Einde inhoudsopgave
Regeling zeevarenden
Artikel 3.7 Ontheffingen en afwijkende voorschriften nachtverblijven
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2015
- Bronpublicatie:
22-06-2015, Stcrt. 2015, 16846 (uitgifte: 23-06-2015, regelingnummer: IENM/BSK-2015/112915)
- Inwerkingtreding
01-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-2015, Stcrt. 2015, 16846 (uitgifte: 23-06-2015, regelingnummer: IENM/BSK-2015/112915)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
De minister kan ontheffing verlenen van norm A3.1, lid 6, onderdeel c, van het Maritiem Arbeidsverdrag voor het plaatsen van nachtverblijven voor midscheeps indien de grootte, het type of de beoogde dienst van het schip een andere ligging praktisch onmogelijk maakt.
2.
Voor schepen voor bijzondere doeleinden kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van norm A3.1, lid 6, onderdeel d, van het Maritiem Arbeidsverdrag, voor het plaatsen van nachtverblijven zonder daglicht boven de lastlijn indien de grootte, het type of de beoogde dienst van het schip een andere ligging praktisch onmogelijk maakt en de lichtsterkte van de verlichting in de nachtverblijven variabel instelbaar is om het gebrek aan daglicht naar behoefte van de zeevarende te kunnen compenseren.
3.
In afwijking van artikel 3.3, eerste lid, en in overeenstemming met norm A3.1, lid 8, van het Maritiem Arbeidsverdrag, zijn op passagiersschepen nachtverblijven toegestaan waar geen daglicht kan toetreden indien:
- a.
de lichtsterkte van de verlichting variabel instelbaar is om het gebrek aan daglicht naar behoefte van de zeevarende te kunnen compenseren; en
- b.
materialen en kleuren voor wand- en vloerbedekking worden toegepast die zijn gericht op ruimtebeleving.
4.
Voor schepen van minder dan 3000 GT, niet zijnde passagiersschepen, of voor schepen voor bijzondere doeleinden kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van het bepaalde in norm A3.1, lid 9, onderdeel a, van het Maritiem Arbeidsverdrag dat voor elke zeevarende een individueel nachtverblijf beschikbaar moet zijn.
5.
Voor schepen van minder dan 3000 GT, passagiersschepen, of voor schepen voor bijzondere doeleinden kan de minister in overeenstemming met norm A3.1, lid 9, onderdeel g, ontheffing verlenen van norm A3.1, lid 9, onderdeel f, van het Maritiem Arbeidsverdrag met betrekking tot het minimale vloeroppervlak van individuele nachtverblijven, indien daarmee kan worden voorzien in individuele nachtverblijven. Deze individuele nachtverblijven zijn nooit kleiner dan 3,75 m2.
6.
Voor schepen van minder dan 3000 GT kan de minister na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van het bepaalde in norm A3.1, lid 9, onderdeel m, van het Maritiem Arbeidsverdrag met betrekking tot aan nachtverblijven grenzende individuele verblijven.
7.
Voor schepen van minder dan 200 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, en met inachtneming van de grootte van het schip en het aantal opvarenden aan boord, ontheffing verlenen van het bepaalde in norm A.3.1, lid 9, onderdeel f en onderdelen h tot en met l, van het Maritiem Arbeidsverdrag met betrekking tot het minimale vloeroppervlak, met dien verstande dat de vloeroppervlakte van individuele nachtverblijven ten minste 3 m2 is, de vloeroppervlakte van nachtverblijven voor meer dan één persoon ten minste 2 m2 per persoon is, en de vloeroppervlakte van nachtverblijven voor officieren ten minste 4 m2.
8.
De minister kan ontheffing verlenen van de normering van:
- a.
leidraad B3.1.5, lid 2, van het Maritiem Arbeidsverdrag dat nachtverblijven eigen sanitaire voorzieningen hebben;
- b.
leidraad B3.1.5, lid 3, van het Maritiem Arbeidsverdrag dat nachtverblijven zodanig zijn ingericht dat de wachten afgescheiden zijn en overdag werkende zeevarenden zijn gescheiden van 's nachts werkende zeevarenden.