Hof Amsterdam, 13-08-2013, nr. 200.123.524/01
ECLI:NL:GHAMS:2013:2941
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
13-08-2013
- Zaaknummer
200.123.524/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2013:2941, Uitspraak, Hof Amsterdam, 13‑08‑2013; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 94 Burgerlijk Wetboek Boek 1
- Vindplaatsen
JPF 2015/62
Uitspraak 13‑08‑2013
Inhoudsindicatie
Volgens vaste rechtspraak bepaalt de op het huwelijksvermogensrecht toepasselijke wet of een verkrijging uit gift of nalatenschap al dan niet in de gemeenschap valt.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 13 augustus 2013 (bij vervroeging)
Zaaknummer: 200.123.524/01
Zaaknummer eerste aanleg: 179635 / FA RK 11-914
in de zaak in hoger beroep van:
[…],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. M.J.F.A. Mutsaers te Haarlem,
tegen
[…],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. H. Shawky te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1.
Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.
1.2.
De vrouw is op 14 maart 2013 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikkingen van 24 juli en 18 december 2012 van de rechtbank Haarlem, met kenmerk 179635 / FA RK 11-914.
1.3.
De man heeft op 7 juni 2013 een verweerschrift ingediend.
1.4.
De vrouw heeft op 26 juli 2013 een nader stuk ingediend.
1.5.
De zaak is op 5 augustus 2013 ter terechtzitting behandeld.
1.6.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
2. De feiten
Partijen zijn [in] 1986 in gemeenschap van goederen gehuwd. Hun huwelijk is op 25 november 2011 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 3 augustus 2011 in de registers van de burgerlijke stand.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1.
Bij de bestreden beschikking van 18 december 2012 is de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap overeenkomstig rechtsoverwegingen 2.3 t/m 2.17 van de in de zaak gewezen tussenbeschikking van 24 juli 2012 en rechtsoverweging 2.2. van de eindbeschikking van 18 december 2012 vastgesteld.
Deze beschikking is gegeven op het verzoek van partijen de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen.
3.2.
De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikkingen in zoverre, te bepalen dat:
1. de peildatum voor omvang en waardering van de huwelijksgoederengemeenschap 1 augustus 2010 is met uitzondering van de overige peildata waar partijen het over eens zijn;
2. het saldo van de rekening op naam van de vrouw bij de Volksbank te Duitsland onder rekeningnummer [1] niet voor verdeling in aanmerking komt;
3. het saldo van de rekening op naam van de man bij de ABN/AMRO alleen dan niet voor verdeling in aanmerking komt, indien ook het saldo van de rekening bij de Volksbank te Duitsland met rekeningnummer [1] buiten de verdeling blijft en indien het hof meent dat het saldo van voornoemde rekening wel dient te worden verrekend, dan ook het saldo van deze ABN/AMRO rekening;
4. de auto aan de man wordt toebedeeld tegen een bedrag van € 21.050,-.
3.3.
De man verzoekt de bestreden beschikkingen te bekrachtigen met inachtneming van hetgeen hij ten aanzien van de door de vrouw geformuleerde grieven heeft opgemerkt.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1.
De vrouw heeft vier grieven aangevoerd tegen de bestreden beschikkingen. Ter terechtzitting van het hof is gebleken dat partijen over drie van de vier door de vrouw aangevoerde grieven overeenstemming hebben. Het gaat daarbij kort gezegd over de navolgende punten:
1. Partijen zijn overeengekomen dat, in afwijking van hetgeen in de beschikking van 24 juli 2012 is bepaald, als peildatum voor zowel de omvang als de waardering van de huwelijksgoederengemeenschap 1 augustus 2012 geldt.
2. De auto met kenteken […] die aan de man is toegedeeld wordt in de verdeling betrokken voor een waarde van € 21.050,- in plaats van het door de rechtbank in aanmerking genomen bedrag van € 18.300,-.
3. Indien het hof beslist dat de door de vrouw van haar moeder ontvangen nalatenschap in de huwelijksgoederengemeenschap valt, dan zal het saldo ad € 6.909,59 op de rekening van de man bij de ABN Amro bank onder nummer [2] gelijkelijk tussen partijen worden gedeeld.
4.2.
De vrouw bezit een rekening bij de Volksbank, Duitsland met rekeningnummer [1]. De vrouw stelt dat het saldo van die rekening niet in de verdeling dient te worden betrokken omdat het saldo is gevormd door hetgeen haar moeder haar naar Duits recht heeft nagelaten. Omdat een erfenis naar Duits recht geen deel uitmaakt van een huwelijksgemeenschap, komt het saldo van de rekening alleen haar toe, aldus de vrouw. Subsidiair heeft zij gesteld dat het altijd de bedoeling van partijen is geweest om het saldo van de rekening bij de Volksbank buiten de gemeenschap van goederen te houden. De man betwist een en ander gemotiveerd. Hij wijst erop dat de rekening al jaren voor het overlijden van de moeder van de vrouw bestond en dat het saldo van de rekening uit drie componenten is opgebouwd, te weten een schenking door de moeder van de vrouw aan hen beiden van DM 50.000,-, de nalatenschap van de vader van de vrouw van € 35.000,- en tot slot het bedrag dat is vrijgekomen na het overlijden van de moeder van de vrouw.
4.3.
Het hof overweegt als volgt. Partijen zijn naar Nederlands recht in gemeenschap van goederen gehuwd. Volgens vaste rechtspraak bepaalt de op het huwelijksvermogensrecht toepasselijke wet of een verkrijging uit gift of nalatenschap al dan niet in de gemeenschap valt. De moeder van de vrouw is overleden op 9 september 2007, derhalve ruim vier jaar vóór de echtscheiding. Niet gebleken is dat de moeder van de vrouw bij testament uitdrukkelijk heeft bepaald dat hetgeen door de vrouw na haar overlijden zou worden verkregen buiten de gemeenschap waarin de vrouw was gehuwd viel, conform het bepaalde in het ten tijde van het overlijden geldende artikel 1:94 lid 1 Burgerlijk Wetboek. In de door de vrouw overgelegde in de Duitse taal handgeschreven laatste wil van haar ouders gedateerd 16 december 2003 valt geen uitdrukkelijke uitsluiting te lezen zijn, zodat dit stuk onvoldoende is om het standpunt van de vrouw te volgen. De conclusie is dan ook dat het saldo op voornoemde rekening in de gemeenschap van goederen is gevallen en tussen partijen gedeeld dient te worden. De door de vrouw gestelde bedoeling van de moeder, zo al juist, doet daaraan niet af. Het hof ziet in hetgeen de vrouw ter terechtzitting heeft aangevoerd geen aanleiding op grond van de redelijkheid en billijkheid af te wijken van deze bestendige jurisprudentie.
Tegenover de gemotiveerde betwisting door de man heeft de vrouw haar stelling dat het de intentie van partijen is geweest om het saldo van de rekening buiten de gemeenschap te houden omdat het saldo van de rekening in Duitsland is gehouden en niet is overgeheveld naar Nederland, onvoldoende onderbouwd. Derhalve valt het op de peildatum bestaande saldo van de rekening naar Nederlands recht in de gemeenschap van goederen waarin partijen waren gehuwd. De conclusie is dan ook dat de derde grief van de vrouw faalt, dat aan de man de helft van het saldo bij de Volksbank toekomt en aan de vrouw een bedrag van € 3.454,80 zijnde de helft van het saldo van de op naam van de man staande rekening bij de ABN Amro bank, alsmede dat de auto van de man in de verdeling dient te worden betrokken voor een waarde van € 21.050,-.
4.4.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikkingen waarvan beroep met inachtneming van hetgeen in deze beschikking onder 4.1 en 4.3 is overwogen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Driessen - Poortvliet, mr. R.G. Kemmers en mr. J.G. Gräler in tegenwoordigheid van mr. H.T. Klein Schiphorst als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2013.