RvdW 2016/1009
Inning van door Productschap Zuivel opgelegde superheffing na opheffing productschap; procesbevoegdheid Staat of minister?; uitzondering op hoofdregel procesbevoegdheid?; uitleg art. XXXIX lid 4 en art. XLIX Wet opheffing bedrijfslichamen.
HR 30-09-2016, ECLI:NL:HR:2016:2233
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 september 2016
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/00747
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Staatsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2233, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑09‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:837, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑07‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑02‑2016
- Wetingang
Art. XXXIX lid 4, XLIX Wet opheffing bedrijfslichamen
Essentie
Inning van door Productschap Zuivel opgelegde superheffing na opheffing productschap; procesbevoegdheid Staat of minister?; uitzondering op hoofdregel procesbevoegdheid?; uitleg art. XXXIX lid 4 en art. XLIX Wet opheffing bedrijfslichamen.
De bevoegdheid om als partij in een burgerlijk geding op te treden komt in beginsel alleen toe aan natuurlijke personen en rechtspersonen. Een uitzondering hierop valt uitsluitend aan te nemen als daartoe een bijzondere grond bestaat, zoals in het geval dat de wet een orgaan van een rechtspersoon uitdrukkelijk procesbevoegdheid toekent. Voor het aannemen van procesbevoegdheid is ontoereikend dat de wet het orgaan vertegenwoordigingsbevoegdheid toekent, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.