Hof Leeuwarden, 17-02-2011, nr. 200.064.512
ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ8148, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
17-02-2011
- Magistraten
Mrs. B.J.J. Melssen, W. Breemhaar, R. Feunekes
- Zaaknummer
200.064.512
- LJN
BQ8148
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ8148, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 17‑02‑2011
Cassatie: ECLI:NL:HR:2011:BU1709, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Uitspraak 17‑02‑2011
Inhoudsindicatie
Betreft kinderalimentatie. Anders dan de man verdedigt gaat het de rechtsvormende taak van de rechter te buiten om de nieuwe partner van de vrouw, met wie zij niet getrouwd is en met wie zij geen geregistreerd partnerschap heeft, gelijk te stellen met een stiefvader.
Mrs. B.J.J. Melssen, W. Breemhaar, R. Feunekes
Partij(en)
Beschikking in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. E.A.C. Nijhof-Top,
kantoorhoudende te Zeewolde,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J. Borsch,
kantoorhoudende te Assen.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 10 maart 2010 heeft de rechtbank Assen de beschikking van 25 juni 2003 van de rechtbank Utrecht gewijzigd in die zin dat de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [kind 1], geboren [in 1998], en [kind 2], geboren [in 1999], met ingang van 28 april 2009 is bepaald op € 376,35 per kind per maand.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 3 mei 2010, heeft de man verzocht de beschikking van 10 maart 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat de onderhoudsbijdrage die hij heeft te voldoen zal worden gesteld op nihil, althans een zodanig bedrag en met ingang van indiening van het oorspronkelijke verzoekschrift per 28 april 2009 als het hof zal vermenen te behoren; de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure waaronder het salaris van de gemachtigde van de man.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 12 juli 2010, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht het door de man verzochte af te wijzen en de beschikking van 10 maart 2010 te bekrachtigen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 21 oktober 2010 van mr. Borsch.
Ter zitting van 1 november 2010 is de zaak behandeld. Bijgestaan door hun advocaten zijn beide partijen verschenen.
De beoordeling
De feiten
1.
[kind 1] en [kind 2] zijn geboren uit het [in 1997] gesloten huwelijk van partijen.
2.
Partijen hebben op 26 mei 2003 een echtscheidings- en een kinderconvenant gesloten. In de artikelen 3.1 en 3.2 van het echtscheidingsconvenant en in paragraaf IX van het kinderconvenant is opgenomen — voor zover hier van belang — dat de man met ingang van 1 mei 2003 € 140,- per kind per maand alimentatie aan de vrouw dient te betalen en dat hij de kosten van de naschoolse opvang zal dragen. Laatstgenoemde kosten bedroegen ten tijde van het ondertekenen van het convenant € 240,- per maand voor beide kinderen tezamen.
3.
Bij beschikking van 25 juni 2003 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is de kinderalimentatie bepaald overeenkomstig de artikelen 3.1 en 3.2 van het echtscheidingsconvenant. Op 2 juli 2003 is het huwelijk ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
4.
Op 28 april 2009 heeft de vrouw zich tot de rechtbank gewend met het verzoek de kinderalimentatie te wijzigen in een bedrag van € 612,- per kind per maand. De man heeft zich hiertegen verweerd en op zijn beurt verzocht de kinderalimentatie op nihil te stellen.
5.
Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder ‘Het geding in eerste aanleg’. Tegen deze beslissing is het appel van de man gericht.
De wijziging van omstandigheden
6.
De rechtbank heeft een wijziging van omstandigheden aangenomen die een hernieuwde beoordeling van de draagkracht van de man rechtvaardigt. Tegen dit oordeel heeft de man in zijn appelschrift geen concrete grief gericht. Dat hij zich eerst ter zitting van het hof erop heeft beroepen dat geen sprake zou zijn van een wijziging van omstandigheden acht het hof, gelet op de eisen van een behoorlijke procesorde, tardief. Daarom zal deze grief niet alsnog in de rechtsstrijd worden betrokken.
De geschilpunten
7.
De geschilpunten tussen partijen betreffen:
- —
de behoefte van de kinderen;
- —
de onderhoudsplicht van de nieuwe partner van de vrouw (hierna: [partner van de vrouw]);
- —
de draagkracht van de man en wel op de volgende punten:
- —
het inkomen;
- —
de woonlasten;
- —
de premie ziektekostenverzekering;
- —
de afbetaling op schulden;
- —
de draagkracht van de vrouw;
- —
de ingangsdatum;
- —
de kostenveroordeling.
De behoefte van de kinderen
8.
Uit de formulering in het echtscheidings- en kinderconvenant leidt het hof af dat partijen toentertijd een duidelijk onderscheid hebben gemaakt tussen de door de man verschuldigde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en de kosten van de naschoolse opvang van [kind 1] en [kind 2]. Dit volgt met name uit het feit dat tussen de kinderalimentatie en de kosten van naschoolse opvang in de convenanten niet een rechtstreeks verband is gelegd. Dat een wijziging in de kosten van buitenschoolse opvang van directe invloed zou zijn op de kinderalimentatie blijkt immers niet.
9.
Op grond daarvan dient ervan te worden uitgegaan dat de ouders de bijdrage van de man in de behoefte van [kind 1] en [kind 2] toen hebben gesteld op € 140,- per kind per maand. Weliswaar heeft de moeder aangevoerd dat dit niet juist is, maar daarvoor had ze een grove miskenning van de wettelijke maatstaven moeten stellen en onderbouwen zoals hiervoor onder 7 overwogen. Dat heeft zij niet gedaan.
10.
Het op 26 mei 2003 overeengekomen aandeel van de man in de kosten van [kind 1] en [kind 2] van € 140,- per kind per maand bedraagt na indexering per 28 april 2009 € 158,- per kind per maand. Daarmee staat de maximaal door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] vast. Reeds om die reden dient het verzoek van de vrouw tot verhoging van de kinderalimentatie te worden afgewezen.
De onderhoudsplicht van [partner van de vrouw]
11.
Op grond van artikel 1:392 lid 1 onder c BW zijn stiefouders gehouden tot het verstrekken van levensonderhoud. Uit artikel 1:395 BW volgt dat een stiefouder alleen verplicht is gedurende zijn huwelijk of geregistreerd partnerschap levensonderhoud te verstrekken aan de tot zijn gezin behorende minderjarige kinderen van zijn echtgenoot of geregistreerde partner.
12.
De vrouw en [partner van de vrouw] zijn niet getrouwd en hebben ook geen geregistreerd partnerschap. Dat betekent dat [partner van de vrouw] op basis van de wet niet onderhoudsplichtig is voor [kind 1] en [kind 2].
13.
Desondanks is de man van mening dat ook [partner van de vrouw] in redelijkheid dient bij te dragen in de onderhoudskosten van [kind 1] en [kind 2]. De man pleit voor toepassing van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid ten aanzien van de artikelen 1:392 en 1:395 BW. De jurisprudentie over deze artikelen is volgens de man achtergebleven bij de maatschappelijke ontwikkelingen ten aanzien van samenwonen, gezinnen en relaties.
14.
Anders dan de man verdedigt gaat het de rechtsvormende taak van de rechter te buiten om de nieuwe partner van de vrouw, met wie zij niet getrouwd is en met wie zijn geen geregistreerd partnerschap heeft, gelijk te stellen met een stiefvader.
Het inkomen
15.
Het hof zal uitgaan van het bruto jaarinkomen van de man als vermeld in de jaaropgave van het jaar 2009 dat € 49.507,- bedraagt. In dat inkomen zijn de inhoudingen en bijtellingen door de werkgever, zoals de inhouding van pensioenpremies, reeds verwerkt. Voorts zijn in de jaaropgave alle fiscaal relevante inkomsten opgenomen.
De woonlasten
16.
Evenals de rechtbank zal het hof alleen rekening houden met de daadwerkelijke woonlasten van de man, te weten € 11.049,48 per jaar. De verhoging van zijn hypotheekschuld met € 25.000,- heeft de man aangewend om zijn advocaatkosten te voldoen en andere zaken aan te schaffen waarvan de noodzaak niet is gebleken. Een en ander heeft geen voorrang op de onderhoudsverplichting van de man jegens zijn kinderen.
De premie ziektekostenverzekering
17.
Uit een door de man overgelegd rekeningafschrift van de Rabobank d.d. 8 april 2010 blijkt dat hij voor zijn ziektekostenverzekering bij FBTO een premie van € 159,67 per maand verschuldigd is. Naast de inkomensafhankelijke bijdrage zal het hof rekening houden met dit bedrag.
De afbetaling op schulden
18.
De man stelt dat rekening dient te worden gehouden met het feit dat hij schulden heeft moeten maken bij vrienden en dat hij deze dient af te betalen. De man voert aan dat het gedrag van de vrouw hem genoodzaakt heeft deze leningen aan te gaan. Zij dwingt hem sinds 2005 tot het voeren van rechtszaken, waardoor zijn eigen financiële reserves zijn uitgeput, aldus de man.
19.
Bij de bepaling van de draagkracht worden tot de noodzakelijke lasten slechts die lasten gerekend, die ten opzichte van het onderhoudsgerechtigde kind in ieder geval als redelijke uitgaven kunnen worden beschouwd. Dat geldt niet voor advocaatkosten. Wel voor huwelijkse schulden, maar daar is hier geen sprake van. Het hof zal dus geen rekening houden met enige aflossing op schulden.
De draagkrachtberekening van de man
20.
Gelet op het vorenstaande en voorts uitgaande van de overige niet betwiste gegevens waaronder die in de beschikking waarvan beroep wordt de draagkracht van de man berekend als in de aangehechte draagkrachtberekening is opgenomen.
21.
Van de draagkrachtruimte is 70%, derhalve afgerond € 701,- per maand beschikbaar voor alimentatie. Aldus is de man nog steeds in staat zijn in 2003 vastgestelde aandeel in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] en [kind 1], ook na indexering, te blijven betalen. Dit leidt tot afwijzing van zijn verzoek tot nihilstelling.
De draagkracht van de vrouw
22.
Bij de vaststelling van de kinderalimentatie in 2003 betrof de bijdrage van de man ook niet de gehele behoefte van de kinderen. Blijkens de inhoud van het echtscheidings- en kinderconvenant nam de vrouw, buiten de kinderalimentatie en de kosten van naschoolse opvang alle overige kosten voor haar rekening. Het hof gaat er van uit dat de vrouw ook thans in de resterende behoefte van [kind 2] en [kind 1] voorziet.
De kostenveroordeling
23.
Het is voor het hof duidelijk dat partijen elkaar over en weer in procedures betrekken. Mede gelet op het karakter van alimentatieprocedures, ziet het hof geen aanleiding af te wijken van het uitgangspunt dat de proceskosten tussen ex-echtgenoten gelijkelijk worden verdeeld.
Slotsom
24.
Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
25.
Nu partijen gewezen echtgenoten zijn worden de kosten van het geding in beide instanties gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
wijst de verzoeken van partijen tot wijziging van de beslissing d.d. 25 juni 2003 van de rechtbank Utrecht en de daaraan ten grondslag liggende convenanten van 26 mei 2003 af;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het geding in beide instanties draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. B.J.J. Melssen, W. Breemhaar en
R. Feunekes, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 17 februari 2011 in het bijzijn van de griffier.