Rb. Rotterdam, 06-07-2018, nr. ROT 17/5954
ECLI:NL:RBROT:2018:5318
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
06-07-2018
- Zaaknummer
ROT 17/5954
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2018:5318, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 06‑07‑2018; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2019:3831, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 06‑07‑2018
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd, omdat het gebruik van het perceel voor het bedrijf van eiseres in strijd is met het bestemmingsplan. Uitsluitend bedrijven in de categorieën 1 en 2 zijn toegestaan, terwijl het bedrijf van eiseres onder categorie 3.1 valt. Het gebruik is ook niet toegestaan op grond van het overgangsrecht, omdat geen sprake is van voortgezet gebruik. Geen zicht op legalisatie op grond van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. Toepassing van toetsingskader B5.2 van de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering". Niet aannemelijk geworden dat de bedrijfsactiviteiten voor wat betreft de geluidsbelasting kunnen worden gelijkgesteld met bedrijfsactiviteiten van bedrijven in de categorieën 1 en 2. Beroep ongegrond.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 17/5954
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juli 2018 in de zaak tussen
[eiseres] , te Dordrecht, eiseres,
gemachtigde: mr. E.G.J.M. Meijer,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, verweerder,
gemachtigde: mr. D.C. Alblas.
Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd, inhoudende het binnen zes weken staken en gestaakt houden van het gebruik van het perceel [locatie 1] te Dordrecht voor de verhuur van aanhangwagens, op straffe van een dwangsom van € 25.000,- ineens.
Bij besluit van 29 augustus 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens zijn verschenen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door M.K. Moerman.
Overwegingen
1. Verweerder heeft aan het bestreden besluit het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres verhuurt aanhangwagens en deze activiteit is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Dubbeldam”. Het betreffende perceel [locatie 1] te Dordrecht heeft in dit bestemmingsplan de bestemming “Wonen” met de nadere aanduiding “bedrijf”. Er zijn op het perceel uitsluitend bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Het verhuren van aanhangwagens valt onder categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Het bedrijf van eiseres is reeds gevestigd aan de [locatie 2] en was daar al aanwezig toen het vorige bestemmingsplan “Stevensweg-West” in werking trad. Het bedrijf mag op basis van het overgangsrecht van het bestemmingsplan op die locatie worden voortgezet. Verplaatsing van dit bedrijf dan wel uitbreiding van het bedrijf naar een ander perceel is niet toegestaan. Volgens verweerder is er geen zicht op legalisatie van de strijdige situatie. Een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan kan slechts worden verleend indien de bedrijfsactiviteit naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met bedrijfsactiviteiten in een milieucategorie 1 of 2. Dat is niet het geval. Eiseres is er niet in geslaagd om door middel van akoestisch onderzoek aan te tonen dat de bedrijfsactiviteiten met betrekking tot het aspect geluid gelijk te stellen zijn met een bedrijf in de categorie 2. De door eiseres overgelegde akoestische rapporten voldoen niet aan de daaraan gestelde eisen. Verweerder verwijst naar de in een memo van 18 april 2017 neergelegde beoordeling van het akoestisch rapport, dat onderdeel uitmaakt van het besluit.
2. Eiseres voert aan dat haar activiteiten passen in het bestemmingsplan, dan wel vallen onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan. De activiteiten van eiseres zijn gelijk te stellen met een milieucategorie 2 bedrijf. Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat, indien sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan, verweerder niet op de juiste wijze heeft onderzocht of legalisatie mogelijk zou zijn. De motivering van het bestreden besluit steunt op de beoordeling van de onderzoeken van M-tech door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ). Deze beoordelingen zijn onjuist en worden slechts gesteund door een meting in het meetrapport van 22 april 2017 die niet volgens de daarvoor geldende richtlijnen is uitgevoerd. Bovendien wordt niets met de door eiseres constructief aangedragen mogelijkheden gedaan. Eiseres heeft kosten gemaakt die zij vergoed wil zien.
3. Op grond van artikel 18.4, aanhef en onder a, van de regels van het bestemmingsplan “Dubbeldam”, zijn op de voor ‘wonen’ bestemde gronden met de aanduiding ‘bedrijf’ uitsluitend bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de tot deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan.
Met toepassing van artikel 18.5, aanhef en onder a, van de planregels, kan met een omgevingsvergunning van het voorgaande worden afgeweken ten behoeve van activiteiten die in een hogere categorie zijn vermeld, indien de betreffende bedrijfsactiviteit naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met bedrijfsactiviteiten van bedrijven in de categorieën 1 en 2.
4. Gelet op het verhandelde ter zitting wordt door eiseres niet (langer) betwist dat het bedrijf van eiseres valt onder categorie 3.1 van de bij de planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten: verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto’s). Derhalve is het bedrijf van eiseres ter plaatse in strijd met het bepaalde in artikel 18.4, aanhef en onder a, van de regels van het bestemmingsplan. Eiseres kan niet worden gevolgd in haar stelling dat het gebruik van het betreffende perceel [locatie 1] voor het bedrijf van eiseres is toegestaan op grond van het overgangsrecht van het bestemmingsplan. Op grond van artikel 31.1 van de regels van het bestemmingsplan mag het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, worden voortgezet. Op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan was het bedrijf van eiseres weliswaar gevestigd aan de [locatie 2] , maar niet op het betreffende perceel [locatie 1] . Op dat perceel was toen nog het bedrijf [bedrijf] gevestigd. Eiseres betwist niet dat dit bedrijf is beëindigd en niet door haar is voortgezet. Er is derhalve geen sprake van voortgezet gebruik zoals bedoeld in artikel 31.1 van het overgangsrecht. Een beroep op artikel 31.2 kan derhalve evenmin slagen, nu dit artikel gaat over een verandering van het in artikel 31.1 bedoelde voortgezette gebruik. Nu eiseres het bedrijf van [bedrijf] niet heeft voortgezet, is het overgangsrecht reeds niet van toepassing en is het derhalve niet relevant of de bedrijfsactiviteiten van eiseres in een lagere categorie vallen dan de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf] .
5. Gelet op het voorgaande is de vestiging van het bedrijf van eiseres op het perceel [locatie 1] in strijd met het bestemmingsplan. Voor de vraag of verweerder tot handhaving heeft mogen overgaan is van belang of er zicht is op legalisatie op grond van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid van artikel 18.5, aanhef en onder a, van de planregels. Gelet hierop staat ter beoordeling of de bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met bedrijfsactiviteiten van bedrijven in de categorieën 1 en 2. Niet is in geschil dat verweerder bij de beoordeling hiervan het toetsingskader heeft kunnen hanteren van B5.2 van de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” en dat het daarbij in dit geval gaat om het aspect geluid. De rechtbank merkt op dat deze beoordeling plaatsvindt in het kader van een goede ruimtelijke ordening en dient te worden onderscheiden van de vraag of een bedrijf voldoet aan de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit. Thans staat ter beoordeling of het bedrijf van eiseres voldoet aan de normen van de VNG-brochure zodat legalisatie mogelijk is met toepassing van de binnenplanse afwijking. Hetgeen partijen hebben aangevoerd over toetsing aan de normen van het Activiteitenbesluit laat de rechtbank dan ook buiten beschouwing, omdat dit niet het toetsingskader betreft voor de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid van artikel 18.5, aanhef en onder a, van de planregels.
6. Volgens het toetsingskader B5.2 van de VNG-brochure dient als eerste stap te worden getoetst of de richtafstand (volgens de lijsten in bijlage 1 van de VNG-brochure) voor het aspect geluid past binnen de richtafstand van de toelaatbare milieucategorie. In dat geval is een binnenplanse ontheffing mogelijk. Indien stap 1 niet toereikend is, is volgens stap 2 een binnenplanse ontheffing ook mogelijk, indien uit een geluidsonderzoek blijkt dat sprake is van een geluidbelasting (etmaalwaarde) op de richtafstand (conform bijlage 1) van de maximaal toelaatbare milieucategorie, van maximaal:
- 45 dB(A) langtijdgemiddeld beoordelingsniveau;
- 65 dB(A) maximaal (piekgeluiden);
- 50 dB(A) ten gevolge van verkeersaantrekkende werking.
7. Aan stap 1 van toetsingskader B5.2 van de VNG-brochure wordt niet voldaan, aangezien de richtafstand voor het aspect geluid 30 meter bedraagt bij een bedrijf in de milieucategorie 2, terwijl de omliggende woningen direct naast het bedrijf van eiseres zijn gelegen. Dit is door eiseres niet betwist. Ter beoordeling staat derhalve of uit een geluidsonderzoek blijkt dat sprake is van een geluidbelasting zoals onder stap 2 is aangegeven. Eiseres heeft hiertoe een rapport van een akoestisch onderzoek ingebracht van M-tech van 24 januari 2017. In een memo van 21 februari 2017 heeft de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid het akoestisch rapport van M-tech beoordeeld en niet in orde bevonden. Eiseres heeft hierop een nieuw rapport van M-tech ingebracht van 31 maart 2017. In een memo van 18 april 2017 heeft de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid dit tweede akoestisch rapport beoordeeld en opnieuw niet in orde bevonden. In een notitie van 24 mei 2017 heeft M-tech gereageerd op de memo van 18 april 2017 en aangekondigd dat er nog nader onderzoek zal worden gedaan. Deze aangekondigde nadere informatie is echter niet ingebracht.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt kunnen stellen dat het eerste en tweede akoestisch onderzoek onvoldoende juiste gegevens bevatten om te kunnen vaststellen dat aan de normen uit de VNG-brochure wordt voldaan. Zo wordt in de rapporten die eiseres heeft ingebracht uitgegaan van een onjuist toetsingskader. Gesteld wordt dat de normen van de VNG-brochure met 5 dB(A) mogen worden verhoogd, omdat sprake is van een gemengd gebied. Een dergelijke verhoging maakt echter deel uit van het toetsingskader bij een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan, zoals weergegeven in B5.3 van de VNG-brochure. Een dergelijk toetsingskader is hier niet aan de orde, omdat het gaat om de vraag of legalisatie mogelijk is op grond van een binnenplanse afwijking van het bestemmingsplan, zoals weergegeven in B5.2 van de VNG-brochure. Voorts is door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid in de memo van 18 april 2017 aangegeven dat in het akoestisch onderzoek door M-tech voor het bepalen van het maximale geluidsniveau geen gebruik had mogen worden gemaakt van gemiddelde waarden van bronvermogens. Met een correcte hantering van bronvermogens zal het aantal dB(A) toenemen. Voorts ontbreekt een toetsing van de indirecte hinder ten gevolge van verkeersaantrekkende werking. In een notitie van 24 mei 2017 heeft M-tech aangekondigd dat er aanvullende geluidsmetingen zullen worden gedaan om de maximale geluidsniveaus vast te leggen en om de geluidsbelasting te bepalen vanwege de verkeersaantrekkende werking. Degelijke informatie is echter nimmer ingebracht. Nu deze informatie ontbreekt is aan de hand van de overgelegde akoestische onderzoeken derhalve niet aannemelijk geworden dat de bedrijfsactiviteiten voor wat betreft de geluidsbelasting kunnen worden gelijkgesteld met bedrijfsactiviteiten van bedrijven in de categorieën 1 en 2.
9. Gelet op het voorgaande was verweerder bevoegd om over te gaan tot handhaving en de last onder dwangsom op te leggen. Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Daarvan is gelet op het voorgaande geen sprake. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van handhavend optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Daarvan is in dit geval geen sprake, aangezien de belangen van omwonende derden in het geding zijn. Ook overigens is niet gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden dat handhaving onevenredig moet worden geacht.
10. Het beroep is derhalve ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, voorzitter, en mr. M. van Nooijen en mr. Y.E. Schuurmans, leden, in aanwezigheid van mr. J. Houtman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.