Besluit vrijstelling btw verzorging en verpleging van in een inrichting opgenomen personen (omzetbelasting)
2 Juridisch kader
Geldend
Geldend vanaf 22-09-2017
- Bronpublicatie:
06-09-2017, Stcrt. 2017, 53035 (uitgifte: 21-09-2017, regelingnummer: BLKB2017-7334)
- Inwerkingtreding
22-09-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-09-2017, Stcrt. 2017, 53035 (uitgifte: 21-09-2017, regelingnummer: BLKB2017-7334)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Vrijstelling
Van de heffing van btw zijn vrijgesteld het verzorgen en het verplegen van in een inrichting opgenomen personen en de handelingen die daarmee nauw samenhangen, waaronder het verstrekken van spijzen en dranken, geneesmiddelen en verbandmiddelen aan die personen (artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van de wet). Deze vrijstelling is alleen van toepassing als met de genoemde prestaties geen winst wordt beoogd (artikel 11, tweede lid, van de wet1.). De vrijstelling is gebaseerd op artikel 132, lid 1, punten b en g, van de btw-richtlijn.
Voetnoten
Op grond van het Belastingplan 2006 komt in artikel 11, tweede lid, van de wet de verwijzing naar het eerste lid, onderdeel c, te vervallen. Deze wijziging van de wet treedt echter pas in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Tot op heden is geen koninklijk besluit verschenen, zodat het vereiste dat geen winst wordt beoogd nu nog van kracht is. Dit hangt samen met regelgeving van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De WTZi (Stb. 2005, 571), die per 1 januari 2006 van kracht is geworden. Deze regelgeving biedt de mogelijkheid winst toe te staan voor bij algemene maatregel van bestuur te benoemen categorieën van instellingen die intramurale zorg verlenen. De wijziging van artikel 11, tweede lid, van de wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat zal samenvallen met het tijdstip waarop krachtens de WTZi winstoogmerk voor de intramurale zorg zal zijn toegestaan (Staatsblad 2005, 683).