Einde inhoudsopgave
Regeling inburgering 2021
Artikel 2.6 Ontheffing bijzondere individuele omstandigheden
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
13-08-2021, Stcrt. 2021, 38863 (uitgifte: 01-09-2021, regelingnummer: 2021-0000130089)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-2021, Stb. 2021, 586 (uitgifte: 03-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Wet inburgering 2021 (02-12-2020, Stb. 2021, 38).
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Inburgering (V)
Inburgering / Inburgeringsvoorzieningen
1.
Bij de aanvraag tot ontheffing, bedoeld in artikel 2.8 van het besluit, verschaft de inburgeringsplichtige informatie over:
- a.
de bijzondere individuele omstandigheden die het hem onmogelijk of uiterst moeilijk maken aan de inburgeringsplicht te voldoen, en een onderbouwing waarom deze omstandigheden hem niet verweten kunnen worden;
- b.
de geleverde inspanningen om te voldoen aan de inburgeringsplicht; en
- c.
de zeer schrijnende situatie waarin hij terecht komt indien ontheffing van de inburgeringsplicht niet wordt verleend.
2.
Indien de bijzondere individuele omstandigheden bestaan uit medische omstandigheden, verstrekt de inburgeringsplichtige, of, indien van toepassing, diens gezinslid of bloedverwant in de eerste graad, bij de aanvraag een medische machtiging.
3.
De arts, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van het besluit, stelt een advies op over de medische omstandigheden, bedoeld in het tweede lid, conform het protocol dat is opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.