M en R 2018/6
Minimumeisen ten aanzien van de feitenvaststelling bij invorderingsbesluiten
ABRvS 03-05-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1179, m.nt. L.R.M.A. Beurskens & K.J. de Graaf
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
3 mei 2017
- Magistraten
J.A.W. Scholten-Hinloopen, J. Hoekstra en F.D. van Heijningen
- Zaaknummer
201509187/1/A1
- Noot
L.R.M.A. Beurskens & K.J. de Graaf
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS928092:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2017:1179, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 03‑05‑2017
- Wetingang
Essentie
Minimumeisen ten aanzien van de feitenvaststelling bij invorderingsbesluiten
Samenvatting
In haar uitspraak van 13 juni 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW8183, heeft de Afdeling overwogen dat aan een invorderingsbesluit een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag dient te liggen. Zij heeft daartoe in die uitspraak een aantal eisen geformuleerd. In latere uitspraken heeft de Afdeling die eisen genuanceerd. Omwille van de duidelijkheid ziet de Afdeling aanleiding de eisen in deze uitspraak te herformuleren. Aan een invorderingsbesluit dient een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag te liggen.
Partij(en)
Uitspraak op het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.