Met ingang van 1 januari 2015 is bij de wet van 19 november 2014, Stb. 445, artikel 177 herzien. In het eerste lid, aanhef, is de straf van vier jaren vervangen door zes jaren en in het eerste lid, onderdelen 1 en 2, is telkens ‘in strijd met zijn plicht’ vervallen.
Hof Amsterdam, 02-02-2022, nr. 23-001845-20
ECLI:NL:GHAMS:2022:583
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
02-02-2022
- Zaaknummer
23-001845-20
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2022:583, Uitspraak, Hof Amsterdam, 02‑02‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:66
Uitspraak 02‑02‑2022
Inhoudsindicatie
Onderzoek Enego. Veroordeling op grond van artikel 177 Sr; omkoping van een ambtenaar (door een ambtenaar). Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte deze ambtenaar giften en beloften heeft gedaan, met het oogmerk hem te bewegen hun beider relatie te onderhouden, een relatie met diens opvolger voor te bereiden, een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen en het gunnen van opdrachten en een zo hoog mogelijke omzet voor de verdachte te bevorderen.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001845-20
Datum uitspraak: 2 februari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen - na verwijzing door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij verwijzingsbeslissing van 17 augustus 2020 - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 10 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 16-706102-16 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in hoger beroep op 19 januari 2022 door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 maart 2013 tot en met 31 december 2014, althans van 01 april 2014 tot en met 31 december 2014, te Zutphen, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk een ambtenaar, [medeverdachte] (werkzaam als eerste luitenant bij de Koninklijke Marechaussee en eigenaar van [Training & Adviesbureau 2] ), een gift of belofte heeft gedaan dan wel een dienst heeft verleend en/of aangeboden, te weten:
- het (meermalen) betalen van een geldbedrag en/of het (meermalen) gunnen van werkzaamheden tegen betaling, door hem, verdachte, en/of [Training & Adviesbureau 1] aan [medeverdachte] en/of aan [Training & Adviesbureau 2] ,
met het oogmerk om voornoemde [medeverdachte] te bewegen om in zijn bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of na te laten en/of ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten, te weten:
- het aangaan en/of onderhouden van een relatie tussen hem, verdachte, en/of [Training & Adviesbureau 1] en [medeverdachte] en/of [Training & Adviesbureau 2] , teneinde (aldus) een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen voor hem, verdachte, en/of [Training & Adviesbureau 1] en/of
- het verstrekken/delen van geheime en/of vertrouwelijke en/of concurrentiegevoelige informatie aan hem, verdachte, en/of aan [Training & Adviesbureau 1] en/of
- ( het bevorderen van) het gunnen aan hem, verdachte, en/of [Training & Adviesbureau 1] van de opdracht(en) voortvloeiend uit de aanbesteding betreffende de raamovereenkomst Programma afpakken
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 september 2015 te Zutphen, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk een ambtenaar, te weten [medeverdachte] (werkzaam als eerste luitenant bij de Koninklijke Marechaussee en eigenaar van [Training & Adviesbureau 2] ), (een) gift(en) en/of belofte(n) heeft gedaan en/of (een) dienst(en) heeft verleend en/of aangeboden, te weten:
- het (meermalen) betalen van een geldbedrag en/of het (meermalen) gunnen van werkzaamheden tegen betaling, door hem, verdachte, en/of [Training & Adviesbureau 1] aan [medeverdachte] en/of aan [Training & Adviesbureau 2] ,
met het oogmerk om voornoemde [medeverdachte] te bewegen in zijn bediening iets te doen en/of na te laten en/of ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten, te weten:
- het aangaan en/of onderhouden van een relatie tussen hem, verdachte, en/of [Training & Adviesbureau 1] en [medeverdachte] en/of [Training & Adviesbureau 2] , teneinde (aldus) een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen voor hem, verdachte, en/of [Training & Adviesbureau 1] en/of
- het verstrekken/delen van geheime en/of vertrouwelijke en/of concurrentiegevoelige informatie aan hem, verdachte, en/of [Training & Adviesbureau 1] en/of
- ( het bevorderen van) het gunnen aan hem, verdachte, en/of [Training & Adviesbureau 1] van de opdracht(en) voortvloeiend uit de aanbesteding betreffende de raamovereenkomst Programma afpakken;
2.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2015 tot en met 31 oktober 2016 te Zutphen, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk een ambtenaar, te weten [medeverdachte] (werkzaam als eerste luitenant bij de Koninklijke Marechaussee en eigenaar van [Training & Adviesbureau 2] ), (een) gift(en) en/of belofte(n) heeft gedaan en/of (een) dienst(en) heeft verleend en/of aangeboden, te weten:
- het (meermalen) betalen van een geldbedrag en/of het (meermalen) gunnen van werkzaamheden tegen betaling door hem, verdachte, en/of [Training & Adviesbureau 1] aan [medeverdachte] en/of aan [Training & Adviesbureau 2] en/of
- het toezeggen van een toekomstige (zakelijke) samenwerking tussen hem, verdachte, en/of [Training & Adviesbureau 1] en [medeverdachte] en/of [Training & Adviesbureau 2] ,
met het oogmerk om voornoemde [medeverdachte] te bewegen in zijn bediening iets te doen en/of na te laten en/of ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten, te weten:
- het aangaan en/of onderhouden van een relatie tussen hem, verdachte, en/of [Training & Adviesbureau 1] en [medeverdachte] en/of [Training & Adviesbureau 2] , teneinde (aldus) een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen voor hem, verdachte, en/of [Training & Adviesbureau 1] en/of
- het bevorderen van het ontstaan van een relatie tussen hem, verdachte, en/of [Training & Adviesbureau 1] en de opvolger van [medeverdachte] binnen de Koninklijke Marechaussee en/of
- het verstrekken/delen van geheime en/of vertrouweiljke en/of concurrentiegevoelige informatie aan hem, verdachte, en/of [Training & Adviesbureau 1] en/of
- ( het bevorderen van) het gunnen aan hem, verdachte, en/of [Training & Adviesbureau 1] van de opdracht(en) voortvloeiend uit de aanbesteding betreffende de raamovereenkomst Bewustwordingstrainingen programma afpakken en/of
- het bevorderen van een zo hoog mogelijke omzet voor hem, verdachte, en/of [Training & Adviesbureau 1] binnen de raamovereenkomst Bewustwordingstrainingen programma afpakken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft aan de hand van zijn schriftelijke requisitoir gemotiveerd uiteengezet dat de verdachte veroordeeld dient te worden voor de beide hem ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe - teruggebracht tot de kern - aangevoerd dat de betalingen aan [medeverdachte] zien op de reële en substantiële werkzaamheden die hij heeft verricht,
dat verdachte (daarom) geen giften of beloften aan [medeverdachte] heeft gedaan en dat, als wel sprake zou zijn van giften, niet kan worden bewezen dat deze zijn gedaan met als doel het krijgen van een voorkeursbehandeling bij het gunnen van de aanbestedingen, dan wel dat deze als een beloning achteraf kunnen worden beschouwd.
Beoordeling
Toetsingskader
De strafbaarstelling van actieve ambtelijke omkoping is als volgt geformuleerd in artikel 177 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), dat tot 1 januari 2015, voor zover van belang, als volgt luidde1.:
1. Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft:
1°. hij die een ambtenaar een gift of belofte doet dan wel een dienst verleent of aanbiedt met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten;
2°. hij die een ambtenaar een gift of belofte doet dan wel een dienst verleent of aanbiedt ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door deze in zijn huidige of vroegere bediening, in strijd met zijn plicht, is gedaan of nagelaten (…).
Voor een goed functioneren van de democratische samenleving is het belangrijk dat burgers vertrouwen hebben in het openbaar bestuur. Dat vertrouwen kan worden beschadigd door vertegenwoordigers van de overheid die grenzen van integer handelen overschrijden, maar ook door personen (buiten de overheid) die tot dergelijk gedrag aanzetten.2.Het rechtsgoed dat deze strafbepaling beoogt te beschermen kan worden omschreven als publiek vertrouwen in het objectief en zakelijk functioneren van ambtenaren.
Het doen van een gift in de zin van artikel 177 Sr omvat elk overdragen aan een ambtenaar van iets dat voor deze waarde heeft. Voor strafbaarheid op grond van artikel 177 Sr is niet alleen vereist dat actief een gift of belofte is gedaan, maar ook dat deze gedraging is verricht met het oogmerk, dat wil zeggen met de bedoeling, om de ambtenaar te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten. De woorden ‘in zijn bediening’ zien op de te verrichten tegenprestatie. Voorwaardelijk opzet is niet voldoende voor het bewijs van het oogmerk.
Voor strafbaarheid van (actieve) ambtelijke omkoping is dus vereist dat de gift in relatie staat tot een (beoogde) ambtelijke tegenprestatie. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad kan echter worden afgeleid dat noch bij passieve, noch bij actieve omkoping een direct verband is vereist tussen een gift en een wederdienst; de ambtenaar hoeft niet daadwerkelijk door de gift te zijn bewogen tot het leveren van een concrete prestatie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat artikel 177 Sr ook ziet op het doen van giften of beloften aan een ambtenaar om daardoor een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan of te onderhouden, met het doel een voorkeursbehandeling te krijgen. Deze voorkeursrelatie hoeft in de tenlastelegging en bewezenverklaring niet nader te worden uitgelegd; aan het begrip ‘in zijn bediening iets doen of nalaten’ komt voldoende feitelijke betekenis toe. De omstandigheid dat de concrete tegenprestatie tussen partijen vaak onuitgesproken blijft, vermindert geenszins de strafwaardigheid van actieve of passieve omkoping.
In de rechtspraak is een ruime uitleg gegeven aan de woorden ‘in strijd met zijn plicht’. Het accepteren van giften die kunnen leiden tot een voorkeursbehandeling is in strijd met de plicht van de ambtenaar om objectief, neutraal en zakelijk te zijn in zijn taakuitoefening en valt daarmee onder het bereik van bovenstaand artikel.
Redengevende feiten en omstandigheden3.
De verdachte was sinds 1 december 2009 in dienst van het openbaar ministerie als
beleidsmedewerker, het meest recent in de functie van witwas- en fraudespecialist/projectleider
afpakken.4.De verdachte was leidinggevende en uit hoofde van zijn functie was hij ambtenaar.
De medeverdachte [medeverdachte]5.(hierna: [medeverdachte] ) was sinds 1985 in dienst bij de
Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar); ten tijde van het tenlastegelegde eerst als landelijk
coördinator bij het Finec (Financieel Economische Criminaliteit) programma en later als hoofd bureau
Finec.6.Hij stuurde een team van financieel rechercheurs aan en werd uiteindelijk (eerste) luitenant. Uit
hoofde van zijn functie was hij ambtenaar (in de zin van artikel 177 Sr).
Tot 2014
Op 7 oktober 2009 heeft de verdachte een eenmanszaak opgericht; [Training & Adviesbureau 1] (hierna: [Training & Adviesbureau 1] ).7.Hij werkte vier dagen per week voor het openbaar ministerie en gaf één dag per week als zelfstandige trainingen op het gebied van financiële recherche aan verschillende overheidsinstanties, waaronder de politie. De verdachte had daarvoor toestemming gekregen van zijn werkgever.8.
De verdachte en [medeverdachte] hebben elkaar ontmoet in 2010 in het kader van het Finec programma; de verdachte was daarbij betrokken als projectmanager van het openbaar ministerie en [medeverdachte] was er bij betrokken als landelijk coördinator.
Op verzoek van [medeverdachte] heeft de verdachte vanuit zijn onderneming [Training & Adviesbureau 1] [medeverdachte] op
27 mei 2010 voor het eerst een offerte gestuurd voor het geven van opleidingen bij de KMar.9.De verdachte heeft verklaard dat hij vanaf 2010 opleidingen heeft verzorgd voor de KMar.10.In de periode 2012-2014 was [Training & Adviesbureau 1] het enige externe bureau dat financieel-economische trainingen gaf bij de KMar.11.
Vanwege de grote vraag naar opleidingen heeft de verdachte anderen, onder wie [medeverdachte] , gevraagd om als zzp-er voor [Training & Adviesbureau 1] trainingen te verzorgen.12.[medeverdachte] heeft op 1 april 2012 de eenmanszaak Training en Adviesbureau [medeverdachte] opgericht (hierna: TAB [medeverdachte] )13.en op
13 augustus 2013 heeft hij toestemming gekregen van de KMar tot het uitvoeren van nevenwerkzaamheden. [medeverdachte] kreeg die toestemming onder de voorwaarden dat hij geen les mocht geven aan personeel van defensie en geen gebruik mocht maken van defensiemiddelen.14.
In e-mailberichten over de samenwerking schreef de verdachte aan [medeverdachte] :
‘We hebben gesproken over jouw rol als docent voor mijn opleidingen’ en
‘Ik ben uiteraard erg blij met het werk welke je mijn onderneming gegund hebt.(…) Uiteraard zal ik je in goed overleg zoveel mogelijk klussen gaan gunnen’.15.
Op 1 maart 2013 heeft de verdachte voor het eerst een factuur van [medeverdachte] betaald. In dat zelfde jaar ontving [medeverdachte] van de verdachte nog drie betalingen, steeds € 1.500,- per trainingsdag.16.
Tot 2014 werd de inkoop van opleidingen door de KMar geregeld met behulp van een aanvraag tot behoeftestelling (ATB). [getuige 1] , leidinggevende van [medeverdachte] , heeft verklaard dat [medeverdachte] een centrale rol vervulde bij het regelen van de financieel-economische opleidingen; hij was op de hoogte van het budget, hij verzorgde de behoeftestelling, hij benaderde de trainer om in te schrijven en hij bepaalde wie de opleiding mocht gaan geven. [medeverdachte] moest verantwoording afleggen aan [getuige 1] , maar aangezien hij binnen de KMar de (enige) deskundige was inzake het Finec programma, genoot hij veel vrijheid.17.[medeverdachte] heeft verklaard dat hij bij de selectie van opleiders de voorkeur gaf aan [Training & Adviesbureau 1] , vanwege de kwaliteit.18.
In 2014
In 2014 stopte de politieacademie met het inhuren van externe bureaus voor het geven van financiële opleidingen. De verdachte heeft verklaard dat hij vanaf 2014 geen opleidingen meer heeft gegeven bij de politieacademie.19.Daarmee viel een grote opdrachtgever weg. De nevenwerkzaamheden van [medeverdachte] , die immers geen les mocht geven aan defensiepersoneel, veranderden daarom van les geven (aan politiepersoneel) in het adviseren en ondersteunen van [Training & Adviesbureau 1] .20.Op 27 september 2014 heeft de verdachte in een e-mailbericht aan [medeverdachte] hun samenwerking voor de komende jaren bevestigd; afgesproken is dat [medeverdachte] voor de ‘verdere ontwikkeling’ van het opleidingsprogramma van de verdachte steeds een factuur mocht sturen.21.De verdachte heeft verklaard dat hij op 11 november 2014 [medeverdachte] voor het eerst heeft betaald voor het ontwikkelen van lesmateriaal.22.[medeverdachte] ontving, net als voorheen voor het zelfstandig verzorgen van een dag training, per factuur een bedrag van € 1.500,-.23.
Vanaf 2014 moest de inkoop van opleidingen bij de KMar worden aanbesteed. [getuige 2] , verantwoordelijk voor de aanbesteding en leidinggevende van [medeverdachte] , heeft verklaard dat hij aan [medeverdachte] , immers de behoeftesteller en deskundige inzake het programma Afpakken, heeft gevraagd welke leveranciers moesten worden uitgenodigd. Naast behoeftesteller was [medeverdachte] in 2014 ook de enige beoordelaar op kwaliteit van de inschrijvingen.24.[getuige 3] , een collega, heeft verklaard dat [medeverdachte] de kennis en de contacten had. Dus als hij met een redelijk plan kwam, dan gingen anderen daarmee akkoord.25.Ook [getuige 1] heeft gezegd dat het advies van [medeverdachte] aan de staf eigenlijk altijd wel werd opgevolgd.26.[medeverdachte] heeft begin 2014 in een intern e-mailbericht gesteld dat in 2013 veelvuldig gebruik is gemaakt van [Training & Adviesbureau 1] en dat ‘wij hier in 2014 wederom zaken mee willen doen’.27.
Op 8 juli 2014 heeft [medeverdachte] [getuige 2] informatie gestuurd over [Training & Adviesbureau 1] , met de mededeling ‘wij doen al een aantal jaren, naar volle tevredenheid, zaken met dit trainingsbureau’.28.
De verdachte heeft zijn offerte voor de te geven opleidingen in april 2014 aan [medeverdachte] gemaild.29.Op 17 juli 2014 heeft [medeverdachte] intern de namen doorgegeven van de uit te nodigen bedrijven, waaronder [bedrijf 1] en [bedrijf 2] .30.In september van dat jaar heeft de verdachte [getuige 2] , op diens verzoek, zijn offerte gestuurd voor het programma Afpakken.31.[getuige 2] heeft op 19 september 2014 de offertes van de verdachte en [bedrijf 2] ter beoordeling doorgestuurd naar [medeverdachte] .32.Hij schrijft in dat bericht: ‘Graag ontvang ik z.s.m. jouw beoordeling, zodat ik de order kan gunnen. Voordat ik ga gunnen, neem ik contact met jou op’.
Op 20 september 2014 heeft de verdachte het volgende aan [medeverdachte] geschreven:
‘Nu hoor ik van jou dat hij (het hof begrijpt: [docent 1] ) als docent staat benoemd bij [bedrijf 2] (…)
Zoals jij al aangaf heeft [bedrijf 2] op het moment van uitbrengen en einde sluitingsdatum kennelijk niet de beschikking over alle gewenste opleidingen. Ik hoop dan ook dat dit aspect zwaar zal meetellen bij de beoordeling van de totale aanbieding. Verder is de vraag rechtvaardig of het niveau van b.v. [docent 2] als docent wel aansluit bij de doelgroep welken de KMar geschoold wil zien.
Bij de personen welke ik in mijn CV heb aangedragen zijn allemaal mensen welke dagelijks in de praktijk bezig zijn met financieel rechercheren (…). Wellicht kun je dat nog meenemen in je beoordeling.’33.
[medeverdachte] heeft op 23 september 2014 zijn beoordeling aan [getuige 2] gestuurd. Op verzoek heeft hij aan de ingeschreven bedrijven punten toegekend, inzake cv en opleidingsvoorstel. [medeverdachte] komt tot de conclusie dat [bedrijf 2] niet tijdig de gevraagde opleidingen kan leveren en dat de docenten te hoog gekwalificeerd zijn en niet werkzaam in de dagelijkse politiepraktijk. [Training & Adviesbureau 1] daarentegen heeft (‘is gebleken in de afgelopen jaren’) alle gevraagde trainingen beschikbaar en de docenten sluiten beter aan bij de doelgroep. Hij kent [bedrijf 2] 15 punten toe en [Training & Adviesbureau 1] 35 punten.34.
De verdachte heeft bij de Rijksrecherche35.en ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat [medeverdachte] en hij hebben gesproken over de inschrijving van zijn concurrent [bedrijf 2] .
De verdachte heeft de aanbesteding gewonnen; op 30 september 2014 hebben hij en [getuige 2] de Raamovereenkomst Programma Afpakken ondertekend.
In 2014 heeft de verdachte in totaal een bedrag van € 4.500,- aan TAB [medeverdachte] overgemaakt.36.
Over de ‘verdere samenwerking’ heeft de verdachte [medeverdachte] op 27 september 2014 het volgende geschreven:
“Beste [medeverdachte] , Afgelopen vrijdag hebben we gesproken over de verdere samenwerking tussen jouw en mijn onderneming. We hebben afgesproken dat jij en ik de komende jaren, jaarlijks verschillende momenten inplannen welke wij gaan gebruiken voor de verdere ontwikkeling van mijn opleidingsprogramma. Zoals afgesproken stuur jij mij vanaf 2015 voor een dergelijk moment een factuur van €1.500 inclusief BTW. Afgelopen vrijdag was zo'n dergelijk moment. Zoals afgesproken stuur jij mij voor jouw ontwikkelingswerkzaamheden eind oktober 2014 een factuur van €1.000 inclusief BTW. Hoor graag van je. (…)”37.
Vanaf 2015
In 2015 heeft de KMar opnieuw een aanbesteding uitgeschreven met betrekking tot de behoefte aan opleidingen. [getuige 2] heeft ook dit jaar aan [medeverdachte] gevraagd welke leveranciers moesten worden aangeschreven. [medeverdachte] is ook één van de beoordelaars inzake kwaliteit en inhoud, samen met [getuige 4] en [getuige 5] .38.Op 27 mei 2015 heeft [medeverdachte] aan [getuige 4] geschreven:
‘Ook na 1 oktober 2015 zullen wij gebruik blijven maken van het [Training & Adviesbureau 1] . Ik ga komende maand inventariseren wat de behoefte is’.39.
Budget
De verdachte stuurde op 24 augustus 2015 het volgende bericht aan [medeverdachte] :
‘Vorige week gaf je aan dat er nu toch een nieuwe aanbesteding moest komen en voor een bedrag van €60.000. Ik hoop dat je inmiddels [getuige 2] gesproken hebt en dat gezien de afspraken van vorig jaar die aanbesteding aangepast kan worden naar €60.000 en dat er dus geen andere partijen mee kunnen doen. Hoor graag van je hoe dit gesprek gegaan is.’40.
[getuige 2] heeft verklaard dat het bedrag waarvoor werd geoffreerd voor vijftig procent meetelde bij de beoordeling van de inschrijvingen.41.[getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte] , als teamleider Finec, op de hoogte was van het jaarlijkse budget voor opleidingen.42.Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte beaamd dat hij en [medeverdachte] over het opleidingsbudget hebben gesproken en dat [medeverdachte] op een moment het bedrag wel heeft genoemd.43.
De verdachte heeft zijn prijzen aangepast, zo blijkt uit zijn bericht van 10 september 2015 aan [medeverdachte] : ‘Hierbij mijn voorstel voor de nieuwe aanbesteding. Ik ben nog iets gezakt met mijn prijzen’.44.
De verdachte heeft in oktober 2015, na een uitnodiging daartoe door [getuige 2] , een officiële offerte ingediend van € 61.200,-. [bedrijf 2] en [bedrijf 1] hebben zich ook ingeschreven; zij offreerden voor respectievelijk € 83.015,- en € 104.340,-.45.
Programma van eisen
Bij de mail van 10 september 2015 heeft de verdachte in een bijlage onder opleiding 3a een ‘Eendaagse opleiding Witwassen en financieel economische criminaliteit voor leidinggevenden/HOVJ’ toegevoegd (het HOVJ gedeelte was geen onderdeel van de aanbesteding van 2014).
Op 15 september 2015 heeft [medeverdachte] aan [getuige 2] de namen doorgegeven van de trainingsbureaus die konden worden aangeschreven en hij heeft, op verzoek van [getuige 2] , de gewijzigde namen van de opleidingen voor het programma van eisen (pve) doorgegeven.46.[getuige 2] heeft hem dat gevraagd omdat de namen van de opleidingen in het oorspronkelijke programma van eisen erg leken op de door de verdachte aangeboden opleidingen.47.
Op 18 september 2015 heeft [medeverdachte] [getuige 2] gemaild met het bericht dat hij was vergeten een opleiding toe te voegen aan het programma van eisen, namelijk een dagdeel financiële kennis voor de HOVJ module. Op dezelfde dag heeft hij hem een aangepast pve gestuurd.48.
Op 29 september 2015 heeft de verdachte [medeverdachte] de tekst van de offerte voor drie opleidingen gestuurd, met de opmerking: ‘Hoop dat je hiermee uit de voeten kunt mbt het pve’.49.
De verdachte heeft opnieuw de aanbesteding gewonnen; op 22 december 2015 is de Raamovereenkomst Bewustwordingstrainingen Programma Afpakken ondertekend, geldig tot 1 januari 2017 en met een optie tot verlenging tot 1 januari 2020.50.
In 2015 en 2016 heeft de verdachte respectievelijk drie maal en vier maal een bedrag van € 1.500,- aan TAB [medeverdachte] overgemaakt. Op 7 oktober 2016 heeft [medeverdachte] de laatste betaling ontvangen.51.
Processen-verbaal en ander materiaal
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij bij het geven van zijn trainingen voor de KMar gebruik maakte van de eigen processen–verbaal en ander materiaal van de KMar. Hij vroeg [medeverdachte] hem deze documenten aan te leveren, geanonimiseerd. Hij ontving echter geregeld niet geanonimiseerde processen-verbaal van [medeverdachte] .52.
Het belang van [medeverdachte] voor de verdachte
De verdachte heeft ten overstaan van de rijksrecherche verklaard dat [medeverdachte] bij de KMar zijn opdrachtgever was en dat [medeverdachte] , als teamleider Finec en aanspreekpunt voor de behoeftestelling van Finec opleidingen, kon bepalen wat daarvoor nodig was.53.Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij feitelijk aan de slag ging in opdracht van [medeverdachte] . In het kader van de aanbesteding heeft de verdachte over [medeverdachte] , ook ter terechtzitting in hoger beroep, verklaard dat hij bij de KMar de ‘spin in het web’ was. ‘De aanvragen kwamen bij hem vanuit de brigades. [medeverdachte] heeft mij verteld wat er allemaal aan cursusaanvragen aan zat te komen’.54.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verder verklaard dat hij voor de inhoud van zijn trainingen de inbreng van [medeverdachte] nodig had; [medeverdachte] beschikte immers als leidinggevende bij de KMar en hoofd Finec over de kennis om de opleidingen van de verdachte actueel te houden.
Vanaf 2012 tot en met 2016 hebben de verdachte en [medeverdachte] , als opdrachtgever en opdrachtnemer, jaarlijks een samenwerkingsovereenkomst afgesloten.55.Noch de directe collega’s van [medeverdachte] , noch zijn leidinggevende [getuige 1] waren op de hoogte van deze samenwerking.56.
E-mailberichten
In de aanloop naar de aanbesteding van 2015 en daarna zijn tussen de verdachte en [medeverdachte] verschillende e-mailberichten uitgewisseld over het budget van de KMar, het gunnen van opdrachten aan de verdachte, de omzet van de verdachte in samenhang met de omvang van de betaalde opdrachten aan [medeverdachte] en over de (toekomstige) samenwerking tussen beiden.
Zo heeft de verdachte op 23 mei 2015 aan [medeverdachte] gemaild:
‘We hebben het ook even gehad over de klussen voor de rest van dit jaar. Vorige maand ben ik bij je geweest en gaf je aan dat je zou proberen op VLD Eindhoven nog 4 blauwe opleidingen weg te zetten. Gisteren gaf je aan dat hier nog 1 AKWA 1 opleiding van overblijft. Ik vind dit uiteraard jammer want daarmee zakt mijn omzet met EUR 7.800,00. Het zou mooi zijn als je met dit budget nog opleidingen kan wegzetten in Noord en Oost Nederland. Je gaf aan dat je hiermee bezig bent. Het zou mooi zijn als dit gaat lukken’57.
De e-mail van verdachte aan [medeverdachte] van 6 september 2015:
‘Hoi [medeverdachte] , (…) Mbt je contact met v.d. Akker hoop ik dat het mij door de NDA gegund wordt om de volgende vier jaar de financiële recherche opleidingen te blijven doen mede ook omdat de afspraak in 2014 om vier jaar met mij in zee te gaan niet door gegaan zijn buiten mijn schuld om. Doe je best en we gaan het zien. (…)’58.
De e-mail van verdachte aan [medeverdachte] van 22 december 2015, met als onderwerp:
‘Afspraken [Training & Adviesbureau 1] en [medeverdachte] inzake de raamovereenkomst KMAR FINEC
opleidingen voor de komende 4 jaar’.
‘Hoi [medeverdachte] , hierbij het beloofde overzicht met de prijzen per opleiding van [Training & Adviesbureau 1] en de nieuwe overeenkomst tussen ons voor het jaar 2016. Ik heb zoals besproken de betaaldata uit de OVK gehaald. Wij hebben daarnaast afgesproken dat jij aan het begin van het kwartaal mij factureert. Ik heb jou in 2015 EUR 4.500,00 gegeven voor jouw inzet. Zoals eerder dit jaar afgesproken wil ik echter voor de raamovereenkomst van de komende vier jaar wel vasthouden aan een maximum beloning van 10% van mijn KMar jaaromzet. Bij het door jou opgegeven maximum jaarbudget (EUR 60.000,00) voor FINEC opleidingen komt dat neer op een beloning van EUR 6.000,00 per jaar verdeeld over 4 facturen. Uiteraard hoop ik ook dat we jaarlijks dit maximaal kunnen uitwinnen en gun ik je graag 4 facturen van EUR 1.500,00. Als ik uitkom op een KMar jaaromzet van EUR 58.000,00, dan heb ik er geen bezwaar tegen dat ook jouw laatste jaarfactuur EUR 1.500,00 groot is en je dus voor dat jaar EUR 6.000,00 voor jouw inzet ontvangt. Mocht de jaaromzet onverhoopt toch minder dan EUR 58.000,00 dan betaal ik je bij de laatste kwartaalfactuur na rato. Vorenstaande lijkt mij voor jou en mij een goede regeling en ga er vanuit dat je hiermee in kunt stemmen.’59.
De e-mail van verdachte aan [medeverdachte] van 2 januari 2016:
‘Hoi [medeverdachte] , (…) In het voornoemde telefoongesprek hebben wij ook afgesproken dat ik jou in het 4e jaar (dus het jaar dat jij uit dienst van de KMar treed) bij voldoende opdrachten een aantal opleidingen zal gunnen. Ik zie graag de overeenkomst (per post) en de voornoemde mail retour’.60.
Het bericht van [medeverdachte] aan de verdachte van 11 januari 2016, met als onderwerp: “RE: FW: afspraken [Training & Adviesbureau 1] en M [medeverdachte] inzake de raamovereenkomst KMAR FINEC opleidingen voor de komende 4 jaar”. [medeverdachte] schreef onder meer:
‘[verdachte] , zoals afgesproken bevestig ik middels deze mail de door ons telefonisch gemaakte afspraken voor de komende vier jaren, ingaande op 01 januari 2016 en eindigend op 31 december 2019; Afgesproken dat ik in de jaren 2016 tot en met 2018 jaarlijks viermaal factureer. De eerste drie facturen zullen ten bedrage van EUR 1.500,00 zijn en worden gestuurd in elke eerste maand van het kwartaal (januari, april en juli).’61.
De e-mail van verdachte aan [medeverdachte] van 12 januari 2016:
‘Hopelijk zal dan de politie ook weer opleidingen bij mij afnemen en dan zal er voldoende werk voor ons allemaal zijn en zoals jij al mondeling aangaf ga jij je best doen bij je opvolger mij weer in positie te brengen zodat er voldoende werk blijft.’62.
Op 7 april 2016 schreef de verdachte aan [medeverdachte] :
‘Omzet tot nu toe is voor mij toch wat teleurstellend €5.600. Ik hoop en ga daar ook van uit dat er de komende twee a drie maanden opdrachten gaan komen vanuit de Kmar. Ik was dan ook blij met je bericht dat we een grote kans hebben om ook initieel op te gaan leiden.’
[medeverdachte] antwoordde de verdachte op 7 april:
‘Ik heb zojuist contact gehad met de planning op Schiphol en afgesproken dat er in de periode tussen 23 mei en 17 juni 2016 een zevental HOvJ modules gegeven gaan worden.’63.
Nadere bewijsoverwegingen
Uit de beschreven feiten en omstandigheden leidt het hof het volgende af.
[medeverdachte] had als teamleider Finec binnen de KMar invloed op de aanbesteding en gunning van trainingen op het gebied van financiële opsporing. De verdachte wist dat. De verdachte wist ook dat
[medeverdachte] niet alleen teamleider Finec was, maar ook dat hij nevenactiviteiten binnen de KMar verrichtte op datzelfde gebied van financiële opsporing.
De verdachte heeft [medeverdachte] vervolgens gevraagd of hij tegen betaling voor [Training & Adviesbureau 1] opleidingen wilde verzorgen. Aldus heeft de verdachte vanuit zijn onderneming [Training & Adviesbureau 1] actief samengewerkt met [medeverdachte] /diens eenmansbedrijf. Hij heeft deze samenwerking steeds schriftelijk bevestigd door middel van jaarlijkse overeenkomsten en per e-mail gemaakte afspraken.
De verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte] (in diens hoedanigheid van teamleider Finec) in feite als zijn opdrachtgever beschouwde en dat hij (tegelijkertijd) [medeverdachte] (in de hoedanigheid van docent/ontwikkelaar van opleidingen) nodig had voor de inhoud van zijn trainingen vanwege diens specifieke kennis en toegang tot KMar documenten. Gezien de inhoud van de tussen beiden uitgewisselde e-mailberichten, maakte de verdachte, anders dan hij stelt, geen enkel onderscheid tussen de beide petten die [medeverdachte] droeg. De verdachte heeft de facturen van [medeverdachte] betaald in dezelfde periode als waarin de KMar hem betaalde voor het geven van trainingen.
De verdachte heeft [medeverdachte] gedurende hun wederzijdse samenwerking toegezegd dat hij hem, ook na diens uit dienst treding bij de KMar, ‘een aantal facturen zou gunnen.’
[medeverdachte] kreeg daarbij grotendeels steeds hetzelfde bedrag van € 1.500,- betaald voor zijn werkzaamheden, ook al veranderde de inhoud daarvan in 2014 van het zelfstandig een gehele dag les geven in het ‘actualiseren en ontwikkelen’ van de opleidingen die de verdachte zelf gaf. De vergoeding voor de werkzaamheden aan [medeverdachte] vormt een gift in de zin van artikel 177 Sr. Dat [medeverdachte] daar reële werkzaamheden voor heeft verricht, die ook voor de verdachte van enige waarde zullen zijn geweest, maakt dat niet anders.
Gezien de inhoud van de hiervoor genoemde en geciteerde e-mailberichten heeft de verdachte [medeverdachte] op verschillende momenten op niet mis te verstane wijze (‘doe je best’) voorgehouden, dat hoe meer omzet de verdachte zou maken met de opdrachten voor de KMar, des te meer [medeverdachte] kon verdienen - nu dan wel in de toekomst - met zijn nevenactiviteiten. De verdachte heeft met dit verdienmodel voor [medeverdachte] zelf het verband gelegd tussen het ‘gunnen’ van deze betalingen enerzijds (de gift) en de geleverde en te verwachte inspanningen van [medeverdachte] om de verdachte ‘in positie te brengen’ en om ‘zijn onderneming opdrachten te gunnen’ anderzijds (de ambtelijke tegenprestatie). De verdachte heeft zodoende een duidelijk inzicht gegeven in de bedoeling, anders gezegd het oogmerk van zijn handelen.
Dat de verdachte zichzelf daadwerkelijk in een betere positie heeft gebracht dan zijn concurrenten blijkt onder meer uit de (vertrouwelijke) informatie die hij van [medeverdachte] ontving, zoals over de hoogte van het budget van de KMar, de namen van concurrenten en de inhoud van het programma van eisen. De verdachte heeft actief gebruik gemaakt van deze informatie en de overige inspanningen van [medeverdachte] .
Tegen de achtergrond van het gegeven toetsingskader concludeert het hof uit het voorgaande dat de verdachte, zoals onder 1 en 2 tenlastegelegd, [medeverdachte] giften en beloften heeft gedaan, met het oogmerk om [medeverdachte] te bewegen iets te doen (dan wel naar aanleiding van iets wat hij heeft gedaan), zoals het onderhouden van hun beider relatie en het voorbereiden van een relatie met de opvolger van [medeverdachte] , het bewerkstelligen van een voorkeursbehandeling voor zijn onderneming, het delen en verstrekken van vertrouwelijke informatie, het bevorderen van het gunnen van opdrachten en van een zo hoog mogelijke omzet voor de verdachte.
Hoewel het dossier wel aanwijzingen bevat dat de verdachte en [medeverdachte] ook voor september 2014 samenwerkten zoals hierboven is beschreven, is het hof van oordeel dat, anders dan het geval is na het
e-mailbericht van 20 september 2014, er onvoldoende bewijs is dat die eerdere samenwerking (ook) kan worden gekwalificeerd als ambtelijke omkoping. In zoverre zal de verdachte daarom van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel, anders dan de rechtbank, dat de betalingen die de verdachte aan [medeverdachte] heeft gedaan niet alleen kunnen worden aangemerkt als een betaling achteraf voor bewezen diensten, maar ook als een beloning vooraf, teneinde de relatie te bestendigen en toekomstige samenwerking te bevorderen.
Dat ten slotte de uitgangspositie van de verdachte in 2012/2013 wellicht al gunstig was en hij (daardoor) mogelijk ook zonder de omkoping de aanbesteding in 2014 had kunnen winnen, maakt niet dat van omkoping geen sprake kan zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.hij op tijdstippen in de periode van 20 september 2014 tot en met 31 december 2014, te Zutphen, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk een ambtenaar, [medeverdachte] , werkzaam als eerste luitenant bij de Koninklijke Marechaussee en eigenaar van [Training & Adviesbureau 2] , een gift of belofte heeft gedaan, te weten:
- het meermalen betalen van een geldbedrag en het meermalen gunnen van werkzaamheden tegen betaling, door hem, verdachte en/of [Training & Adviesbureau 1] aan [medeverdachte] en/of aan [Training & Adviesbureau 2] ,
met het oogmerk om voornoemde [medeverdachte] te bewegen om in zijn bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of naar aanleiding van hetgeen door hem in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan, te weten:
- het aangaan en onderhouden van een relatie tussen hem, verdachte en/of [Training & Adviesbureau 1] en [medeverdachte] en/of [Training & Adviesbureau 2] , teneinde aldus een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen voor hem, verdachte en/of [Training & Adviesbureau 1] en
- het verstrekken/delen van geheime en/of vertrouwelijke en/of concurrentiegevoelige informatie aan hem, verdachte en/of aan [Training & Adviesbureau 1] en
- ( het bevorderen van) het gunnen aan hem, verdachte en/of [Training & Adviesbureau 1] van de opdrachten voortvloeiend uit de aanbesteding betreffende de Raamovereenkomst Programma Afpakken
en
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 september 2015 te Zutphen, althans in Nederland, telkens opzettelijk een ambtenaar, te weten [medeverdachte] , werkzaam als eerste luitenant bij de Koninklijke Marechaussee en eigenaar van [Training & Adviesbureau 2] , giften en beloften heeft gedaan, te weten:
- het meermalen betalen van een geldbedrag en het meermalen gunnen van werkzaamheden tegen betaling, door hem, verdachte en/of [Training & Adviesbureau 1] aan [medeverdachte] en/of aan [Training & Adviesbureau 2] ,
met het oogmerk om voornoemde [medeverdachte] te bewegen in zijn bediening iets te doen en/of naar aanleiding van hetgeen door hem in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan, te weten:
- het aangaan en onderhouden van een relatie tussen hem, verdachte en/of [Training & Adviesbureau 1] en [medeverdachte] en/of [Training & Adviesbureau 2] , teneinde aldus een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen voor hem, verdachte en/of [Training & Adviesbureau 1] en
- het verstrekken/delen van geheime en/of vertrouwelijke en/of concurrentiegevoelige informatie aan hem, verdachte en/of [Training & Adviesbureau 1] en
- ( het bevorderen van) het gunnen aan hem, verdachte en/of [Training & Adviesbureau 1] van de opdrachten voortvloeiend uit de aanbesteding betreffende de Raamovereenkomst Programma Afpakken;
2.hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2015 tot en met 7 oktober 2016 te Zutphen, althans in Nederland, telkens opzettelijk een ambtenaar, te weten [medeverdachte] , werkzaam als eerste luitenant bij de Koninklijke Marechaussee en eigenaar van [Training & Adviesbureau 2] , giften en beloften heeft gedaan, te weten:
- het meermalen betalen van een geldbedrag en het meermalen gunnen van werkzaamheden tegen betaling door hem, verdachte en/of [Training & Adviesbureau 1] aan [medeverdachte] en/of aan [Training & Adviesbureau 2] en
- het toezeggen van een toekomstige (zakelijke) samenwerking tussen hem, verdachte en/of [Training & Adviesbureau 1] en [medeverdachte] en/of [Training & Adviesbureau 2] ,
met het oogmerk om voornoemde [medeverdachte] te bewegen in zijn bediening iets te doen en/of naar aanleiding van hetgeen door hem in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan, te weten:
- het aangaan en onderhouden van een relatie tussen hem, verdachte en/of [Training & Adviesbureau 1] en [medeverdachte] en/of [Training & Adviesbureau 2] , teneinde aldus een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen voor hem, verdachte en/of [Training & Adviesbureau 1] en
- het bevorderen van het ontstaan van een relatie tussen hem, verdachte en/of [Training & Adviesbureau 1] en de opvolger van [medeverdachte] binnen de Koninklijke Marechaussee en
- het verstrekken/delen van geheime en/of vertrouwelijke en/of concurrentiegevoelige informatie aan hem, verdachte en/of [Training & Adviesbureau 1] en
- ( het bevorderen van) het gunnen aan hem, verdachte en/of [Training & Adviesbureau 1] van de opdrachten voortvloeiend uit de aanbesteding betreffende de Raamovereenkomst Bewustwordingstrainingen Programma Afpakken en
- het bevorderen van een zo hoog mogelijke omzet voor hem, verdachte en/of [Training & Adviesbureau 1] .
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen onder het kopje ‘Redengevende feiten en omstandigheden’.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
aan een ambtenaar een gift of belofte doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of
aan een ambtenaar een gift of belofte doen ten gevolge van hetgeen door deze in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, is gedaan, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
aan een ambtenaar een gift of belofte doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen en/of
aan een ambtenaar een gift of belofte doen ten gevolge van hetgeen door deze in zijn bediening is gedaan, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straffen
De rechtbank Midden-Nederland heeft de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis en een geldboete van € 1.500,-, te vervangen door 30 dagen hechtenis.
De raadsman heeft het hof verzocht de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de gevolgen die deze strafzaak voor hem heeft gehad en de ouderdom van de feiten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte was als leidinggevend fraudespecialist werkzaam bij het openbaar ministerie en gaf trainingen aan (onder meer) personeel van de KMar op het gebied van financiële recherche. Hij richtte daartoe een training en adviesbureau op. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het omkopen van [medeverdachte] , een ambtenaar van wie hij wist dat deze werkzaam was bij de KMar in een positie waarin deze invloed had op de aanbesteding en gunning van opdrachten. In dezelfde periode van twee jaar waarin de KMar € 60.000,- per jaar gunde aan de onderneming van de verdachte, heeft de verdachte deze ambtenaar opdrachten gegund en hem/zijn eenmanszaak bedragen betaald van in totaal € 4.500,- tot
€ 6.000,- op jaarbasis. Verdachte had daarmee de bedoeling de relatie met [medeverdachte] in stand te houden, om zo een goedlopende eenmanszaak te draaien en te kunnen blijven draaien naast zijn reguliere werkzaamheden voor het openbaar ministerie. Met zijn handelen heeft de verdachte niet alleen zijn eigen concurrentiepositie verbeterd ten koste van andere ondernemingen, maar ook schade toegebracht aan het publiek vertrouwen in het openbaar bestuur en het objectief en zakelijk functioneren van ambtenaren. Het hof rekent de verdachte zijn grensoverschrijdend en op eigen financieel gewin gericht gedrag zeer aan.
Het hof heeft op het volgende gelet:
– de aard en de ernst van de feiten als hiervoor omschreven;
– de periode zoals bewezenverklaard;
– de positie van de verdachte als ambtenaar bij het openbaar ministerie;
– de aard van zijn functie;
– de bijna vanzelfsprekende wijze waarop actief is samengewerkt met een andere ambtenaar ter verkrijging van persoonlijk geldelijk gewin en waarop de wederzijdse belangen verstrengeld zijn geraakt;
– het gemak waarmee de verdachte daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van zijn voorkeurspositie en de informatie die hem in dat kader is verstrekt.
Dit alles, in combinatie met de omstandigheid dat de verdachte in hoger beroep weinig inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen heeft getoond, brengt het hof tot het oordeel dat in dit geval van ambtelijke corruptie een straf zoals gevorderd door de advocaat-generaal geen recht doet aan de feiten, ook als daarbij in ogenschouw wordt genomen dat de verdachte nadelige gevolgen van zijn gedrag heeft ondervonden in zijn persoonlijke leven. Het hof zal in plaats daarvan een taakstraf van langere duur en een aanzienlijk hogere geldboete opleggen, aangezien de verdachte goed heeft verdiend aan de bewezen verklaarde feiten.
Het vorenstaande brengt ook mee dat het hof niet zal overgaan tot de van de zijde van de verdediging gevraagde schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
Het hof heeft ten slotte acht geslagen op de omstandigheid dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden, aangezien de redelijke termijn is aangevangen op
7 december 2016 (de datum van de doorzoeking), de rechtbank uitspraak heeft gedaan op
10 oktober 2019 en het hof heden, op 2 februari 2022 arrest wijst. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak dient te zijn afgerond binnen twee jaren per rechterlijke instantie, zodat een overschrijding van de periode als geheel heeft plaatsgevonden met ruim een jaar.
Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat, in die zin dat het hof, in plaats van een taakstraf van 150 uur die het hof in dit geval passend en geboden acht, de verdachte een taakstraf van
120 uur zal opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 120 uur en een geldboete van € 10.000,-, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 10.000,00 (tienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 85 (vijfentachtig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.L. Bruinsma en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 februari 2022.
Mr. A.D.R.M. Boumans en mr. A. Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 02‑02‑2022
Kamerstukken II, 1998/99, 26 469, nr. 3, (MvT), p. 1.
Voor zover de bewijsmiddelen niet zijn benoemd als proces-verbaal betreft dit geschriften, gebruikt in samenhang met de overige bewijsmiddelen. Indien wel benoemd als proces-verbaal, is dit conform de daarvoor geldende wettelijke vereisten op ambtseed opgemaakt.
Proces-verbaal van verhoor verdachte, ZD1 bijlage 32, p. 1656.
De medeverdachte is op 15 maart 2021 veroordeeld door de militaire kamer van de rechtbank Gelderland. Hij heeft hoger beroep aangetekend tegen het vonnis.
Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , ZD1 bijlage 29, p. 1497.
Uittreksel uit het register van de KvK, ZD1 bijlage 119, p. 3211.
Proces-verbaal van verhoor verdachte, ZD1 bijlage 32, p. 1658 en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 30 augustus 2019.
E–mailbericht, ZD1 bijlage 26, p. 1482.
Proces-verbaal van verhoor verdachte, ZD1 bijlage 32, p. 1665.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , ZD1 bijlage 20, p. 1200 en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 30 augustus 2019.
Proces–verbaal van verhoor verdachte, ZD1 bijlage 32, p. 1657 en de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep.
Uittreksel uit het register van de KvK, ZD1 bijlage 120, p. 3214.
Een brief van de KMar, ZD 1 bijlage 4 p. 1116 en ZD1 bijlage 147, p. 3372 tot en met p. 3374.
E-mailberichten van 7 januari 2012 en 24 juni 2012, ZD1 bijlage 5, p. 1135 en bijlage 6 p. 1139 en 1140.
Bankafschriften, ZD1 bijlage 19, p. 1186 tot en met p. 1189.
(concept)proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris van 21 september 2018, p. 3, 7, 9 en 10 en proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van 26 september 2018.
Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , ZD1 bijlage 29, p. 1501 en p. 1505.
Proces-verbaal verhoor verdachte, ZD1 bijlage 32, p. 1657.
Proces-verbaal terechtzitting in eerste aanleg van 30 augustus 2019, p. 12.
Een e-mailbericht van 27 september 2014 van de verdachte, ZD1 bijlage 148, p. 3409.
Proces-verbaal van verhoor verdachte, ZD1 bijlage 32, p. 1663.
Een factuur, ZD1 bijlage 152, p. 3411.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , ZD1 bijlage 61, p. 2160 en 2161.
Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] , ZD1 bijlage 83, p. 2836.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , ZD1 bijlage 20, p. 1199 en 1200.
E-mailbericht van 29 januari 2014, ZD1 bijlage 57, p. 2127 en 2128.
E-mailbericht van 8 juli 2014, ZD1 bijlage 64, p. 2528.
E-mailbericht van 19 april 2014, ZD1 bijlage 63, p. 2511.
E-mailbericht van 17 juli 2014, ZD1 bijlage 66, p. 2533.
E-mailbericht van 17 september 2014, ZD1 bijlage 71, p. 2555.
E-mailbericht van 19 september 2014, ZD1, bijlage 71, p. 2559.
E-mailbericht van 20 september 2014, bijlage 73, p. 2562.
E-mailbericht van 23 september 2014, ZD1 bijlage 72, p. 2558 en 2560.
Proces-verbaal van verhoor verdachte, ZD1 bijlage 32, p. 1666.
Rekeningafschriften, ZD1 bijlage 19 p. 1190 en 1191.
E-mailbericht van 27 september 2014, ZD1, bijlage 148, p. 3409.
Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , ZD1 bijlage 61, p. 2161, 2162.
E-mailbericht van 27 mei 2015, ZD1 bijlage 84, p. 2860.
E-mailbericht van 24 augustus 2015, ZD1 bijlage 59, p. 2133.
Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , ZD1 bijlage 61, p. 2163.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , ZD1 bijlage 106 p. 3085.
Proces-verbaal terechtzitting van 30 augustus 2019, p. 18.
E-mailbericht van 10 september 2015, ZD1 bijlage 88 p. 2878.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , ZD1 bijlage 61 p. 2162.
E-mailbericht van 15 september 2015, ZD1 bijlage 89 p. 2886.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , ZD1 bijlage 61, p. 2162.
E-mailbericht van 18 september 2015, ZD1 bijlage 91 p. 2961 e.v.
E-mailbericht van 29 september 2015, ZD1 bijlage 93, p. 2972.
Raamovereenkomst programma Afpakken van 22 december 2015, ZD1 bijlage 105 p. 3076 e.v.
Rekeningafschriften, ZD1 bijlage 19 p. 1192-1196 en overzicht, bijlage 135 p. 3343.
Proces-verbaal van verhoor verdachte, ZD1 bijlage 32 p. 1672.
Proces-verbaal van verhoor verdachte, ZD1 bijlage 158 p. 3449.
Proces-verbaal terechtzitting van 30 augustus 2019, p. 13 en p. 18.
Overeenkomsten, ZD1 bijlagen 127-134, p. 3277 tot en met p. 3341.
Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] , ZD1 bijlage 29, p. 1499, proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , ZD1 bijlage 20, p. 1200, proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] , ZD1 bijlage 28, p. 1490.
E-mailbericht van 25 mei 2015, ZD1 bijlage 58 p. 2130.
E-mailbericht van 6 september 2015, ZD1 bijlage 87, p. 2875.
E-mailbericht van 22 december 2015, ZD1 bijlage 114, p. 3182-3184.
E-mailbericht van 2 januari 2016, ZD1 bijlage 114, p. 3183.
E-mailbericht van 11 januari 2016, ZD1 bijlage 115, p. 3198 en 3199.
E-mailbericht van 12 januari 2016, ZD1 bijlage 116, p. 3201-3203.
E-mailbericht van 7 april 2016, ZD1 bijlage 117 p. 3205 en p. 3207.