Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 116/2009 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen
Artikel 2 Uitvoervergunning
Geldend
Geldend vanaf 02-03-2009
- Bronpublicatie:
18-12-2008, PbEU 2009, L 39 (uitgifte: 10-02-2009, regelingnummer: 116/2009)
- Inwerkingtreding
02-03-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2008, PbEU 2009, L 39 (uitgifte: 10-02-2009, regelingnummer: 116/2009)
- Vakgebied(en)
Douane (V)
1.
Voor de uitvoer van cultuurgoederen buiten het douanegebied van de Gemeenschap is overlegging van een uitvoervergunning vereist.
2.
De uitvoervergunning wordt op verzoek van de belanghebbende verstrekt:
- a)
door een bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan het cultuurgoed zich op 1 januari 1993 wettig en definitief bevond;
- b)
of, vervolgens, door een bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan het zich bevindt, na rechtmatige en definitieve verzending uit een andere lidstaat, na invoer uit een derde land, of na wederinvoer uit een derde land volgende op een rechtmatige verzending uit een lidstaat naar dat derde land.
Onverminderd lid 4 staat het de overeenkomstig de eerste alinea, onder a) of b), bevoegde lidstaat vrij voor de uitvoer van cultuurgoederen vermeld in het eerste en het tweede streepje van categorie A.1 van bijlage I geen uitvoervergunning op te leggen, wanneer deze goederen van beperkt archeologisch of wetenschappelijk belang zijn en mits zij niet rechtstreeks afkomstig zijn van opgravingen, vondsten of archeologische locaties in een lidstaat, en zij zich legaal op de markt bevinden.
Voor de doeleinden van deze verordening kan de uitvoervergunning worden geweigerd, wanneer de betrokken cultuurgoederen in de desbetreffende lidstaat vallen onder een wettelijke regeling voor de bescherming van nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit.
Indien nodig neemt de in de eerste alinea, onder b), bedoelde bevoegde autoriteit contact op met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waaruit het betrokken cultuurgoed afkomstig is, met name de bevoegde autoriteiten als bedoeld in Richtlijn 93/7/EEG van de Raad van 15 maart 1993 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht (1).
3.
De uitvoervergunning is in de gehele Gemeenschap geldig.
4.
Onverminderd het bepaalde in de leden 1, 2 en 3, is op de rechtstreekse uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap van nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit dat niet onder cultuurgoederen in de zin van deze verordening valt, de nationale wetgeving van de lidstaat van uitvoer van toepassing.
Voetnoten
PB L 74 van 27.3.1993, blz. 74.