Einde inhoudsopgave
Besluit Pensioenwet BES
Artikel 14 Parameters vanaf 2012
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van het Koninkrijk. Dit artikel treedt, voor zover zij dient ter uitvoering van art. 16a van de Pensioenwet BES, in werking op 10-10-2013.
- Bronpublicatie:
30-08-2010, Stb. 2010, 370 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-09-2010, Stb. 2010, 387 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Dit besluit treedt tegelijk in werking met art. I, lid 2, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen (07-09-2010, Stb. 333).
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Pensioen
1.
Vanaf 1 januari 2012 gaat een fonds voor de berekeningen, bedoeld in de artikelen 5b, 13, 13b, 16a en 16b van de wet uit van:
- a.
minimale verwachtingswaarden voor de groeivoeten van het loon- en prijsindexcijfer van 2%, respectievelijk 2%;
- b.
een maximaal verwacht rendement op vastrentende waarden van 4,5% per jaar;
- c.
een verwacht rendement op beursgenoteerde aandelen en indirect onroerend goed met een rekenkundig gemiddelde van maximaal 8,5% per jaar en een meetkundig gemiddelde van maximaal 7% per jaar;
- d.
een verwacht rendement op overige zakelijke waarden met een rekenkundig gemiddelde van maximaal 9% per jaar en een meetkundig gemiddelde van maximaal 7,5% per jaar;
- e.
een verwacht rendement op direct onroerend goed en grondstoffen met een rekenkundig gemiddelde van maximaal 7,5% per jaar en een meetkundig gemiddelde van maximaal 6% per jaar.
2.
Een pensioenfonds kan na instemming van de Bank afwijken van de minimale verwachtingswaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, indien de specifieke omstandigheden van het pensioenfonds dat noodzakelijk maken.
3.
De rendementscijfers, bedoeld in het eerste lid, betreffen bruto cijfers, voor aftrek van beleggingskosten.