Hof Arnhem-Leeuwarden, 09-07-2013, nr. CR 200.117.037-01 9-7-2013
ECLI:NL:GHARL:2013:5448
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
09-07-2013
- Zaaknummer
CR 200.117.037-01 9-7-2013
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2013:5448, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 09‑07‑2013; (Hoger beroep)
Uitspraak 09‑07‑2013
Inhoudsindicatie
Partneralimentatie. Door kwetsend en groevend gedrag van de vrouw is van lotsverbondenheid geen sprake meer. Alimentatieverzoek afgewezen.
Beschikking d.d. 9 juli 2013
Zaaknummer 200.117.037
HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. C.M. de Jonge, kantoorhoudende te Emmen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat thans mr. F.B. Flooren, kantoorhoudende te Groningen, voorheen mr. J.L. Noordhof, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste aanleg
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 26 september 2012 (88462 / FA RK 11-2292), hersteld bij beschikking van 3 oktober 2012, heeft de rechtbank Assen de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 januari 2012 bepaald op € 548,- per maand.
Het geding in hoger beroep
Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 21 november 2012, heeft de man verzocht de beschikking van 26 september 2012 te vernietigen en opnieuw beslissende de vrouw in haar verzoek tot vaststelling van een door de man aan haar te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar die vordering te ontzeggen, zulks met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedures in eerste aanleg en hoger beroep.
Voorts heeft de man het hof verzocht de werking van de uitvoerbaarheid bij voorraadverklaring van de beschikking van de rechtbank Assen d.d. 26 september 2012 te schorsen.
Bij beschikking van 10 januari 2013 (gegeven onder zaaknummer 200.117.037/02) heeft het hof het verzoek van de man strekkende tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking van 26 september 2012 afgewezen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 28 januari 2013, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht te bepalen dat de grieven van de man falen.
Tevens heeft de vrouw bij voormeld verweerschrift incidenteel beroep ingesteld en daarin verzocht de beschikking van 26 september 2012 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat de man aan de vrouw een (naar het hof begrijpt:) netto bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud dient te voldoen van € 833,- per maand, subsidiair een bijdrage als het gerechtshof in goede justitie zal menen te behoren vast te stellen.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 22 maart 2013, heeft de man het verzoek in het incidenteel beroep bestreden.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van
13 december 2012 met bijlagen en een tweetal brieven van 1 mei 2013 met bijlage(n) van mr. De Jonge en een brief van 1 mei 2013 met bijlagen van
mr. Flooren.
Ter zitting van 13 mei 2013 is de zaak behandeld. Verschenen zijn partijen met hun advocaten.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1.
Het huwelijk tussen partijen is [in 2008] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van [2008] van de rechtbank Groningen in de registers van de burgerlijke staat.
2.
Uit het huwelijk van partijen zijn twee kinderen geboren, te weten [kind 1], geboren [in 1998], en [kind 2], geboren [in 2001]
. De kinderen hebben hun vaste verblijfplaats bij de vrouw en er vindt geen omgang met de man plaats.
3.
De vrouw heeft bij verzoekschrift van 22 augustus 2011, binnengekomen bij de griffie van de rechtbank op 25 augustus 2011, verzocht om vaststelling van een door de man aan haar te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud. De man heeft hiertegen verweer gevoerd.
4.
Bij beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank op het verzoek van de vrouw beslist als hiervoor vermeld onder "Het geding in eerste aanleg". Het hoger beroep van de man en het incidenteel appel van de vrouw richtten zich tegen deze beslissing.
De geschilpunten
5.
De geschilpunten tussen partijen betreffen:
● de lotsverbondenheid tussen partijen;
● de behoefte van de vrouw;
● de behoeftigheid van de vrouw;
● de draagkracht van de man, en wel op de volgende punten:
○ de hypotheekrente;
○ de ziektekosten;
○ het verplichte eigen risico ten behoeve van de zorgverzekering;
○ de overige zelf betaalde niet vergoede ziektekosten;
○ de door de man te betalen kinderalimentatie voor [kind 1] en [kind 2];
○ de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en
opvoeding van zijn stiefkinderen;
○ de aflossing op schulden;
○ het toegepaste draagkrachtpercentage;
● de ingangsdatum van de alimentatieverplichting.
De overwegingen
De lotsverbondenheid tussen partijen
6.
De man is van mening dat de vrouw zich zodanig grievend jegens hem heeft gedragen dat betaling van partneralimentatie - voor het eerst ruim vier jaar na ontbinding van het huwelijk - in redelijkheid niet van hem kan worden gevergd. De man stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een dusdanig uitzonderlijk geval dat moet worden geconcludeerd dat aan de lotsverbondenheid tussen partijen een einde is gekomen.
De vrouw betwist dit en is van mening dat de lotsverbondenheid tussen partijen nog steeds bestaat.
7.
Het hof stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of aan de gewezen echtgenoot een uitkering voor het levensonderhoud moet worden toegekend, en zo ja tot welk bedrag, rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. Hieronder zijn ook te verstaan niet financiële omstandigheden, zoals gedragingen van de onderhoud verzoekende echtgenoot. Er kan sprake zijn van feiten en omstandigheden van een zodanige aard dat van een gewezen echtgenoot in redelijkheid niet of niet ten volle kan worden gevergd aan het levensonderhoud van de ander bij te dragen. De lotsverbondenheid die door het huwelijk is ontstaan en ook na de beëindiging van het huwelijk doorwerkt, kan in zo'n situatie niet langer gelden als grondslag voor de onderhoudsverplichting.
8.
De enkele constatering van grievend gedrag van de degene die alimentatie verzoekt jegens de alimentatieplichtige, leidt er niet zonder meer toe dat de lotsverbondenheid niet langer aanwezig is. In het algemeen dient terughoudendheid te worden betracht bij de beoordeling of zich in een concreet geval een zodanige situatie voordoet, mede gelet op het onherroepelijke karakter van een beëindiging dan wel matiging van de alimentatieverplichting. Voorts dient bedacht te worden dat het op zichzelf niet ongebruikelijk is dat een relatiebreuk dan wel echtscheiding gepaard gaat met de nodige emoties. Niet iedere vorm van wangedrag dan wel grievend gedrag is daarom aanleiding om de onderhoudsverplichting te matigen.
9.
In het onderhavige geval heeft de man in eerste aanleg en in hoger beroep betoogd dat de vrouw zich zodanig jegens hem heeft gedragen dat er een einde is gekomen aan de hiervoor bedoelde lotsverbondenheid. De rechtbank heeft de vraag of de lotsverbondenheid geëindigd is door de gedragingen van de vrouw ontkennend beantwoord. Het hof zal de door de man in eerste aanleg en in hoger beroep benoemde gedragingen hieronder bespreken en daarbij alle stellingen en weren van partijen betrekken.
De bejegening van de man
10.
De man heeft betoogd dat de vrouw hem onheus heeft bejegend. Uit het dossier blijkt dat de vrouw emailadressen met de naam [e-mail adres 1] en [e-mail adres 2] in gebruik heeft gehad. Het hof constateert dat er, als men het laatste emailadres achterwaarts leest, [naam] staat. Het hof is van oordeel dat dergelijke emailadressen alleen in gebruik worden genomen in een poging de ander te kwetsen. De vrouw uit zich daarnaast in een aantal zich in het dossier bevindende emails ook laatdunkend richting de man. Voorts blijkt uit het dossier dat de vrouw de man niet of veel te laat informeert over zaken die de kinderen aangaan. De vrouw heeft de begeleider van het hockeyteam van [kind 2] zelfs verboden om de man te informeren over de hockeywedstrijden van [kind 2].
Ten slotte heeft de vrouw enorm boos richting de man gereageerd toen hij een kaartje en bloemen in het ziekenhuis heeft afgegeven nadat hem bekend was geworden dat [kind 1] daar was opgenomen na een operatie. Het hof is van oordeel dat het bovenstaande handelen van de vrouw richting de man als grievend en kwetsend kan worden omschreven.
De beschuldiging van het bekijken/downloaden van kinderporno
11.
De man stelt dat de vrouw hem ten onrechte heeft beschuldigd van het bekijken en downloaden van kinderporno en dat zij hiervan onterecht aangifte heeft gedaan De vrouw erkent dat zij aangifte tegen de man heeft gedaan wegens het bekijken/downloaden van kinderporno. De vrouw is van mening dat zij, gelet op hetgeen zij geconstateerd had in de internetgeschiedenis van haar computer, gegronde reden had om aangifte tegen de man te doen. Voorts stelt de vrouw dat het haar vrij staat om aangifte te doen van strafbare feiten op het moment dat hiervoor alle aannemelijkheid bestaat.
12.
Uit het dossier leidt het hof af dat de vrouw vanaf 2007 beschuldigingen aan het adres van de man uit dat hij - met gebruikmaking van de computer van de vrouw - kinderpornosites bezoekt. De vrouw heeft hiervan op 21 april 2008 aangifte gedaan en de politie heeft haar computer naar aanleiding van de aangifte onderzocht.
De politie heeft geen sporen van kinderporno op de computer gevonden en de zaak is geseponeerd. Het enkele feit dat de vrouw aangifte tegen de man heeft gedaan wegens het bekijken/downloaden van kinderporno acht het hof niet dusdanig grievend dat dit het verbreken van de lotsverbondenheid tot gevolg moet hebben. Het hof rekent het de vrouw echter wel aan dat zij heeft nagelaten de man te infomeren over de door haar gedane aangifte en belangrijker nog over het feit dat de politie de zaak heeft geseponeerd. Pas nadat de vrouw hieromtrent van de rechtbank opheldering moest geven heeft zij bij de politie geïnformeerd naar de voortgang van het onderzoek en heeft zij de man geïnformeerd dat de zaak door de politie was geseponeerd. Het hof acht het voorts zeer kwalijk dat de vrouw de beschuldigingen tot op heden blijft uiten.
De beschuldiging van seksueel overschrijdend gedrag jegens [kind 1]
13.
Daarnaast uit de vrouw beschuldigingen van seksueel overschrijdend gedrag van de man jegens [kind 1]. Deze beschuldiging en de beschuldiging van het bekijken/downloaden van kinderporno zijn volgens de man een ernstige aanslag op zijn persoonlijke levenssfeer geweest. De vrouw stelt dat de man dit niet aannemelijk heeft gemaakt.
14.
Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt dat de vrouw de man veelvuldig heeft beschuldigd van seksueel overschrijdend gedrag bij [kind 1]. Ook bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de vrouw er blijk van gegeven dat zij vasthoudt aan (het vermoeden van) seksueel overschrijdend gedrag van de man. De vrouw heeft de afgelopen jaren echter geen enkel (objectief) bewijs van seksueel overschrijdend gedrag van de man geleverd en heeft hiervan ook nimmer aangifte bij de politie gedaan.
Het hof is van oordeel dat het consequent blijven uiten van de beschuldiging in dit geval erg kwetsend voor de man is, nu de man zich niet in rechte kan verweren tegen de beschuldigingen. Het hof acht het aannemelijk dat de geuite beschuldigen een diepe impact op de man hebben gehad, en nog steeds hebben.
De omgang met de kinderen
15.
De man stelt dat de vrouw de contacten en de omgang tussen hem en de kinderen dusdanig heeft gemanipuleerd en gefrustreerd dat er thans in het geheel geen contact meer is en er geen omgang meer plaatsvindt, hetgeen een grote impact op zijn leven heeft gehad. De vrouw ontkent dat zij de kinderen bij de man weghoudt. De man heeft volgens de vrouw zelf de keuze gemaakt om het door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de raad) geadviseerde traject bij het Omgangscentrum niet te willen volgen.
16.
Uit het dossier blijkt dat partijen een jarenlange strijd hebben gevoerd over een zorgregeling tussen de man en de kinderen. In het kader van deze procedure hebben partijen ook een tweetal mediationtrajecten gevolgd. Het hof leidt uit de zich in het dossier bevindende correspondentie tussen partijen en partijen en de mediator, [mediator], af dat zowel het mediationtraject tussen partijen in 2008 als het traject in 2009 is mislukt doordat de vrouw zich slechts zeer beperkt beschikbaar wilde stellen voor dit traject, waarbij deze beschikbaarheid voor de man zeer lastig te combineren was met zijn werk. Voorts heeft de vrouw in 2009 ook niet meer gereageerd op een email van [mediator], waarna het traject is afgebroken. In mei 2010 heeft de man zijn verzoek tot het vaststellen van een zorgregeling tussen hem en de kinderen ingetrokken. Naar het oordeel van het hof blijkt uit het dossier dat de man in het belang van de kinderen heeft afgezien van zijn recht op omgang met de kinderen. De man wilde hiermee voorkomen dat de kinderen klem en verloren zouden raken. Het hof vindt de uitlatingen van de vrouw dat de man er zelf voor heeft gekozen om af te zien van omgang met de kinderen, gelet op het zeer moeizame traject om tot een zorgregeling te komen en de hierboven geschetste gang van zaken rondom mediation, een onjuiste weergave van de feiten en bijzonder kwetsend voor de man.
17.
Het dossier biedt naar het oordeel van het hof daarnaast sterke aanwijzingen dat de vrouw probeert de man helemaal uit het leven van de kinderen te weren. Er is geen zorgregeling tussen de man en de kinderen, de vrouw overlegt nauwelijks tot niet met de man omtrent zaken die de kinderen aangaan en zij informeert de man ook niet, nauwelijks of te laat over zaken die de kinderen aangaan. De vrouw geeft er ook op geen enkele wijze blijk van haar houding in deze te willen wijzigen of aan te passen: integendeel, zij is er van overtuigd dat zij juist handelt ook al heeft dat tot gevolg dat de man geen enkele rol van betekenis meer speelt in het leven van de kinderen. Het hof acht deze situatie zeer schrijnend en kwetsend tegenover de man.
Einde lotsverbondenheid
18.
Het hof stelt vast dat er inmiddels geruime tijd is verstreken sinds het huwelijk van partijen is ontbonden. Al het voorgaande kan al lang niet meer gekoppeld worden aan de emoties die gepaard kunnen gaan met een recente relatiebreuk. De man heeft aangegeven dat hij zich ernstig psychisch gekrenkt heeft gevoeld (en voelt) door het handelen van de vrouw en dat hij zich onder behandeling van een psycholoog heeft moeten stellen. Zijn carrière heeft eveneens te lijden gehad door zijn verminderde psychische functioneren. Het hof heeft de vrouw ter zitting gevraagd of zij begrijpt dat de man haar handelen als zeer grievend heeft ervaren. De vrouw heeft hierop - zonder aarzeling - ontkennend geantwoord en heeft geen enkel begrip voor de gevoelens van de man getoond. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw er blijk van gegeven geen enkele lotsverbondenheid meer te voelen jegens de man. Zij staat onverschillig tegenover de man en zijn beleving.
Zij verwacht van hem echter wel dat hij nog een lotsverbondenheid met haar voelt en een bijdrage in haar levensonderhoud voldoet.
19.
Het hof acht aannemelijk dat de hiervoor genoemde gedragingen van de vrouw in onderlinge samenhang bezien door de man als zeer kwetsend en ingrijpend zijn ervaren, en dat ze een onherroepelijk einde hebben gemaakt aan het gevoel van lotsverbondenheid van hem jegens de vrouw. Dit terwijl juist die verbondenheid, ontstaan door het huwelijk, één van de voornaamste gronden is voor de alimentatieplicht. Alle omstandigheden in aanmerking nemend, is het hof van oordeel dat van de man in redelijkheid niet gevergd kan worden dat hij een bijdrage levert aan de kosten van levensonderhoud van de vrouw omdat door haar kwetsende en grievende gedrag van lotsverbondenheid geen sprake meer is. Het verzoek van de vrouw om een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud moet derhalve worden afgewezen.
20.
Nu er geen grond is voor een bijdrage van de man in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw, komt het hof niet toe aan een bespreking van hetgeen partijen omtrent de behoefte, de behoeftigheid en de draagkracht naar voren hebben gebracht.
Slotsom
21.
Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
22.
Het hof ziet in het door man met betrekking tot de proceskosten gestelde geen aanleiding af te wijken van het gebruikelijke uitgangspunt. Derhalve zullen, nu partijen gewezen echtgenoten zijn, de kosten van het geding in beide instanties worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
wijst het inleidend verzoek van de vrouw af;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het geding in eerste aanleg en hoger beroep draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.H. Garos, voorzitter, R. Feunekes en G.K. Schipmölder, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
9 juli 2013 in bijzijn van de griffier.