Implementatiebesluit Richtlijn openbaarmaking winstbelasting
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 22-06-2024
- Bronpublicatie:
14-02-2024, Stb. 2024, 43 (uitgifte: 01-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-05-2024, Stb. 2024, 148 (uitgifte: 07-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Informatieverplichting
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Vennootschapsbelasting / Algemeen
1.
Een bijkantoor maakt jaarlijks een verslag inzake de winstbelasting openbaar en toegankelijk indien de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
- a.
de netto-omzet van het bijkantoor bedraagt op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, meer dan het bedrag, genoemd in artikel 396, eerste lid, onderdeel b, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
- b.
de vennootschap die het bijkantoor heeft gevestigd, is hetzij een niet onder het recht van een lidstaat van de Europese Unie of onder het recht van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte vallende groepsmaatschappij van een groep waarvan de uiteindelijke moedermaatschappij op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, totale geconsolideerde inkomsten heeft die blijkens haar geconsolideerde jaarrekening meer bedragen dan € 750.000.000 en die niet valt onder het recht van een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hetzij een op zichzelf staande vennootschap die niet valt onder het recht van een lidstaat van de Europese Unie of onder het recht van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en waarvan de inkomsten op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, meer bedragen dan € 750.000.000; en
- c.
de uiteindelijke moedermaatschappij, bedoeld in onderdeel b, heeft geen dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 3.
2.
Het verslag inzake de winstbelasting heeft betrekking op de uiteindelijke moedermaatschappij of de op zichzelf staande vennootschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.