Hof 's-Hertogenbosch, 12-07-2021, nr. 20-003515-19
ECLI:NL:GHSHE:2021:3898
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
12-07-2021
- Zaaknummer
20-003515-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2021:3898, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 12‑07‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:4
Uitspraak 12‑07‑2021
Inhoudsindicatie
gepubliceerd in verband met het ingesteld cassatieberoep
Parketnummer : 20-003515-19
Uitspraak : 12 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 11 maart 2019, met parketnummer 12-700441-11 tegen de aangehouden persoon:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats/land] op [geboortedag] 1981,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Ter Apel, Gevangenis te Ter Apel.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de aangehoudene niet-ontvankelijk in het hoger beroep zal verklaren.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de aangehoudene zal ontvangen in zijn hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor het hof is het navolgende gebleken.
De aangehoudene is per dagvaarding d.d. 14 maart 2018 opgeroepen om voor de rechter te verschijnen in verband met de herkenningsprocedure als bedoeld in artikel 579 e.v. van het Wetboek van Strafvordering.
Bij vonnis d.d. 11 maart 2019 heeft de rechtbank vastgesteld dat de aangehouden persoon gedagvaard als [verdachte] de veroordeelde [verdachte] is. Deze beslissing van de rechtbank berust op de artikelen 579 en 581 van het Wetboek van Strafvordering.
De aangehoudene heeft bij akte d.d. 22 maart 2019 hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld.
De aan deze zaak ten grondslag liggende procedure, te weten het rechtsgeding tot herkenning van veroordeelden of van andere gevonniste personen, was opgenomen in de vierde afdeling van de eerste titel van Boek V van het Wetboek van Strafvordering.
Bij de inwerkingtreding van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen op 1 januari 2020 is onder meer deze afdeling komen te vervallen. Deze wet kent geen overgangsrecht.
Blijkens het kamerstuk 34086 nr. 4, inhoudende het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 4 september 2014 en het nader rapport d.d. 20 november 2014, heeft de Afdeling advisering van de Raad van State de regering geadviseerd de noodzaak van de voorgestelde overneming van de bestaande regeling inzake het rechtsgeding tot herkenning van veroordeelden in de memorie van toelichting toe te lichten, nu blijkens de huidige toelichting wordt gesteld dat deze regeling nauwelijks wordt toegepast en dat door de nieuwe mogelijkheden tot identiteitsvaststelling en de toepassing daarvan zich de vraag laat stellen of deze aparte rechtsgang nog relevant is.
Naar aanleiding van dit advies is de regering nagegaan in hoeveel gevallen het huidige rechtsgeding tot herkenning van veroordeelden of van andere gevonniste personen (artikel 579 e.v. Sv) feitelijk is toegepast. Dit bleek in de afgelopen tien jaar geen enkele keer het geval te zijn geweest. Hieruit heeft de regering opgemaakt dat de huidige wijze van identiteitsvaststelling inderdaad met voldoende zekerheid discussie over de identiteit van veroordeelden uitsluit. Het voorgestelde artikel over identiteitsvaststellingdoor de rechter in de fase van de tenuitvoerlegging (artikel 6:6:7 Sv) heeft de regering dan ook geschrapt uit het wetsvoorstel en de memorie van toelichting is hierop aangepast.
Op grond van het vorenstaande concludeert het hof dat vanaf 1 januari 2020 er geen procedure meer bestaat tot herkenning van veroordeelden of van andere gevonniste personen. Anders gezegd, de trein is gaan rijden, doch voordat deze het eindstation heeft bereikt is de rails weggehaald en kan deze niet meer verder rijden. Dit maakt dat het hof de aangehoudene niet kan ontvangen in zijn hoger beroep, nu dit ziet op een procedure die de wet niet (meer) kent.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de aangehoudene niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. G.J. Schiffers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Tatters, griffier,
en op 12 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen en mr. C.M. Hilverda zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.