Afkorting van Voertuig Identificatie Nummer of Vehicle Identification Number. Dit nummer wordt ook wel chassisnummer of framenummer genoemd.
HR, 19-04-2016, nr. 14/03353
ECLI:NL:HR:2016:686
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-04-2016
- Zaaknummer
14/03353
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:686, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑04‑2016; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:273, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:273, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑02‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:686, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑04‑2016
Inhoudsindicatie
Oplichting i.g.v. verkoop via marktplaats van scooter waarvan VIN is gewijzigd. Middel over de bewezenverklaring van “het aannemen van een valse hoedanigheid” en “listige kunstgrepen”. CAG: verbeterd lezen bewezenverklaring i.v.m. bewezenverklaarde “valse hoedanigheid”. HR: 81.1 RO. Samenhang met 14/03352.
Partij(en)
19 april 2016
Strafkamer
nr. S 14/03353
NA/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 17 juni 2014, nummer 22/000830-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.P. Wesselink-van Dijk, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het vierde middel
2.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2.
Het middel is gegrond. Gelet op de aan de verdachte opgelegde taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2016.
Conclusie 23‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Oplichting i.g.v. verkoop via marktplaats van scooter waarvan VIN is gewijzigd. Middel over de bewezenverklaring van “het aannemen van een valse hoedanigheid” en “listige kunstgrepen”. CAG: verbeterd lezen bewezenverklaring i.v.m. bewezenverklaarde “valse hoedanigheid”. HR: 81.1 RO. Samenhang met 14/03352.
Nr. 14/03353 Zitting: 23 februari 2016 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 17 juni 2014 door het gerechtshof Den Haag wegens 1. “medeplegen van opzetheling”, 2. en 4. “oplichting” en 3. “opzetheling”, veroordeeld tot taakstraf van 60 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis. Het hof heeft daarnaast de vorderingen van twee benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van respectievelijk € 2.000,00 en € 1.731,70, voor diezelfde bedragen een schadevergoedingsmaatregel opgelegd en een derde benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Er bestaat samenhang met de zaak 14/03352. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Mr. C.P. Wesselink-van Dijk, advocaat te 's-Gravenhage, heeft namens de verdachte vier middelen van cassatie voorgesteld waarvan de eerste twee middelen bewijsklachten bevatten ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4. Daarom zal ik hierna eerst de bewezenverklaring en de bewijsmiddelen weergeven, voordat ik deze middelen bespreek. In het derde middel wordt geklaagd over de verwerping van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt en het vierde middel heeft betrekking op de overschrijding van de redelijke termijn.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1.
hij in de periode van 16 december 2011 t/m 28 januari 2012 te ' s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander een snorfiets (merk: Piaggio, type C38 met kenteken [AA-00-BB] en chassisnummer [001]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die snorfiets wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij in de periode van 24 januari 2012 tot en met 28 januari 2012 te 's-Gravenhage met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 2000 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich bij [slachtoffer 1] voorgedaan als zijnde een bonafide verkoper en in deze hoedanigheid de schijn gewekt een deugdelijke scooter te verkopen zonder te vermelden dat deze scooter, althans onderdelen van deze scooter, van diefstal afkomstig was/waren en zonder te vermelden dat het aangebrachte kenteken en het aangebrachte VIN- nummer niet bij deze scooter hoorden, waardoor [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij in de periode van 16 december 2011 tot en met 28 februari 2012 te ' s-Gravenhage, een snorfiets (merk: Piaggio, type: C38, met kenteken [CC-00-DD] en chassisnummer [002]) voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die snorfiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4 .
hij in de periode van 27 februari 2012 tot en met 28 februari 2012 te 's-Gravenhage met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 1700 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich bij [slachtoffer 2] voorgedaan als zijnde een bonafide verkoper en in deze hoedanigheid de schijn gewekt een deugdelijke scooter te verkopen zonder te vermelden dat deze scooter, althans onderdelen van deze scooter, van diefstal afkomstig was/waren en zonder te vermelden dat het aangebrachte kenteken en het aangebrachte VIN-nummer niet bij deze scooter hoorden, waardoor [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.”
5. Die bewezenverklaringen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 29 februari 2012 van de politie Haaglanden met nr. PL1532 2012043485-24. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven- (…):
als de op 29 februari 2012 afgelegde verklaring van de verdachte :
Waar woon je?
[a-straat 1], 's-Gravenhage.
Mijn telefoonnummer is 06-[003].
Verkoop je wel vaker iets via marktplaats?
Niet als mijn werk. Ik heb gewoon mijn scooter verkocht. Ik heb gewoon een advertentie gemaakt en verkocht.
Je hebt eerder aangegeven dat je de scooters die je koopt nakijkt op kenteken en het framenummer controleert. Doe jij dat?
Ja dat doe ik.
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 februari 2012 van de politie Haaglanden met nr. PL1532 2012043940-3. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Naar aanleiding van de aanhouding van verdachte [betrokkene 1] werden 2 scooters in beslag genomen. Hierop werd het onderzoek voortgezet.
Na onderzoek in de bedrijfsprocessensystemen bleek dat één scooter van diefstal afkomstig was. De andere scooter, welke was aangetroffen en in beslag was genomen betrof een Piaggio Vespa, met de volgende gegevens:
Merk PIAGGIO
Type C38
Chassisnummer [004]
De scooter bleek qua onderdelen niet compleet te zijn. Uit onderzoek in het bedrijfsprocessensysteem bleek dat het bovengenoemde chassisnummer was uitgegeven op kenteken: [EE-00-FF].
Uit onderzoek bleek dat dit kenteken op naam stond van:
[slachtoffer 1]
Geboren [geboortedatum]-1962
Adres [b-straat 1]
[woonplaats]
De datum tenaamstelling betrof: 28-01-2012 10:42 uur.
Desgevraagd liet [slachtoffer 1] mij de scooter zien. Ik zag een gele kentekenplaat op de achterzijde voorzien van de volgende tekens: [EE-00-FF]. Het is mij ambtshalve bekend dat er onder de zadelruimte een compartiment zit waar men de helm in op kan bergen. Onder dit compartiment zit normaliter het chassisnummer, verwerkt in het frame, alsmede een sticker met daarop het motorbloknummer. Ik zag, na het verwijderen van het compartiment, dat het chassisnummer welke zichtbaar was, niet het originele chassisnummer was. Ik zag dat het chassisnummer zwart van kleur was en dat het metaal eromheen crèmekleurig was. Ik zag dat de kleur rond het chassisnummer niet dezelfde crèmekleur was als die de scooter had. Ik zag plamuur rond het chassisnummer. Ik zag dat het chassisnummer uit de volgende tekens bestond: [004]. Ik zag dat de motorsticker wel aanwezig was, maar de plaats waar het motornummer weer was gegeven op de sticker, door was gekrast. Ik zag dat dit nummer niet meer leesbaar was. Het is mij ambtshalve bekend dat er ook een motorbloknummer op het motorblok aanwezig hoort te zijn. Bij het controleren van het motorbloknummer, zag ik vijlsporen. Ik zag dat het motorbloknummer niet meer goed zichtbaar was. Naar aanleiding van de bovengenoemde feiten en omstandigheden, bleek dat de scooter omgekat was.
3. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 28 februari 2012 van de politie Haaglanden met nr. PL1532 2012043940—1, met bijlagen. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 183-194):
als de op 27 februari 2012 afgelegde verklaring van [slachtoffer 1]:
Ik doe aangifte ter zake oplichting. Mijn dochter genaamd [betrokkene 2] is al enkele maanden via Marktplaats (het hof begrijpt: de website www.marktplaats.nl) op zoek naar een scooter. Uiteindelijk vond ze een leuke Vespa. De gegevens van de marktplaatspagina waren: verkoper: [verdachte], telefoonnummer: 06-[003], kenteken: [EE-00-FF]. Op 23 februari 2012 heb ik telefonisch contact gehad met [verdachte].
We hadden via Marktplaats al een bod van 2000 euro afgesproken. [verdachte] ging daarmee akkoord en we hebben bij hem thuis afgesproken op dinsdag 24 januari 2012. Ik ben op dinsdag 24 januari 2012 samen met mijn dochter naar het huis gegaan. [verdachte] had in het telefoongesprek al aangegeven dat hij op het volgende adres woonde: [a-straat 1], [woonplaats].
Ik ben met mijn dochter naar het adres gegaan en daar werd opengedaan door een jongen die aangaf [verdachte] te zijn. Ik heb met [verdachte] afgesproken dat ik de scooter zou kopen en dat ik deze op zaterdag 28 januari zou komen halen. Zaterdag 28 januari 2012 omstreeks 10:00 uur ben ik met [betrokkene 2] naar het adres [a-straat 1] gegaan. [verdachte] deed open en we zijn vervolgens met ze drieën naar de Primera gegaan. Daar hebben we diezelfde dag om 10:42 uur de scooter overgeschreven op mijn naam. Ik heb hem in de Primera het geld overhandigd. Hierna hebben wij de scooter meegenomen naar huis. [verdachte] gaf aan dat hij de scooter al 2 jaar in zijn bezit had.
Ik werd door u gebeld met de vraag of wij een scooter hadden met kenteken [EE-00-FF] en chassisnummer [004]. Ik heb u toen aangegeven dat dat zo was. U heeft mij op 27 februari 2012 laten zien dat het framenummer niet origineel is, dat de motornummersticker was doorgekrast en dat het motorbloknummer was beschadigd.
4. Een proces-verbaal d.d. 28 februari 2012 van de politie Haaglanden met nr. 3437/2012. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 200-203):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op dinsdag, 28 februari 2012 hebben wij het hierna genoemde voertuig onderzocht:
Soort: bromfiets
merk: PIAGGIO
type: C38
kleur: crème
op dat moment voorzien van het kenteken: [EE-00-FF].
Bevraging van het Kentekenregister van de Rijksdienst voor het Wegverkeer leverde op dat dit kenteken sedert 28 januari 2012 op naam is gesteld van:
Naam: [slachtoffer 1].
Dit kenteken is afgegeven voor het volgende voertuig: Soort: bromfiets
merk: PIAGGIO
type: C38
voertuigidentificatienummer : *[004]*. (hierna ook: VIN-nummer)
Onderzoek voertuig
Het VIN-nummer dat tussen twee sluittekens werd aangetroffen:
*[004]'* .
Dit nummer is NIET door de fabrikant aangebracht.
Na verwijdering van de laklaag ter plaatse troffen wij sporen van een op plamuur gelijkende substantie aan. Na verwijdering van die substantie zagen wij dat het aangetroffen nummer aangebracht was op een valselijk aangebracht zwart metalen plaatje ter grootte van ongeveer 7 x 10 cm. Na verwijdering van het valselijk aangebrachte plaatje troffen wij op die plaats het van fabriekswege aangebrachte V.I.N. aan. Dit nummer luidt als volgt:
*[001]* .
In dit nummer hebben wij geen veranderingen geconstateerd. Het behoort bij het onderzochte voertuig.
Dit voertuig voerde derhalve een valse identiteit.
Onderzoek motorblok
Bij onderzoek aan de in het onderzochte voertuig aangebrachte motor bleek dat deze voorzien was van het motornummer [005]. Dit nummer is door de fabrikant aangebracht. Uit navraag bij.de importeur van dit merk bromfiets bleek, dat de motor met het motornummer [005] door de fabrikant oorspronkelijk werd geplaatst in een bromfiets, merk PIAGGIO, voorzien van het volgende V.I.N. *[001]*.
Bevraging van het kentekenregister van de Rijksdienst voor het Wegverkeer leverde op dat voor de bromfiets met het V.I.N.: *[001]* op 17 september 2010 het kenteken D-082-RV is afgegeven. Dit voertuig staat sinds 26 juli 2011 als ontvreemd gesignaleerd voor de politie Hollands Midden, proces-verbaal nummer PL1610 2011111876.
CONCLUSIE:
• Het onderzochte voertuig was voorzien van een vals voertuigidentificatienummer.
• Het onderzochte voertuig was voorzien van een vals kenteken.
• Het onderzochte voertuig is van diefstal afkomstig.
5. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 26 juli 2011 van de politie Haaglanden met nr. PL1613 2011111876-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…):
als de op 26 juli 2011 afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
Ik doe aangifte ter zake diefstal van een snorfiets tussen 25 juli 2011 en 26 juli 2011 in Katwijk. Ik ben eigenaar van de snorfiets, Piaggio c38, kleur crème, met kenteken [AA-00-BB], [001]. De snorfiets was terdege afgesloten en is door onbekenden weggenomen.
6. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 februari 2012 van de politie Haaglanden met nr. PL1532 2012043485- 16. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…):
als de op 28 februari 2012 afgelegde verklaring van [betrokkene 1], adres: [a-straat 2] te 's-Gravenhage:
[verdachte] is mijn vriend en woont bij mij in de straat op nummer [1]. Wij, [verdachte] en ik, hebben de papieren verkocht van de scooter.
7. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 28 februari 2012 van de politie Haaglanden met nr. PL1532 2012044441-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…):
als de op 28 februari 2012 afgelegde verklaring van [slachtoffer 2]:
Ik doe aangifte van oplichting, dan wel heling.
Op 27 februari 2012 zag ik een advertentie op de website www.marktplaats.nl betreffende een Vespa S scooter. Ik zag dat de advertentie kwam van ene '[verdachte]' uit 's-Gravenhage. De vraagprijs voor de scooter was 1800 euro. Hierbij overhandig ik u de advertentie van marktplaats.nl. Ik was geïnteresseerd in het kopen van de scooter en ik stuurde een berichtje naar het telefoonnummer van '[verdachte]', dat ik de Vespa wilde kopen en dat ik de scooter de volgende dag wilde ophalen. Ik stuurde dat bericht naar telefoonnummer 06-[003]. Op 28 februari 2012 stond ik voor zijn deur op het adres [a-straat 1] te 's-Gravenhage. Ik zag de scooter staan in een soort gang van het huis.
Ik heb [verdachte] 1700 euro gegeven. Ik heb een rondje gereden en ik had besloten om de scooter te kopen. Wij gingen samen naar het postkantoor. Ik vroeg aan '[verdachte]' uit welk bouwjaar de scooter was en of ik deze direct moest verzekeren. '[verdachte]' zei dat de scooter uit 2005 was en dat ik de scooter nog niet direct hoefde te verzekeren, maar dat dat later zou komen. Wij zijn naar binnen gegaan bij' het postkantoor en ik heb toen de scooter over laten zetten op mijn naam.
Ik belde mijn broertje op om hem te vragen of hij de scooter via internet wilde verzekeren. Mijn broertje vroeg toen naar het bouwjaar van de scooter. Ik keek toen op het kentekenbewijs en zag ik dat de scooter uit 2005 kwam. Mijn broertje zei toen dat het type 'Vespa' scooter niet eens gemaakt is in 2005. Mijn broertje vroeg toen welk type scooter er op het kentekenbewijs stond. Ik zag toen dat er 'CIAO P 25' op het kentekenbewijs stond. Ik wist dat het type wat stond op het kentekenbewijs niet hetzelfde is als de scooter die ik van '[verdachte]' heb gekocht.
Ik ben toen gelijk terug gegaan naar [a-straat 1] te 's-Gravenhage, omdat ik wist dat het niet klopte en ik mijn geld terug wilde. Daarna kwam de politie langs en werd de scooter in beslag genomen.
8. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 februari 2012 van de politie Haaglanden met nr. PL1532 2012044441-2. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op dinsdag 28 februari 2012, gingen wij het perceel aan het [a-straat 1] te Den Haag teneinde de bewoner [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte [verdachte]), geboren op 16 december 1993, buiten heterdaad aan te houden ter zake medeplichtigheid aan heling van een scooter.
Ter plaatse zagen wij een jongeman voor de woning staan met een scooter in zijn hand. De man gaf ons desgevraagd op te zijn [slachtoffer 2] (het hof begrijpt: [slachtoffer 2]) geboren op [geboortedatum] 1989 te Somalië. [slachtoffer 2] verklaarde ons dat hij op zoek was naar [verdachte].
[slachtoffer 2] verklaarde ons dat hij deze ochtend de scooter welke hij in zijn hand had gekocht had van [verdachte] voor 1750 euro. Ze waren samen naar een postkantoor in Den Haag gereden om de scooter over te schrijven. [slachtoffer 2] zag bij nadere controle van het kentekenbewijs Deel 1A dat er tekst bij de type aanduiding was weggekrast. [slachtoffer 2] is naar het huisadres van [verdachte] teruggereden.
Hierop heb ik verbalisant 1, aan [slachtoffer 2] gevraagd of hij de buddyzit wilde openen, hierin staat het identificatienummer. Ik zag dat het identificatienummer onbeschadigd was en klopte met het nummer in het kentekenbewijs. Echter zag ik ook dat de sticker onder de buddyzit welke een identificatienummer heeft dat correspondeert met het nummer van het motorblok, weggekrast was. Ik heb aan [slachtoffer 2] gevraagd het kentekenbewijs Deel 1A in te mogen zien. Ik zag dat bij de type aanduiding tekst weggekrast was. Hierop heb ik de scooter van het merk Vespa type Ciao P 25 zwart van kleur en voorzien van het kenteken [GG-00-HH] en de bijbehorende kentekenpapieren inbeslaggenomen onder de aangever [slachtoffer 2].
9. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2012 van de politie Haaglanden met nr. PL1532 2012043485-34, met bijlage de historische aansprakelijkheid van het RDW betreffende de verdachte. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 29 februari 2012 te 11:00 uur heb ik, verbalisant, naar aanleiding van de aanhouding van verdachte [verdachte] ter zake heling, een onderzoek ingesteld naar de voertuigen die op naam van verdachte stonden volgens de Rijksdienst voor het Wegverkeer.
Hieruit bleek dat de volgende voertuigen op naam hebben gestaan van bovengenoemde verdachte:
- Kenteken [GG-00-HH], een Vespa Ciao P25. Dit voertuig is op 28 februari 2012 inbeslaggenomen voor onderzoek. Uit onderzoek van Bureau Voertuigonderzoek van de politie Haaglanden bleek dat het voertuig gestolen is. Dit voertuig betrof in werkelijkheid een Piaggio C38 en geen Vespa Ciao P25. Opvallend is dat de verdachte dit voertuig twee keer in zijn bezit heeft gehad binnen één maand.
- Kenteken [EE-00-FF], een Piaggio C38. Dit voertuig is op 28 februari 2012 inbeslaggenomen voor onderzoek. Uit onderzoek van Bureau Voertuigonderzoek van de politie Haaglanden bleek dat het voertuig gestolen is. Opvallend is dat de verdachte dit voertuig maar één dag op zijn naam had staan.
10. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 augustus 2011 van de politie Haaglanden met nr. PL1511 2011173253-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…):
als de op 17 augustus 2011 afgelegde verklaring van [betrokkene 4]:
Ik doe aangifte van diefstal van mijn snorfiets. Op 17 augustus 2011 zag ik dat mijn snorfiets door onbekenden was weggenomen.
Samen met mijn snorfiets zijn de volgende goederen gestolen:
- Deel i - kentekenbewijs (1 stuks)
- Deel ii - kentekenbewijs (1 stuks)
Voertuig: Snorfiets
Merk/type: Piaggio C38
Kenteken: [CC-00-DD]
Chassisnummer: [002]
11. Een proces-verbaal d.d. 29 februari 2012 van de politie Haaglanden, Bureau Verkeer, ondersteuningspunt autocriminaliteit met nr. 3438/2012. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Wij, verbalisanten, hebben het hierna genoemde voertuig onderzocht :
Soort: bromfiets
merk: PIAGGIO
type: C38
kleur: zwart
op dat moment voorzien van het kenteken: [GG-00-HH].
Bevraging van- het Kentekenregister van de Rijksdienst voor het Wegverkeer leverde op dat dit kenteken op naam is gesteld van:
Naam: [slachtoffer 2]
Adres: [c-straat 1]
Woonplaats: [woonplaats].
Dit kenteken is afgegeven voor het volgende voertuig:
Soort: bromfiets
merk: Vespa
type: Ciao P 25
voertuigidentificatienummer: *[006]*
Uit het ingestelde onderzoek bleek:
Het voertuigidentificatienummer (nader te noemen V.I.N.) werd tussen sluittekens het volgende nummer aangetroffen: *[006]*. Dit nummer is NIET door de fabrikant aangebracht. Na verwijdering van een valselijk aangebrachte plaat troffen wij op die plaats het van fabriekswege aangebrachte V.I.N. aan. Dit nummer luidt als volgt: *[002]*.
In dit nummer hebben wij geen veranderingen geconstateerd. Het hoort bij het onderzochte voertuig.
Bevraging van het kentekenregister leverde op dat voor de bromfiets met het V.I.N. *[002]* op 19 april 2011 het kenteken [CC-00-DD] is afgegeven. Dit voertuig staat sinds 17 augustus 2011 als ontvreemd gesignaleerd.
Conclusie:
Het voertuig was voorzien van een vals voertuigidentificatienummer.
Het onderzochte voertuig was voorzien van een vals kenteken.
Het onderzocht voertuig is van diefstal afkomstig.
12. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 maart 2012 van de politie Haaglanden met nr. PL1532 2012043465-36. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Naar aanleiding van het onderzoek betreffende de heling van scooters door verdachte [verdachte] heb ik historische gegevens gevorderd van de internetsite marktplaats.nl betreffende de advertenties die zijn geplaatst door de verdachte.
Ik zag dat de verdachte de volgende advertenties had geplaatst die bromfietsen dan wel scooters betreffen:
- Een Vespa LX, geplaatst op 7 januari 2012. Uit de aangifte van [slachtoffer 1] bleek dat deze advertentie gaat over de scooter met kenteken [EE-00-FF], een Piaggio C38. Uit de RDW gegevens van de verdachte bleek dat hij deze scooter op 28 januari 2012 op zijn naam had staan. De scooter is inbeslaggenomen bij [slachtoffer 1].
- Drie advertenties betreft een Vespa S, geplaatst van 15 februari 2012 tot en met 26 februari 2012. Uit de RDW gegevens van de verdachte bleek dat hij een Vespa Ciao P25 met kenteken [GG-00-HH] op zijn naam had staan van 2 februari 2012 tot en met 28 februari 2012. Ambtshalve is mij bekend dat een Vespa Ciao P25 een heel ander model scooter is dan een Vespa S. De scooter die de verdachte heeft verkocht aan [slachtoffer 2] betrof een Vespa S scooter met kenteken [GG-00-HH], maar was volgens de kentekenpapieren een Vespa Ciao P25. Deze scooter is inbeslaggenomen bij [slachtoffer 2].”
6. Het hof heeft verder nog het volgende overwogen ten aanzien van het bewijs en ter verwerping van het verweer dat de verdachte niet wist dat de scooters gestolen en omgekat waren:
“Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsvrouw vrijspraak betoogd. Kortgezegd heeft zij naar voren gebracht dat de verdachte als hobbyist op scooters reed, deze kocht en opknapte - "pimpte" - en vervolgens doorverkocht via de website marktplaats.nl. De verdachte wist niet dat de scooters die hij verkocht 'niet eerlijk' waren, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt dat de verdachte heeft verklaard dat hij de scooters die hij kocht nakeek op kenteken en framenummer en dat hij ze daarna doorverkocht.
Het hof is van oordeel dat het inderdaad aan de verdachte is om zich als een goed verkoper te vergewissen van de legale herkomst van de scooters die hij verkoopt. Daarbij komt het hof het niet aannemelijk voor dat de verdachte - die heeft verklaard zich aan deze onderzoeksplicht te hebben gehouden - niet heeft gezien dat de onderhavige scooters onder meer slijpsporen rond de chassisnummers bevatten en dat valse plaatjes met voertuigidentificatienummers over originele plaatjes waren aangebracht. Gelet hierop gaat het hof ervan uit dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen en de verkoop van de scooters wist dat dezen van misdrijf afkomstig waren.”
7. In het eerste middel wordt geklaagd dat het onder 1 bewezenverklaarde medeplegen van opzetheling niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
8. Uit de door het hof gebruikte bewijsmiddelen kan ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde het volgende worden afgeleid:
- -
De verdachte heeft een scooter met het kenteken [EE-00-FF] verkocht aan [slachtoffer 1].
- -
Het door verdachte daarbij overgedragen kentekenbewijs vermeldde als het bij de scooter behorend chassisnummer (of VIN1.): *[004]*. Op de scooter zelf was echter als VIN aangegeven: *[004]*, waaronder na verwijdering van een valselijk aangebracht plaatje het nummer *[001]* werd aangetroffen dat oorspronkelijk bij de scooter behoorde.
- -
Het motorblok van de scooter bleek oorspronkelijk ook te zijn geplaatst in een scooter met dat VIN *[001]* en uit het kentekenregister bleek dat de scooter met dat VIN sinds 26 juli 2011 als ontvreemd gesignaleerd stond.
- -
Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat in het door de verdachte aan [slachtoffer 1] overgedragen kentekenbewijs, de type aanduiding was weggekrast.
- -
Daarnaast houden de bewijsmiddelen in dat onder [betrokkene 1] een scooter in beslag is genomen waarop het VIN dat eindigt op *[004] was aangebracht en dat die [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij en ‘[verdachte]’ [TS: de verdachte] de papieren van de scooter hebben verkocht.
9. Hieruit volgt dat de verdachte aan [slachtoffer 1] een scooter heeft verkocht met een vervalst VIN en daarbij een kentekenbewijs heeft overgedragen dat behoort bij een scooter die is aangetroffen onder [betrokkene 1]. De verdachte en [betrokkene 1] hebben kennelijk samen bedacht of besloten om het kentekenbewijs van de scooter van [betrokkene 1] af te geven bij de verkoop van de scooter aan [slachtoffer 1] en dus doen voorkomen alsof dat kentekenbewijs bij die scooter hoorde, terwijl zij wisten dat dat niet zo was. Op grond daarvan heeft het hof kunnen oordelen dat verdachte en [betrokkene 1] zodanig nauw en bewust hebben samengewerkt bij het voorhanden hebben en verkopen van de gestolen scooter dan van medeplegen kan worden gesproken.
10. Het middel faalt.
11. In het tweede middel wordt geklaagd dat de onder 2 en 4 bewezenverklaarde oplichting voor zover inhoudend dat de verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen en dat sprake was van listige kunstgrepen, niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
12. De tenlasteleggingen zijn toegesneden op art. 326 Sr en de in de bewezenverklaringen voorkomende termen ‘valse hoedanigheid’ en ‘listige kunstgrepen’ zijn aan deze bepaling ontleend en gebruikt overeenkomstig de betekenis die daaraan volgens de wet en jurisprudentie moet worden toegekend.
13. Wat het bestanddeel ‘valse hoedanigheid’ betreft, volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad dat de enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als bonafide verkoper die in staat en voornemens is de bij hem gekochte en betaalde goederen te leveren, niet het aannemen van een valse hoedanigheid in de zin van art. 326 Sr oplevert en dus onvoldoende is voor een bewezenverklaring daarvan.2.Daarvoor is meer nodig, zoals bijvoorbeeld het hanteren van foutieve namen en e-mailadressen met het doel de verhaalsmogelijkheden van de kopers te bemoeilijken, of het gebruik maken van professioneel ogende websites waarop een veelheid aan producten wordt aangeboden zonder dat de verdachte de intentie of mogelijkheid heeft die producten daadwerkelijk te leveren, en waarbij de namen van de websites zodanig zijn gekozen dat deze de associatie oproepen met bestaande betrouwbare websites.3.
14. Ten aanzien van de ‘listige kunstgrepen’ geldt dat de wet niet meer eist dan dat het slachtoffer daardoor in concreto is bedrogen. Het bestanddeel veronderstelt een (vaak niet-verbale) bedrieglijke daad (bijvoorbeeld het tonen orderbriefjes om een voorschot te krijgen op een verzonnen order of het gebruiken van een gefingeerd briefhoofd) die geschikt is om een onware bewering te ondersteunen en kracht bij te zetten. Blijkens de wetsgeschiedenis moet het gaan om één of meer bedrieglijke handelingen die aan de daarmee gepaard gaande leugenachtige voorwendselen en valse voorstellingen een zodanige schijn of uiterlijk van waarheid of werkelijkheid verschaffen dat iemand met een gewone mate van omzichtigheid begaafd en die gewone mate van omzichtigheid gebruikende, de dupe kan worden.4.Bij beantwoording van de vraag of iemand door de listige kunstgrepen in concreto is opgelicht komt het aan op alle omstandigheden van het geval, de persoonlijkheid van het slachtoffer daaronder begrepen.5.Hoewel in de wettelijke omschrijving de meervoudsvorm listige kunstgrepen is opgenomen, volstaat één enkele listige kunstgreep6., zij het dat één enkele leugen niet voldoende is. Zoals mijn voormalige ambtgenoot Silvis opmerkte is nog altijd een fractie meer vereist dan louter gebruik van een leugenachtig verhaal om van listige kunstgrepen te kunnen spreken.7.
15. In casu is steeds als feitelijke gedraging bewezenverklaard dat verdachte zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als bonafide verkoper en in die hoedanigheid de schijn heeft gewekt een deugdelijke scooter te verkopen zonder te vermelden dat de scooter of onderdelen daarvan van diefstal afkomstig was/waren en dat het aangebrachte VIN niet bij de scooter hoorde.
16. De vraag is in de eerste plaats of deze gedragingen kunnen worden gekwalificeerd als het aannemen van een valse hoedanigheid. De verdachte heeft in beide gevallen de scooter daadwerkelijk overgedragen aan de koper. Hij heeft dus in ieder geval niet ‘in strijd met de waarheid’ doen voorkomen dat hij in staat en voornemens was de scooter te leveren, wat in de regel wordt aangemerkt als het zich in strijd met de waarheid voordoen als bonafide verkoper.
17. Uit de bewijsoverweging van het hof leid ik af dat het hof kennelijk heeft geoordeeld dat het zich in strijd met de waarheid voordoen als bonafide verkoper hier is gelegen in het wekken van de schijn dat de verdachte een deugdelijke scooter verkocht terwijl dat niet zo was. Het hof overweegt immers dat de verdachte zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als bonafide verkoper “en in deze hoedanigheid” de schijn heeft gewekt een deugdelijke scooter te verkopen zonder te vermelden dat de scooter uit diefstal afkomstig was en dat het aangebrachte kenteken en VIN-nummer niet bij deze scooter hoorden. Nog afgezien van de vraag of het wekken van die schijn ook valt onder het zich in strijd met waarheid voordoen als bonafide verkoper, betekent de overweging van het hof, zo gelezen, dat het hof alleen heeft vastgesteld dat verdachte zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als een bonafide verkoper. Dat is zoals hiervoor onder 13 is opgemerkt onvoldoende om zijn gedragingen aan te merken als het aannemen van een valse hoedanigheid. Uit het dossier blijkt verder niet dat de verdachte meer heeft gedaan dan genoemde schijn wekken een bonafide verkoper te zijn. De steller van het middel wijst er bijvoorbeeld terecht op dat niet blijkt dat de verdachte met betrekking tot zijn naam en adres onjuiste gegevens heeft gebruikt. De zich in het dossier bevindende kopieën van de advertenties op Marktplaats.nl van beide scooters vermelden verdachtes eigen voornaam, telefoonnummer en woonplaats, terwijl uit de verklaringen van aangevers [slachtoffer 1] en Hawadleh volgt dat de verdachte zijn eigen naam gebruikte en de kopers naar verdachtes eigen woonadres heeft laten komen om de scooter te bekijken. Zo bezien is de bewezenverklaring voor zover inhoudend dat de verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen dus niet begrijpelijk.
18. Maar ook als de overweging van het hof zo moet worden gelezen dat de verdachte náást het zich in strijd met de waarheid voordoen als bonafide verkoper, in strijd met de waarheid de schijn heeft gewekt een deugdelijke scooter te verkopen (en dus dat het hof heeft aangenomen dat de verdachte meer heeft gedaan dan het zich in strijd met de waarheid voordoen als bonafide verkoper), acht ik dat oordeel niet zonder meer begrijpelijk. Dan is het immers de vraag waaruit dat zich voordoen als bonafide verkoper heeft bestaan. Het hof heeft dat niet nader gemotiveerd terwijl de verdachte, zoals gezegd, in ieder geval niet ten onrechte of “in strijd met de waarheid” heeft doen voorkomen dat hij voornemens en in staat was de scooter te leveren. Al met al acht ik de bewezenverklaring voor zover deze inhoudt dat verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen daarom niet zonder meer begrijpelijk.
19. Tot cassatie hoeft dat echter niet te leiden nu het hof uit de vastgestelde feiten en omstandigheden wel heeft kunnen afleiden dat de kopers door de bedrieglijke handelingen van de verdachte in concreto zijn bedrogen wat de deugdelijkheid van de scooter aangaat en dus dat hij door listige kunstgrepen de kopers heeft opgelicht. De verdachte heeft immers niet alleen doen voorkomen dat er niets mis was met de herkomst van de scooter en het daarop aangebrachte VIN, maar dat ook ondersteund door bij de verkoop valse of vervalste kentekenbewijzen van de scooters te overleggen. Het hof heeft dit kunnen aanmerken als bedrieglijke handelingen die aan de valse voorstelling dat sprake was van een deugdelijke scooter met daarop een juiste/ongewijzigde VIN, een zodanige schijn van waarheid of werkelijkheid verschaften dat de koper ten tijde van de verkoop weinig tot geen reden had om te vermoeden dat er iets mis was met de scooter, en dat de koper daarom ook niet kan worden verweten dat hij op dat moment geen nader onderzoek heeft gedaan.+
20. Het middel is dus deels terecht voorgesteld, nu de bewezenverklaring van de feit 2 en 4 voor zover inhoudend dat de verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen niet begrijpelijk is en/of onvoldoende is gemotiveerd. Dat hoeft echter niet tot cassatie te leiden, nu de bewezenverklaringen met weglating van die omstandigheid kunnen worden gelezen. De bewezenverklaringen voor zover inhoudend dat de verdachte zich heeft bediend van listige kunstgrepen zijn immers wel voldoende met redenen omkleed en niet onbegrijpelijk. Dat betekent dat het middel voor zover het daartegen is gericht faalt, en dat - nu het gebruik maken van listige kunstgrepen op zich zelf voldoende is voor een bewezenverklaring van oplichting - de aard en ernst van het bewezenverklaarde niet wordt aangetast door het weglaten van het onderdeel ‘het aannemen van een valse hoedanigheid’.
18. Het middel leidt niet tot cassatie.
21. In het derde middel wordt geklaagd dat het hof is afgeweken van ten aanzien van feit 3 en 4 gevoerde uitdrukkelijk onderbouwde standpunten, terwijl het hof niet, althans onvoldoende, in het bijzonder de redenen heeft opgegeven die daartoe hebben geleid.
22. Uit de in hoger beroep overgelegde pleitnota blijkt dat de verdediging ten overstaan van het hof heeft aangevoerd dat verdachte niet wist, noch had moeten vermoeden dat de desbetreffende scooter uit misdrijf afkomstig was (zoals bewezenverklaard onder 3), en dat daarom evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling had (zoals is bewezenverklaard onder 4). In de toelichting op het middel wordt in het bijzonder erop gewezen dat is aangevoerd:
dat niet aan verdachte kan worden tegengeworpen dat hij niet heeft gezien dat het VIN was gewijzigd nu ook verbalisant [verbalisant] in de buddyseat heeft gekeken en heeft geconstateerd dat het VIN onbeschadigd was, en
dat het feit dat de sticker van het motorbloknummer was weggekrast niet wijst op een illegale herkomst van de scooter nu dat motornummer volgens de Regeling Voertuigen mag worden gewijzigd en daar ook volgens menig scooterklusser vanuit wordt gegaan.
23. Anders dan de steller van het middel meen ik dat het hof met de hiervoor onder nummer 6 weergegeven bewijsoverweging wel degelijk heeft gereageerd op bedoeld standpunt. Voor zover daarom wordt geklaagd dat het hof daarop niet heeft gereageerd faalt het bij gebrek aan feitelijke grondslag.
24. Voor zover wordt geklaagd dat die reactie ontoereikend is en de afwijking van het bedoelde standpunt onbegrijpelijk is, wil ik het volgende opmerken.
25. Het hof heeft met de hiervoor onder 6 weergegeven overweging in samenhang met de gebezigde bewijsmiddelen mijns inziens voldoende gemotiveerd waarom het, anders dan de verdediging, van oordeel is dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de in feit 3 en 4 bedoelde scooters wist dat deze door misdrijf waren verkregen en dat hij het oogmerk had zich wederrechtelijk te bevoordelen door die scooters vervolgens te verkopen zonder te vermelden dat die scooters uit misdrijf afkomstig waren. Het hof heeft niet onbegrijpelijk overwogen dat het niet aannemelijk is dat verdachte de valse plaatjes met voertuigidentificatienummers over de originele plaatjes (aangetroffen op zowel de onder feit 1 en 2 bedoelde scooter, als op de onder feit 3 en 4 bedoelde scooter) niet heeft gezien, gelet op verdachtes verklaring dat hij de scooters die hij kocht nakeek op kenteken en framenummer. Uit het als bewijsmiddel 8 gebezigde (en blijkens het dossier door genoemde verbalisant [verbalisant] opgemaakte) proces-verbaal blijkt immers dat de sticker, onder de buddyzit welke een identificatienummer heeft dat moet corresponderen met het nummer van het motorblok, was weggekrast en dat in het aan de koper overhandigde kentekenbewijs bij de type aanduiding tekst was weggekrast. Op grond hiervan heeft het hof kennelijk aangenomen en ook kunnen aannemen, dat de verdachte dit bij het nakijken van het kenteken en framenummer ook moet hebben gezien en dat dat aanleiding moet zijn geweest om het plaatje met het VIN nader te onderzoeken, waarbij verdachte vervolgens moet hebben gezien dat het plaatje over een ander plaatje was aangebracht.
26. Aan de begrijpelijkheid van die overweging doet niet af dat verbalisant [verbalisant], zoals door de verdediging is aangevoerd en blijkt uit bewijsmiddel 8, heeft gezien dat het identificatienummer in de buddyzit van bedoelde scooter onbeschadigd was (en klopte met het nummer in het kentekenbewijs). Uit de gebezigde bewijsmiddelen en de bewijsoverweging volgt immers dat de valsheid van het plaatje niet was gelegen in het feit dat het daarop aangebrachte nummer was gewijzigd (of dat er anderszins met dat plaatje was geknoeid) maar in het feit dat het was aangebracht over het originele plaatje. Het hof werpt de verdachte dan ook niet tegen dat hij niet heeft gezien dat het zichtbare VIN was gewijzigd (wat kennelijk ook niet zo was) maar dat het niet aannemelijk is dat hij niet heeft gezien dat onder dat onbeschadigde plaatje een origineel plaatje zat met het door de fabrikant aangebrachte VIN. Nu de constatering van [verbalisant] dat het zichtbare plaatje onbeschadigd was niet afdoet aan het verwijt dat het hof de verdachte maakt, heeft het hof daar zonder nadere motivering aan voorbij kunnen gaan.
27. Datzelfde geldt voor de stelling dat het motornummer op grond van art. 6.3 van de Regeling Voertuigen mag worden gewijzigd en dus dat het wegkrassen van de sticker met dat nummer op het motorblok niet wijst op een illegale herkomst van de scooter. Daargelaten of uit genoemde bepaling zonder meer volgt dat het motornummer mag worden gewijzigd (de bepaling houdt voor zover van belang enkel in dat de “motorcode of het motortype van voertuigen mag worden gewijzigd”) en dat niet is gesteld of gebleken dat is voldaan aan de in die bepaling gestelde eisen aan een dergelijke wijziging, is hier geen sprake van een wijziging van het nummer maar van het wegkrassen daarvan. Gelet daarop en nu het hof mijns inziens zonder meer heeft kunnen oordelen dat door dat wegkrassen de vaststelling van de herkomst van het motorblok en daarmee van de scooter was bemoeilijkt, zo niet onmogelijk was gemaakt en dat dat wegkrassen daarom wijst op een illegale herkomst van de scooter, heeft het hof zonder nadere motivering voorbij kunnen gaan aan genoemde stelling.
28. Het middel faalt.
29. In het vierde middel wordt geklaagd over de schending van de redelijke termijn in de cassatiefase.
30. Het cassatieberoep is op 1 juli 2014 ingesteld en de stukken van het geding zijn pas op 11 juni 2015 door de Hoge Raad ontvangen. Dit brengt mee dat de door de Hoge Raad op acht maanden gestelde inzendtermijn met ruim vier maanden is overschreden. Het middel is dan ook terecht voorgesteld.
31. Bovendien zijn nu al meer dan zestien maanden verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep en kan de overschrijding van de inzendtermijn dus niet meer door een voortvarende behandeling in cassatie worden gecompenseerd. Gelet echter op de hoogte van de opgelegde straf, kan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden, worden volstaan.8.
32. Het eerste en derde middel kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO bedoelde motivering.
33. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
34. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑02‑2016
Bijv. HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3144, HR 9 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3546 en HR 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1336.
HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3144 en HR 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1336.
H.J. Smidt, Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht. Deel II, 1881, p. 528.
HR 4 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU5719, NJ 2006/398 m.nt. Keijzer.
HR 25 oktober 1909, W 8916.
P.J. van den Hout, Oplichting: knooppunt van valsheid en bedrog (diss. Tilburg), Arnhem: Gouda Quint 1993, p. 52 en 81. Vgl. HR 22 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO3966 en met name de bijhorende conclusie van mijn voormalige ambtgenoot Silvis, ECLI:NL:PHR:2011:BO3966, waarin hij verwijst naar het hiervoor in noot 4 genoemde HR 4 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU5719. Zie voor een overzicht van voorbeelden uit de rechtspraak waarin al dan niet sprake was van listige kunstgrepen de conclusie van mijn ambtgenoot Hofstee van 15 september 2015, ECLI:NL:PHR:2015:2242.
Zie HR 17 augustus 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, rov. 3.6.2. onder C.