Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/13.1
13.1 Inleiding
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS370535:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Art. 176 Btw-richtlijn (ex art. 17 lid 6 Zesde richtlijn). Op grond van art. 177 Btw-richtlijn kan na raadpleging van het Btw-comité een lidstaat om conjuncturele redenen investeringsgoederen of andere goederen geheel of gedeeltelijk van de aftrekregeling uitsluiten. Slechts een enkele lidstaat heeft echter tot op heden van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. België, Duitsland, Oostenrijk en (met name) Italië hebben het Btw- comité in dit verband geraadpleegd. Zie: Consultations of the VAT Committee up to 31 December 2008, beschikbaar op: http://ec.europa.eu/taxation_customs/resources/documents/taxation/vat/key_documents/vat_committee/Consultations_VAT_Committee_en.pdf [geraadpleegd op 8 januari 2009, om 10:00].
Zie bijvoorbeeld: HvJ EG 6 juli 1995, nr. C-62/93 (BP Soupergaz), Jur. 1995, blz. I-01883, r.o. 18.
De heffing van btw verloopt op een indirecte wijze. Hoewel ondernemers in beginsel over al hun prestaties btw in rekening dienen te brengen, moeten zij worden ontlast van de belasting. Zij zijn immers niet de beoogde belastingsubjecten (zie deel II, hoofdstuk 9, paragraaf 9.9). Om ervoor te zorgen dat er in de productie- en distributieketen geen belastingdruk bestaat, hebben belastingplichtigen een aftrek van voorbelasting. De belastbaarheid van handelingen kan niet los worden gezien van de aftrek van voorbelasting.
Wil het uitgangspunt van een neutrale heffing tot zijn recht komen, dan betekent dit dat een oceaan van belastbaarheid veronderstelt dat er een even zo grote oceaan van aftrekrecht bestaat. Dit lijkt op het eerste gezicht ook het geval te zijn. De Btw-richtlijn koppelt een recht op aftrek dan ook aan uitgaande handelingen die belast zijn. De Wet OB doet dat sinds 1 januari 2007 ook.
In de oceaan van het recht op aftrek komen maar zeer weinig eilanden voor waarop géén recht op aftrek van voorbelasting bestaat. Weliswaar bevindt zich in het midden van de oceaan het eiland van de vrijgestelde prestaties, en kunnen lidstaten enige specifieke uitsluitingmogelijkheden handhaven die zij voor de inwerkingtreding van de Zesde richtlijn kenden1, toch is het aantal eilanden in de oceaan van het aftrek-recht beperkter dan die in de oceaan van belastbaarheid (zie hoofdstuk 16). Sterker nog, hoewel verwacht zou worden dat ieder eiland van onbelastbaarheid zou corresponderen met een eiland van aftrekbeperking, blijkt dit niet het geval te zijn. Het aantal eilanden in de oceaan van het recht op aftrek is beperkter dan het aantal eilanden van onbelastbaarheid in de oceaan van belastbaarheid. Het blijkt op grond van jurisprudentie van het HvJ EG mogelijk te zijn dat een belastingplichtige een recht op aftrek van voorbelasting heeft, voor goederen en diensten die hij gebruikt voor onbelastbare handelingen.
Aangezien het aftrekrecht een integrerend deel is van het btw-stelsel2, en dit onderzoek zich in eerste instantie richt op onbelastbare handelingen in het kader van contractuele samenwerking, is het voor dit onderzoek noodzakelijk om de potentiële omvang van het recht op aftrek van btw op goederen en diensten die worden gebruikt voor onbelastbare handelingen in kaart te brengen. Daarom onderzoek ik, nadat ik de oceaan van belastbaarheid en de eilanden daarin heb verkend, de oceaan van het aftrekrecht en de eilanden die zich daar mogelijk in bevinden. Dit onderzoek kan vanuit een Europeesrechtelijk perspectief plaatsvinden, aangezien het recht op aftrek met betrekking tot onbelastbare handelingen nagenoeg volledig wordt gedicteerd door de jurisprudentie van het HvJ EG.
In dit hoofdstuk ga ik dus eerst in op de mogelijke gronden waarop heffing van btw kan worden uitgesloten en vervolgens in op de mogelijke gronden waarop de aftrek van voorbelasting kan worden uitgesloten. In de volgende hoofdstukken toets ik de (on)belastbaarheid en het (ontbreken van het) recht op aftrek aan deze gronden. Het onderhavige hoofdstuk vormt aldus de theoretische basis waarop ik in de volgende hoofdstukken verder bouw.