;
gedupeerde teler: teler van fritesaardappelen;
handelsregister: handelsregister als bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0021777&artikel=2&g=2022-04-11&z=2022-04-11) of een vergelijkbare registratie in een andere lidstaat;
Artikel 2 van de TLTO
1. De minister verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming aan een gedupeerde onderneming die in de periode van 12 maart 2020 tot en met 11 juni 2020:
a. meer dan 30% aan omzetderving, zoals bepaald op de in het tweede tot en met zesde lid bepaalde wijze lijdt als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19;
b. geconfronteerd wordt met een combinatie van de volgende situaties:
– de productie gaat door terwijl er nauwelijks omzet wordt gemaakt;
– producten zijn slecht of niet houdbaar vanwege bederfelijkheid en er zijn geen of beperkte alternatieve toepassingsmogelijkheden; en
– in de periode maart, april en mei is een grote seizoenspiek in productie, personele bezetting en omzet.
2. De hoogte van de omzetderving wordt vastgesteld op 70% van het verschil tussen het gemiddelde van de omzet in de periode van 12 maart tot en met 11 juni over de jaren 2017, 2018 en 2019 en de omzet in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020, nadat dit verschil is verminderd met het bedrag waarmee de kosten van de ondernemer als gevolg van COVID-19 zijn afgenomen.
(…)
Artikel 6 van de TLTO
1. Uiterlijk op 31 augustus 2020 dient de gedupeerde onderneming een verzoek tot definitieve vaststelling van de tegemoetkoming bij de minister in met behulp van een door de minister beschikbaar gesteld middel door indiening van de volgende bewijsstukken:
a. het bewijs waaruit blijkt wat de daadwerkelijke omzetderving, bruto winst of opbrengstderving in de periode van 12 maart 2020 tot en met 11 juni 2020 is, geleverd door middel van een controleverklaring van een accountant volgens een door de minister ter beschikking gesteld model of een door de minister geaccepteerd vergelijkbaar document;
b. een controleverklaring van een accountant over de omzet, bruto winst of opbrengst in de periode van 12 maart tot en met 11 juni over de jaren 2017, 2018 en 2019 volgens een door de minister ter beschikking gesteld model of een door de minister geaccepteerd vergelijkbaar document;
c. voor ondernemingen die gedurende de periode van 12 maart tot en met 11 juni over de jaren 2017, 2018 of 2019 zijn gestart, wordt de omzet, bruto winst of opbrengst berekend vanaf het moment dat er omzet is gegenereerd;
d. het bewijs waaruit blijkt met welk bedrag de kosten van de ondernemer als gevolg van COVID-19 zijn verminderd, geleverd door middel van een controleverklaring van een accountant volgens een door de minister ter beschikking gesteld model of een door de minister geaccepteerd vergelijkbaar document.
(…)
5. De tegemoetkoming wordt verminderd met uit andere hoofde ontvangen steun of uitkeringen met betrekking tot COVID-19 die betrekking hebben op dezelfde schade als waarop de tegemoetkoming ziet alsmede met andere ontvangen steun of uitkeringen uit bestaande nationale regelingen met betrekking tot COVID-19, niet zijnde leningen of borgstellingsregelingen of fiscale maatregelen. Met het oog hierop worden de volgende gegevens ingediend, door middel van een controleverklaring van een accountant volgens een door de minister ter beschikking gesteld model of een door de minister geaccepteerd vergelijkbaar document:
– een opgave van verstrekte verzekeringsuitkeringen;
– een opgave van ontvangen steun op basis van de artikelen 219, 221 of 222 van Verordening 1308/2013;
– een opgave van ontvangen steun of uitkeringen uit bestaande nationale regelingen met betrekking tot COVID-19, niet zijnde leningen en/of borgstellingsregelingen of fiscale maatregelen uit het noodpakket ‘banen en economie’.
6. Ontvangers van de tegemoetkoming zijn verplicht de loonsom zo veel mogelijk gelijk te houden en doen na de datum van publicatie van de regeling geen verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, gedurende het tijdvak waarover de tegemoetkoming is verleend.